62Stoelen, veiligheidssystemenможе призвести до СМЕРТІ чи
СЕРЙОЗНОГО ТРАВМУВАННЯ
ДИТИНИ.
HU: SOHA ne használjon hátrafelé
néző biztonsági gyerekülést előlről
AKTÍV LÉGZSÁKKAL védett ülésen,
mert a GYERMEK HALÁLÁT vagy
KOMOLY SÉRÜLÉSÉT okozhatja.
HR: NIKADA nemojte koristiti sustav
zadržavanja za djecu okrenut prema
natrag na sjedalu s AKTIVNIM ZRAČ‐
NIM JASTUKOM ispred njega, to bi
moglo dovesti do SMRTI ili OZBILJN‐ JIH OZLJEDA za DIJETE.
SL: NIKOLI ne nameščajte otroškega
varnostnega sedeža, obrnjenega v
nasprotni smeri vožnje, na sedež z
AKTIVNO ČELNO ZRAČNO
BLAZINO, saj pri tem obstaja nevar‐
nost RESNIH ali SMRTNIH
POŠKODB za OTROKA.
SR: NIKADA ne koristiti bezbednosni
sistem za decu u kome su deca okre‐
nuta unazad na sedištu sa AKTIVNIM VAZDUŠNIM JASTUKOM ispred
sedišta zato što DETE može da
NASTRADA ili da se TEŠKO
POVREDI.MK: НИКОГАШ не користете детско
седиште свртено наназад на
седиште заштитено со АКТИВНО ВОЗДУШНО ПЕРНИЧЕ пред него,
затоа што детето може ДА ЗАГИНЕ
или да биде ТЕШКО ПОВРЕДЕНО.
BG: НИКОГА не използвайте
детска седалка, гледаща назад,
върху седалка, която е защитена
чрез АКТИВНА ВЪЗДУШНА
ВЪЗГЛАВНИЦА пред нея - може да се стигне до СМЪРТ или
СЕРИОЗНО НАРАНЯВАНЕ на
ДЕТЕТО.
RO: Nu utilizaţi NICIODATĂ un scaun
pentru copil îndreptat spre partea din
spate a maşinii pe un scaun protejat
de un AIRBAG ACTIV în faţa sa;
acest lucru poate duce la DECESUL
sau VĂTĂMAREA GRAVĂ a COPI‐
LULUI.
CS: NIKDY nepoužívejte dětský
zádržný systém instalovaný proti
směru jízdy na sedadle, které je chrá‐ něno před sedadlem AKTIVNÍM
AIRBAGEM. Mohlo by dojít k
VÁŽNÉMU PORANĚNÍ nebo ÚMRTÍ
DÍTĚTE.SK: NIKDY nepoužívajte detskú
sedačku otočenú vzad na sedadle
chránenom AKTÍVNYM AIRBAGOM, pretože môže dôjsť k SMRTI alebo
VÁŽNYM ZRANENIAM DIEŤAŤA.
LT: JOKIU BŪDU nemontuokite atgal
atgręžtos vaiko tvirtinimo sistemos
sėdynėje, prieš kurią įrengta AKTYVI
ORO PAGALVĖ, nes VAIKAS GALI
ŽŪTI arba RIMTAI SUSIŽALOTI.
LV: NEKĀDĀ GADĪJUMĀ neizmanto‐
jiet uz aizmuguri vērstu bērnu sēde‐
klīti sēdvietā, kas tiek aizsargāta ar
tās priekšā uzstādītu AKTĪVU
DROŠĪBAS SPILVENU, jo pretējā
gadījumā BĒRNS var gūt SMAGAS
TRAUMAS vai IET BOJĀ.
ET: ÄRGE kasutage tahapoole
suunatud lapseturvaistet istmel, mille
ees on AKTIIVSE TURVAPADJAGA
kaitstud iste, sest see võib põhjus‐
tada LAPSE SURMA või TÕSISE
VIGASTUSE.
MT: QATT tuża trażżin għat-tfal li
jħares lejn in-naħa ta’ wara fuq sit
protett b’AIRBAG ATTIV quddiemu; dan jista’ jikkawża l-MEWT jew
ĠRIEĦI SERJI lit-TFAL.
