Rijden en bediening163Bestuurdersondersteu‐
ningssystemen9 Waarschuwing
Bestuurdersondersteuningssyste‐
men zijn ontwikkeld om de
bestuurder te ondersteunen en
niet om zijn aandacht te vervan‐
gen.
De bestuurder aanvaardt de volle‐
dige verantwoordelijkheid
wanneer hij de auto bestuurt.
Wanneer bestuurdersondersteu‐
ningssystemen worden gebruikt,
altijd op de huidige verkeerssitua‐
tie letten.
Cruise control
De cruise control kan snelheden van
30 km/u en hoger opslaan en hand‐ haven. Bij stijgen of afdalen kunnen
er afwijkingen van de opgeslagen
snelheden optreden. De opgeslagen
snelheid knippert op het Driver Infor‐
mation Center 3 103.
Om veiligheidsredenen kan de crui‐
secontrol pas worden ingeschakeld
nadat het rempedaal eenmaal inge‐
trapt is.
Cruise control niet gebruiken als het
handhaven van een vaste snelheid
niet wordt aanbevolen.
Bij geautomatiseerde versnellings‐
bak, cruise control alleen in automa‐
tische modus activeren.
Controlelampen m en U 3 102.
Activering
m indrukken, controlelamp U licht
groen op de instrumentengroep op.
Cruise control staat nu in de standby- stand en er verschijnt een bijbeho‐
rende melding in het driver informa‐
tion center.
Naar de gewenste snelheid optrek‐
ken en < of ] indrukken. De huidige
snelheid wordt nu opgeslagen en
gehandhaafd en het gaspedaal kan
worden losgelaten.
164Rijden en bediening
Controlelampje m brandt groen op de
instrumentengroep samen met U en
een bijbehorend bericht verschijnt in
het driver information center.
De rijsnelheid kan worden verhoogd
door het gaspedaal in te trappen. De
opgeslagen snelheid knippert op de
instrumentengroep. Bij het loslaten
van het gaspedaal wordt de eerder
opgeslagen snelheid weer opgeno‐
men.
De cruise control blijft ingeschakeld tijdens het schakelen.
De snelheid wordt tot het uitschake‐
len van het contact opgeslagen.
Snelheid verhogen
Na het activeren van de cruisecontrol kan de rijsnelheid gestaag of in kleine
stapjes worden verhoogd door <
ingedrukt te houden of er steeds op te
tikken.
Na het loslaten van de schakelaar
wordt de huidige snelheid opgesla‐
gen en aangehouden.
Ook kunt u tot de gewenste snelheid
optrekken en deze met < opslaan.
Snelheid verlagen Na het activeren van de cruisecontrolkan de rijsnelheid gestaag of in kleine
stapjes worden verlaagd door ] inge‐
drukt te houden of er steeds op te
tikken.
Na het loslaten van de schakelaar
wordt de huidige snelheid opgesla‐
gen en aangehouden.Deactivering
$ indrukken: cruise control wordt
gedeactiveerd en de groene contro‐
lelamp m dooft op de instrumenten‐
groep.
Automatisch deactiveren: ● rijsnelheid daalt tot onder 30 km/u
● het rempedaal wordt ingetrapt
● het koppelingspedaal wordt inge‐
trapt
● keuzehendel in N
De snelheid wordt opgeslagen en een
bijbehorend bericht verschijnt in het driver information center.
Rijden en bediening165Opnieuw activerenR bij een snelheid van meer dan
30 km/u indrukken.
Als de opgeslagen snelheid veel
hoger dan de huidige snelheid is, trekt de auto krachtig op totdat de opge‐
slagen snelheid bereikt is.
Als u op < drukt, wordt de cruise
control-functie ook weer ingescha‐
keld maar alleen op de huidige snel‐
heid, niet de opgeslagen snelheid.
Opgeslagen snelheid wissen Druk op m om: Groene controlelam‐
pen U en m doven op de instrumen‐
tengroep.
Snelheidsbegrenzer cruise
control
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat
de auto een vooraf ingestelde maxi‐
mumsnelheid boven 30 km/u over‐
schrijdt.Activering
U indrukken, controlelamp U licht
geel op de instrumentengroep op.
De functie snelheidsbegrenzer cruise control staat nu in de standby-stand
en er verschijnt een bijbehorende
melding Driver Information Center.
Naar de gewenste snelheid optrek‐
ken en < of ] indrukken. De huidige
snelheid wordt opgeslagen.
De auto kan normaal rijden, maar de
geprogrammeerde snelheid kan
behalve in noodgevallen niet worden
overschreden.
Als de maximumsnelheid niet kan
worden gehandhaafd, bijv. bij het
rijden op een steile afdaling, knippert
de maximumsnelheid op het bestuur‐
dersinformatiecentrum.
Snelheidslimiet verhogen
De snelheidslimiet kan gestaag of in
kleine stapjes worden verhoogd door
< ingedrukt te houden of er steeds op
te tikken.
Snelheidslimiet verlagen
De snelheidslimiet kan gestaag of in
kleine stapjes worden verlaagd
door ] ingedrukt te houden of er
steeds op te tikken.
Snelheidslimiet overschrijden
In noodgevallen is het mogelijk de
snelheidslimiet te overschrijden door
het gaspedaal stevig door de weer‐
stand heen in te trappen.
