Page 149 of 267

Rijden en bediening147Waarschuwingsstadia: peilwaar‐
schuwingen, motor opnieuw starten niet mogelijk 1. Y licht op na inschakelen van
contact met waarschuwingsbe‐
richt NIV. ADBLUE LAAG :
Doorrijden is zonder enige beper‐ kingen mogelijk.
Tank zo spoedig mogelijk AdBlue
bij.
2. Y licht onderweg op met waar‐
schuwingsbericht ADBLUE
BIJVULLEN :
Motor levert mogelijk minder vermogen.
Tank zo spoedig mogelijk AdBlue
bij.
3. Y licht onderweg op met waar‐
schuwingsbericht XXX KM STOP
VUL ADBLUE :
De rijsnelheid wordt mogelijk
beperkt tot 20 km/u na het uit- en
weer inschakelen van de motor
totdat het bereik is afgenomen tot 0 km.
Zo spoedig mogelijk tank hele‐
maal voltanken of ten minstetien liter AdBlue (afhankelijk van
het AdBlue-verbruik) bijtanken.
4. Y licht onderweg op met waar‐
schuwingsbericht 0 KM STOP
VUL ADBLUE :
Na het uitschakelen van het
contact kan de motor niet opnieuw
worden gestart.
Om de motor weer te kunnen star‐
ten, zo spoedig mogelijk tank
helemaal voltanken of ten minste
tien liter AdBlue (afhankelijk van
het AdBlue-verbruik) bijtanken.
Bij het oplichten van controlelamp Y
kan er een geluidssignaal klinken.
Geluidssignalen 3 104.Waarschuwingen m.b.t. hoge uitstoot
Als de uitstoot van uitlaatgassen tot
boven een bepaalde waarde stijgt,
worden waarschuwingen zoals de
hierboven beschreven bereikwaar‐
schuwingen weergegeven op het
Driver Information Center. Controle‐
lamp Õ brandt ononderbroken
samen met A 3 98 en er klinkt een
geluidssignaal.Op het Driver Information Center
verschijnen verzoeken tot het contro‐ leren van het uitlaatsysteem en
uiteindelijk de melding dat de motor
niet opnieuw kan worden gestart.
Let op
Deze beperkingen zijn wettelijk vast‐
gelegd.
Bij een AdBlue-actieradius van
1100 km verschijnt er een waarschu‐
wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center met de resterende actie‐
radius van de auto voordat de motor
niet opnieuw kan worden gestart. Dit
waarschuwingsbericht verschijnt om
de 100 km.
Zo spoedig mogelijk hulp van een
werkplaats inroepen.Waarschuwingsstadia: waarschuwin‐ gen m.b.t. hoge uitstoot 1. Y en A lichten op met waarschu‐
wingsbericht CONTR. ANTI
LUCHT VERONT :
Storing in het systeem met daar‐
door mogelijk minder motorver‐
mogen.
Zo spoedig mogelijk hulp van een
werkplaats inroepen.
Page 150 of 267

148Rijden en bediening2.Y en A lichten op met waarschu‐
wingsbericht xxx KM GEBLOK
ANTILUCHTVER :
Geeft aan dat binnen minder dan
1100 km de motor na uitschake‐
len van het contact niet meer kan
worden gestart.
Dit waarschuwingsbericht
verschijnt om de 100 km.
De rijsnelheid wordt mogelijk
beperkt tot 20 km/u na het uit- en
weer inschakelen van de motor
totdat het bereik is afgenomen tot 0 km.
Zo spoedig mogelijk hulp van een
werkplaats inroepen.
3. Y en A lichten op met waarschu‐
wingsbericht 0KM BLOKKADE
ANTILUCHTVER :
Na het uitschakelen van het contact kan de motor niet opnieuw
worden gestart.
De hulp van een werkplaats inroe‐
pen.
Bij het oplichten van controlelampen Y en A kan er een geluidssignaal
klinken.Geluidssignalen 3 104.
Versie zonder peilwaarschuwingen
op het Driver Information Center
Wanneer de AdBlue-meter aangeeft
dat het peil erg laag is, brandt contro‐ lelamp Õ eerst ononderbroken.
Naarmate het AdBlue-peil verder
daalt, knippert Õ gedurende enkele
seconden en brandt dan continu.
Tank zo spoedig mogelijk AdBlue bij.
Zie "AdBlue bijtanken" hieronder.
Doorrijden is zonder enige beperkin‐
gen mogelijk.
Motor levert minder vermogen
Naarmate het AdBlue-peil verder
daalt, knippert controlelamp Õ gedu‐
rende enkele seconden en brandt
dan continu. Daarbij klinkt er een
geluidssignaal en levert de motor
minder vermogen.
Let op
Deze beperkingen zijn wettelijk vast‐ gelegd.
Als u geen AdBlue bijtankt voordat de tank leeg is, knippert Õ en wordt de
rijsnelheid na de volgende keer star‐
ten van de motor beperkt tot onge‐
veer 20 km/u.
Onmiddellijk tank helemaal voltanken
of ten minste tien liter AdBlue, afhan‐
kelijk van het AdBlue-verbruik, bijtan‐ ken.
Page 151 of 267