Stoelen, veiligheidssystemen63Behalve de waarschuwing conform
ECE R94.02 moet een voorwaarts
gericht kinderveiligheidssysteem omwille van de veiligheid uitsluitend
worden gebruikt volgens de instruc‐
ties en beperkingen in de tabel
Inbouwposities kinderveiligheidssys‐
temen 3 68.
U vindt het airbaglabel op de zonne‐
klep aan passagierszijde.9 Gevaar
Gebruik geen kinderveiligheids‐
systeem op de passagiersstoel
met actieve frontairbag.
Airbag deactiveren 3 64.
Frontaal airbagsysteem Het frontairbagsysteem bestaan uit
een airbag in het stuurwiel en een airbag in het instrumentenpaneel aan
de passagierskant voorin. Ze zijn te
herkennen aan het opschrift
AIRBAG .
Het frontairbagsysteem treedt in
werking bij een voldoende krachtige
aanrijding. Het contact moet inge‐
schakeld zijn.
De opgeblazen airbags vangen de
schok op waardoor het gevaar voor
letsel aan het bovenlichaam en hoofd van de inzittenden voorin de auto
aanzienlijk afneemt.9 Waarschuwing
Alleen bij een correcte zitpositie is
optimale bescherming mogelijk.
Stoelpositie 3 47.
Lichaamsdelen of voorwerpen uit het werkingsgebied van de airbag
houden.
Veiligheidsgordel correct omdoen
en goed vastzetten. Alleen dan kan de airbag bescherming
bieden.
Zijdelings airbagsysteem
Het zijairbagsysteem bestaat uit een
airbag in de rugleuning van beide
voorstoelen. Dit is te herkennen aan het opschrift AIRBAG.
Het zijairbagsysteem treedt in
werking bij een voldoende krachtige
aanrijding. Het contact moet inge‐ schakeld zijn.
64Stoelen, veiligheidssystemen
De opgeblazen airbags vangen de
schok op waardoor het gevaar voor
letsel aan het bovenlichaam en de
heupen bij een zijdelingse aanrijding
aanzienlijk afneemt.
9 Waarschuwing
Lichaamsdelen of voorwerpen uit
het werkingsgebied van de airbag
houden.
Let op
Op de voorstoelen alleen stoelhoe‐
zen gebruiken die voor de auto zijn goedgekeurd. De airbags niet afdek‐
ken.
Gordijnairbagsysteem
De hoofdairbags bestaan uit een
airbag aan weerskanten in het
dakframe. Dit is te herkennen aan het
opschrift AIRBAG op de hemelbekle‐
ding.
Het gordijnairbagsysteem treedt in
werking bij een voldoende krachtige
zijdelingse aanrijding. Het contact
moet ingeschakeld zijn.
De opgeblazen airbags vangen de
schok op waardoor het gevaar voor
letsel aan het hoofd bij een zijdelingse aanrijding aanzienlijk afneemt.
9 Waarschuwing
Lichaamsdelen of voorwerpen uit
het werkingsgebied van de airbag
houden.
De haken aan de handgrepen van het dakframe zijn alleen geschikt
om lichte kledingstukken, zonder
kleerhangers, aan op te hangen.
Geen voorwerpen in de kleding‐
stukken bewaren.
Airbag deactiveren
Bij het aanbrengen van een kinder‐ veiligheidssysteem moet het passa‐
giersairbagsysteem gedeactiveerd
zijn conform de instructies in de tabel‐
len Inbouwposities kinderveiligheids‐
systemen 3 68.
De gordelspanners en alle andere
airbagsystemen blijven actief.
Afhankelijk van de auto staat er een
waarschuwing op het airbaglabel op
de zonneklep van de passagier voor.
Raadpleeg "Airbagsysteem" voor
nadere informatie 3 60.
Stoelen, veiligheidssystemen65
Het passagiersairbagsysteem kan via
een schakelaar aan de zijkant van het
instrumentenbord worden gedeacti‐ veerd. Open de passagiersdeur om
bij de schakelaar te komen.