Gedurende deze periode knippert de
maximumsnelheid in het driver infor‐
mation center.
166Rijden en bedieningGaspedaal loslaten en de functiesnelheidsbegrenzing wordt na het
bereiken van een lagere snelheid dan
de snelheidslimiet opnieuw geacti‐
veerd.
Let op
Als in auto's, uitgerust met een snel‐ heidsbegrenzer, het gaspedaal
helemaal wordt ingetrapt, kan de ingestelde maximumsnelheid niet
worden overschreden. Snelheidsbe‐ grenzer 3 166.
Deactivering
$ indrukken: snelheidsbegrenzer
wordt gedeactiveerd en normaal
rijden is mogelijk.
De maximumsnelheid wordt opgesla‐ gen en een bijbehorend bericht
verschijnt in het driver information
center.
Opnieuw activeren
R indrukken: de snelheidsbegrenzer‐
functie wordt opnieuw geactiveerd.
Als u op < drukt, wordt de snelheids‐
begrenzerfunctie ook weer ingescha‐ keld maar alleen op de huidige snel‐
heid, niet de opgeslagen snelheid.Snelheidslimiet wissen
U indrukken.
Gele controlelamp U in de instru‐
mentengroep dooft.
Snelheidsbegrenzer
Maximumsnelheidsbegrenzer
Conform lokale of landelijke wetge‐
ving is de auto wellicht uitgerust met
een vaste maximumsnelheidsbe‐
grenzer die niet kan worden uitge‐
schakeld.
Indien aanwezig, zit er een waarschu‐
wingslabel met daarop de vaste maxi‐
mumsnelheid (90 tot 130 km/u) op het instrumentenbord.
Om fysieke redenen kan de auto
bergafwaarts de maximumsnelheid
eventueel overschrijden.
Er klinkt mogelijk gedurende
tien seconden een waarschuwings‐
zoemer bij kort overschrijden van de
ingestelde snelheid.
Auto ook uitgerust met snelheidsbe‐
grenzer cruise control: de maximum‐
snelheid kan niet worden overschre‐den door het gaspedaal stevig tot
voorbij het weerstandspunt in te trap‐
pen.
Snelheidsbegrenzer cruise control
3 163.
Parkeerhulp9 Waarschuwing
De bestuurder is geheel verant‐
woordelijk voor het inparkeren.
Controleer bij het achteruitrijden en het gebruik van de parkeerhulp achter de zone rondom de auto.
De Park Pilot vereenvoudigt het
achteruit inparkeren door de afstand
tussen de achterkant van de auto en
eventuele obstakels te meten.
259BBagageruimte .............................. 76
Bagageruimteverlichting .............114
Banden ...................................... 204
Banden- en wielmaat, verwisselen ............................. 208
Bandenreparatieset ...................209
Bandenspanning .......................204
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ................................ 100, 206
Bandenspanningswaarden ........251
Banden verwisselen ...................213
Bedieningsorganen ......................85
Bekerhouders ............................... 74
Bekleding .................................... 224
Beladingsinformatie .....................82
Beslagen lampglazen ................113
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 163
Beveiliging van de auto ................34
Binnenspiegels ............................. 38
Binnenverlichting ...............114, 197
BlueInjection ............................... 145
Bochtverlichting ..................112, 192
Bodemvrijheid ............................. 142
Bolle vorm .................................... 36
Boordgereedschap .....................203
Boordinformatie .........................104
Brandblusser ................................ 81
Brandstofmeter ............................ 92Brandstoftank............................. 250
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot. 173
Brandstofverbruikcijfer (ecoScoring) ............................ 105
Brandstof voor dieselmotoren ...172
Buitenspiegels .............................. 36
Buitentemperatuur .......................87
Buitenverlichting .........................109
Bus Zitplaatsen achterin ...................51
C Car Pass ...................................... 20
Centrale vergrendeling ................23
Claxon ................................... 14, 85
Conformiteitsverklaring ...............253
Contactslotstanden ....................136
Controlelampen ......................91, 94
Controle over de auto ................135
Controles .................................... 180
Cruise control ....................102, 163
D Dagrijlicht ................................... 112
Dagteller ...................................... 91
Dak ............................................... 42
Panoramadak ............................ 42
Dakbelasting ................................. 82
Dakconsole .................................. 75
Dakdrager .................................... 82
Dashboard .................................... 10De belangrijkste informatie voor
uw eerste rit................................. 6
DEF ............................................ 145
De functie Meer tractie 160, 161, 162
Derde remlicht ........................... 195
Diefstalalarmsysteem ..................34
Diefstalvergrendeling ....................22
Dieselbrandstof........................... 172
Dieselbrandstoffilter ...................187
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 188
Dieseluitlaatvloeistof ...................145
Dimlicht of grootlicht ...........109, 110
DPF (Diesel Particle Filter, roetfilter) .................................. 144
Driepuntsgordel ........................... 55
Driver Information Center ...........103
E
Economisch rijden ......................135
ecoScoring.................................. 105
Eerste hulp ................................... 81
Elektrisch bediende portiersloten. 26
Elektrisch bediende ruiten ...........39
Elektrische aansluitingen .............89
Elektrische accessoires ................89
Elektrische schuifdeur ..................28
Elektrische treeplank ....................28
Elektrische verstelling ..................37
Elektrisch systeem...................... 198