Rijden en bediening149Waarschuwingsstadia: peilwaar‐
schuwingen, motor levert minder
vermogen
1. Bereik A. Geen controlelamp:
Doorrijden is zonder enige beper‐
kingen mogelijk.
2. Bereikt B. Controlelamp Y licht
op:
Tank zo spoedig mogelijk AdBlue
bij.
3. Bereik C. Controlelamp Y knip‐
pert elke keer bij inschakelen van
het contact gedurende enkele
seconden en brandt dan continu:
Tank zo spoedig mogelijk AdBlue
bij.
4. Bereik D. Controlelamp Y knip‐
pert elke keer bij inschakelen van
het contact gedurende enkele
seconden, brandt dan continu en
er klinkt een geluidssignaal:
Motor levert minder vermogen.
Zo spoedig mogelijk tank hele‐
maal voltanken of ten minste
tien liter AdBlue (afhankelijk van
het AdBlue-verbruik) bijtanken.
5. Bereik E. Tank is leeg en Y knip‐
pert begeleid door geluidssigna‐
len:
De rijsnelheid wordt beperkt tot
20 km/u na het uit- en weer
inschakelen van de motor.
Zo spoedig mogelijk tank hele‐
maal voltanken of ten minste
tien liter AdBlue (afhankelijk van
het AdBlue-verbruik) bijtanken.Waarschuwingen m.b.t. hoge
uitstoot
Als de uitstoot tot boven een
bepaalde waarde stijgt, licht controle‐
lamp Õ samen met A 3 98 op. Roep
zo spoedig mogelijk hulp van een werkplaats in.
Als de storing niet binnen een
bepaalde afstand wordt verholpen,
knipperen Õ en A gedurende
enkele seconden en branden dan continu. Motor levert minder vermo‐
gen.
Als de storing kritiek is, knipperen Õ
en A continu en wordt de rijsnelheid
na de volgende keer starten van de
motor beperkt tot ongeveer 20 km/u.
Let op
Deze beperkingen zijn wettelijk vast‐
gelegd.
Zo spoedig mogelijk hulp van een
werkplaats inroepen.Waarschuwingsstadia: waarschuwin‐ gen m.b.t. hoge uitstoot 1. Y en A lichten op:
Storing in het systeem.
Page 152 of 267

150Rijden en bedieningZo spoedig mogelijk hulp van een
werkplaats inroepen.
2. Y en A knipperen bij het starten
van de motor en branden dan
continu:
Storing in het systeem met daar‐
door minder motorvermogen.
Zo spoedig mogelijk hulp van een
werkplaats inroepen.
3. Y en A knipperen:
Storing in het systeem.
De rijsnelheid wordt beperkt tot
20 km/u na het uit- en weer
inschakelen van de motor.
Zo spoedig mogelijk hulp van een
werkplaats inroepen.
Bij het oplichten van controlelampen
Y en A kan er een geluidssignaal
klinken.
Geluidssignalen 3 104.AdBlue bijvullenVoorzichtig
Gebruik alleen AdBlue die aan de
Europese normen DIN 70 070 en
ISO 22241-1 voldoet.
Gebruik geen additieven.
Verdun AdBlue niet.
Anders kan het systeem voor
selectieve katalysatorreductie
beschadigd raken.
Let op
Bij het bijtanken van AdBlue bij zeer
lage temperaturen wordt dit wellicht
niet door het systeem gedetecteerd.
Parkeer de auto in dat geval op een
locatie met een hogere buitentem‐
peratuur totdat de AdBlue weer
vloeibaar wordt.
Let op
Als de motor wegens een te laag AdBlue-peil niet start, adviseren we om de AdBlue-tank vol te taken often minste tien liter bij te tanken
(afhankelijk van het AdBlue-
verbruik).
Tank niet te weinig (bijv. minder dan tien liter) bij, omdat het systeemanders het bijtanken wellicht niet
detecteert.
Let op
Bij het losschroeven van de tankdop
van de vulpijp kunnen er ammoniak‐ dampen vrijkomen. Adem deze
dampen niet in, omdat ze scherp
geuren. Eventueel ingeademde
dampen zijn onschadelijk.
Zet de auto op een vlakke onder‐
grond.
Page 153 of 267