Druk de schakelaar in en draai deze
om de positie te kiezen:* UIT:passagiersairbagsysteem
is gedeactiveerd en gaat
niet af bij een aanrijding.
Controlelamp *UIT brandt
ononderbroken in de
dakconsole 3 94, 3 97
en er verschijnt een bijbe‐
horend bericht op het Driver Information Center 3 102.Ó AAN:passagiersairbagsysteem
is actief.9 Gevaar
Deactiveer de passagiersairbag
uitsluitend bij gebruik van een
kinderveiligheidssystemen,
volgens de instructies en beper‐
kingen in de tabel 3 68.
Anders is er kans op dodelijk letsel voor een persoon op de passa‐
giersstoel met een gedeacti‐
veerde airbag.
Als controlelamp ÓAAN na het
inschakelen van het contact brandt
en controlelamp *UIT niet brandt,
gaat het passagiersairbagsysteem bij
een aanrijding af.
Als beide controlelampen ÓAAN en
* UIT tegelijk branden, is er een
systeemstoring. De systeemstatus
wordt niet aangeduid; er mag
niemand op de passagiersstoel
worden vervoerd. Onmiddellijk
contact opnemen met een werk‐
plaats.
Als controlelamp F 3 98 samen met
v 3 97 blijft branden, is er sprake
van een systeemstoring. De stand
van de schakelaar kan per ongeluk
zijn veranderd terwijl het contact aan
is. Draai het contact uit en weer aan
en zet de schakelaar weer in de juiste
stand. Als F en v toch nog blijven
branden, roep dan de hulp van een
werkplaats in.
Status alleen wijzigen tijdens stilstand met het contact uitgeschakeld. De
status blijft vervolgens tot de
volgende wijziging van kracht.
Controlelamp airbag deactiveren
3 97.
66Stoelen, veiligheidssystemenKinderveiligheidssyste‐
men9 Gevaar
Bij gebruik van een achterwaarts
gericht kinderveiligheidssysteem
op de passagiersstoel voor moet
het airbagsysteem voor de passa‐ giersstoel voor gedeactiveerd zijn.
Dit geldt ook voor bepaalde voor‐
waarts gerichte kinderveiligheids‐
systemen zoals aangegeven in de
tabel 3 68.
Airbag deactiveren 3 64.
Airbaglabel 3 60.
Wij raden een kinderveiligheidssys‐
teem aan dat specifiek voor de auto
is bedoeld. Neem contact op met uw
werkplaats voor meer informatie.
Wanneer u een kinderveiligheidssys‐
teem gebruikt, moet u de gebruikers-
en montagehandleiding én de instruc‐ ties bij het kinderveiligheidssysteem
opvolgen.
Houd u altijd aan de plaatselijke of
landelijke voorschriften. In sommige
landen is het gebruik van kindervei‐
ligheidssystemen op bepaalde
zitplaatsen verboden.
Kinderveiligheidssystemen kunnen
worden vastgezet met:
● Driepuntsgordel
● ISOFIX-steunen
● Top-Tether
Driepuntsgordel Kinderveiligheidssystemen kunnen
met een driepuntsgordel worden
vastgezet 3 56.
Afhankelijk van de afmetingen van de
gebruikte kinderveiligheidssystemen
en de modelvariant, kunnen kinder‐
veiligheidssystemen worden beves‐
tigd op bepaalde zitplaatsen achterin
op de 2e en 3e rij 3 68.
ISOFIX-beugels Op de ISOFIX bevestigingsbeugels
staat het ISOFIX-logo of er is een
symbool op de zitting.
Bevestig de voor de auto goedge‐
keurde ISOFIX-kinderveiligheidssys‐
temen aan de ISOFIX bevestigings‐
beugels.
Bij gebruik van ISOFIX-
bevestigingsbeugels mogen alge‐
meen voor ISOFIX goedgekeurde
kinderzitjes worden gebruikt.
Gebruik een Top-Tether-band in
combinatie met de ISOFIX-bevesti‐
gingsbeugels.