Rijden en bediening151De vulpijp voor AdBlue zit achter de
tankklep, aan de rechterkant van de
auto.
De tankklep kan alleen worden
geopend als de auto ontgrendeld is en het rechterportier geopend is.9 Gevaar
Auto's met Stop/Start-systeem:
De motor moet uitgeschakeld en
de contactsleutel verwijderd zijn
om het risico te vermijden dat het
systeem de motor automatisch
opnieuw start.
Inhouden 3 250.
Tankstation
9 Gevaar
Volg bij het tanken van AdBlue de
bedienings- en veiligheidsinstruc‐
ties van het tankstation.
1. Schakel de motor uit en trek de sleutel uit het contactslot.
2.Open het portier rechts en trek de
tankklep open.
3. Schroef de blauwe beschermdop linksom los van de vulpijp.
4. Steek het vulpistool geheel in de vulpijp en zet het open.
5. Breng de beschermdop na het bijtanken weer aan en schroef
deze rechtsom vast.
6. Sluit de tankklep en het rechter‐ portier.
AdBlue-jerrycan
Let op
Tank AdBlue alleen bij vanuit de
daarvoor bedoelde jerrycans om te
voorkomen dat er teveel AdBlue
wordt bijgetankt. Bovendien stro‐
men de dampen vanuit de tank dan
in de jerrycan en komen deze niet
vrij.
Let op
Controleer vóór het bijtanken van
AdBlue de houdbaarheidsdatum
ervan, omdat het maar beperkt
meegaat.
1. Schakel de motor uit en trek de sleutel uit het contactslot.
2. Open het portier rechts en trek de
tankklep open.
Page 154 of 267

152Rijden en bediening
3. Schroef de blauwe beschermdoplinksom los van de vulpijp.
4. Open de AdBlue-jerrycan.
5. Sluit een uiteinde van de slang aan op de jerrycan en schroef het
andere uiteinde op de vulpijp.
6. Til de jerrycan op totdat deze leeg
is of totdat er niets meer uit de
jerrycan stroomt. Dit kan zo'n vijf
minuten duren.
7. Zet de jerrycan op de grond om de
slang te laten leeglopen, wacht 15seconden.
8. Schroef de slang van de vulpijp.
9. Breng de tankdop aan en schroef deze rechtsom vast.
10. Sluit de tankklep en het rechter‐ portier.
Let op
Voer de AdBlue-jerrycan volgens de
lokale milieuregels af. De slang kan
worden hergebruikt na doorspoelen
met water voordat de AdBlue
opdroogt.
Let op
Laat de auto gedurende ten minste
tien seconden om het systeem de
bijgetankte AdBlue te laten detecte‐
ren.
Als u dat niet doet, herkent het
systeem de bijgetankte AdBlue pas
na ongeveer 20 minuten rijden.
Als de bijgetankte AdBlue herkend
is, verdwijnen de waarschuwingen
m.b.t. het AdBlue-peil.
Neem als de bijgetankte AdBlue na
enige tijd met draaiende motor niet
gedetecteerd is contact op met een
werkplaats.Tankdop
Gebruik uitsluitend originele tankdop‐ pen. De AdBlue-tank heeft een speci‐ ale tankdop.
Storing Als het systeem een bedrijfsstoring
detecteert, licht controlelamp Õ
samen met A op en klinkt er een
geluidssignaal. Onmiddellijk hulp van
een werkplaats inroepen.
Afhankelijk van de versie kan er een
bijbehorend bericht op het Driver
Information Center verschijnen
3 103.
Page 231 of 267
Service en onderhoud229AdBlueGebruik AdBlue alleen voor het terug‐
brengen van het aandeel stikstof‐
oxide in de uitstoot van uitlaatgassen 3 145.
Page 235 of 267
Technische gegevens233Motorgegevens
Verkoopaanduiding
2.3 CDTI 1252.3 CDTI 110,
2.3 CDTI 110
ecoFLEX2.3 CDTI
BITURBO 1352.3 CDTI 1502.3 BITURBO 163MotoraanduidingM9T (MH) 1)
, (MD) 2)
,
(MJ) 2)M9T (MR) 2)M9T (MN)2)M9T (MF)2)M9T (MP) 3)
, (MU) 4)Aantal cilinders44444Cilinderinhoud [cm 3
]22982298229822982298Motorvermogen [kW]9281100110120bij 1/min35003500350035003500Koppel [Nm]310285340/350 5)3503603)
/380 4)bij 1/min1250-20001250-20001500-250015001500-2750BrandstofsoortDieselDieselDieselDieselDiesel1)
Euro 4.
2) Euro 5.
3) Euro 5.
4) Euro VI met AdBlue.
5) Voorwielaandrijving/achterwielaandrijving.