Toegestane montageplaatsen voor
ISOFIX -kinderveiligheidssystemen
worden in de tabellen gemarkeerd
met <, IL en IUF.
68Stoelen, veiligheidssystemenInbouwposities kinderveiligheidssystemenToegestane mogelijkheden voor de bevestiging van een kinderveiligheidssysteemVoorstoelen - bestelauto
Gewichts- of leeftijdsgroep
Enkele passagiersstoel 1Dubbele passagiersstoel
geactiveerde airbag
gedeactiveerd
of zonder airbag
geactiveerde airbag
gedeactiveerd
of zonder airbagmiddenbuitenste zitplaatsGroep 0: tot 10 kg
Groep 0+: tot 13 kgXUXXUGroep I: 9 tot 18 kgXUXXUGroep II: 15 tot 25 kg
Groep III: 22 tot 36 kgXUXXU1:Voorwaarts gerichte kinderveiligheidssystemen: Hoofdsteun verwijderen 3 46. Stoel zover mogelijk naar achteren
schuiven. Stoel in de hoogste stand zetten. Maximale hoek van de rugleuning is 25°. Stoelverstelling 3 48.
Stoelen, veiligheidssystemen69Voorstoelen - combi, dubbele cabine
Gewichts- of leeftijdsgroep
Enkele passagiersstoel1Dubbele passagiersstoel
geactiveerde airbag
gedeactiveerd
of zonder airbag
geactiveerde airbag
gedeactiveerd
of zonder airbagmiddenbuitenste zitplaatsGroep 0: tot 10 kg
Groep 0+: tot 13 kgXUXXUGroep I: 9 tot 18 kgXU 2XXU 2Groep II: 15 tot 25 kg
Groep III: 22 tot 36 kgXXXXX1:Stoel indien verstelbaar zo ver mogelijk naar achteren schuiven en in de hoogste stand zetten. Maximale hoek van
de rugleuning is 25°. Stoelverstelling 3 48.2:Achterwaarts gerichte kinderveiligheidssystemen alleen voor deze gewichts- en leeftijdsgroep.
Achterbank - combi, dubbele cabine
Gewichts- of leeftijdsgroepZitplaatsen op 2e rij 1Bank op 3e zitrijGroep 0: tot 10 kg
Groep 0+: tot 13 kgUUGroep I: 9 tot 18 kgU 2U2Groep II: 15 tot 25 kg
Groep III: 22 tot 36 kgU 2U2
Opbergen75Bekerhouders
Er zitten bekerhouders aan beide
uiteinden van het instrumentenpa‐
neel, centraal onder in het instrumen‐
tenpaneel en, afhankelijk van de
versie, ook in de deurholtes en bij de
achterbank.
Extra bekerhouders bevinden zich op
de achterkant van de neergeklapte
achterbank midden 3 75, 3 51.
De bekerhouders kunnen ook worden gebruikt als houder voor de draag‐
bare asbak. Verwijder de draagbare
asbakmodule om de bekerhouders te kunnen gebruiken.
Asbakken 3 90.
Opbergruimte voor
Kledinghaken bevinden zich op het
cabineschutbord en op de handgre‐
pen in de hemelbekleding.
Neerklapbare rugleuning midden
Wanneer de rugleuning van de
middelste passagiersstoel voor hele‐
maal naar voren is geklapt. heeft
deze stoel een opbergruimte, beker‐
houder en papierlade.
Rugleuning neerklappen 3 50.9 Waarschuwing
Wanneer de middelste passa‐
giersstoel voor opgeklapt is, moet
het airbagsysteem voor de passa‐ gier voor worden gedeactiveerd.
Airbag deactiveren 3 64.
Sluit de bekerhouder op het instru‐
mentenpaneel voordat u de rugleu‐
ning neerklapt.
Druk op de knop (zie pijl) aan de
achterkant van de rugleuning om de
papierlade te ontgrendelen en de
opbergruimten te kunnen bereiken.
Installeer de papierlade door het (de) eindstuk(ken) in een van de gleuvenbij de bekerhouder te steken.