Page 95 of 209

Verlichting93VerlichtingRijverlichting................................ 93
Lichtschakelaar ......................... 93
Grootlicht ................................... 93
Lichtsignaal ............................... 93
Koplampverstelling ....................94
Koplampinstelling in het buitenland ................................. 94
Dagrijlicht ................................... 94
Bochtverlichting ......................... 94
Alarmknipperlichten ...................94
Richtingaanwijzers ....................95
Mistlampen voor ........................95
Mistachterlicht ........................... 95
Parkeerlichten ........................... 96
Achteruitrijlichten .......................96
Beslagen lampglazen ................96
Binnenverlichting .........................96
Regelbare instrumentenverlichting ...........96
Leeslampen ............................... 97
Verlichtingsfuncties ......................97
Uitstapverlichting .......................97
Ontlaadbeveiliging accu ............98Rijverlichting
Lichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
7:verlichting uit8:zijmarkeringslichten9:dimlicht of grootlicht
Controlelampje 8 3 75.
Achterlichten De achterlichten branden tegelijk met
de koplampen en zijmarkeringslich‐
ten.
Grootlicht
Om van dimlicht naar grootlicht om te
schakelen, duwt u tegen de hendel.
Om het dimlicht in te schakelen, duwt
u nogmaals tegen de hendel of u trekt eraan.
Lichtsignaal
Lichtsignaal activeren door de hendel naar u toe te trekken.
Page 98 of 209

96VerlichtingParkeerlichten
Bij het parkeren kunnen de parkeer‐
lichten aan één kant worden inge‐
schakeld:
1. Schakel de ontsteking uit.
2. De richtingaanwijzerhendel volle‐ dig omhoog- (parkeerlichten
rechts) of omlaaghalen (parkeer‐
lichten links).
Bevestiging door een geluidssignaal
en het bijbehorende controlelampje
van de richtingaanwijzer.
Achteruitrijlichten
Het achteruitrijlicht gaat branden
wanneer het contact aanstaat en de auto in de achteruitversnelling staat.
Beslagen lampglazen De binnenkant van de lampenglazen
kan bij koud en vochtig weer, bij
hevige regen of na een wasbeurt
korte tijd beslaan. De condens
verdwijnt na korte tijd vanzelf, om dit
te versnellen de verlichting inschake‐
len.Binnenverlichting
Regelbare
instrumentenverlichting
Wanneer de rijverlichting aanstaat,
kunt u de lichtsterkte van de volgende lampen regelen:
● instrumentenverlichting
● Info-Display
● verlichte schakelaars en bedie‐ ningselementen
Draai aan het kartelwiel A en houd dit
vast totdat de gewenste lichtsterkte is bereikt.
Page 204 of 209

202TrefwoordenlijstAAanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............179, 184
Aanduidingen op banden ..........158
Aansteker .................................... 64
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 139
Accu ........................................... 144
Achterdeuren ............................... 24
Achterlichten .............................. 149
Achterruitverwarming ................... 31
Achteruitrijlichten .........................96
Afmetingen auto ........................190
Airbag deactiveren ....................... 44 Airbag-deactivering ...................... 71
Airbag en gordelspanners ...........71
Airbaglabel.................................... 39
Airbagsysteem ............................. 39
Airconditioning ........................... 100
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 107
Alarmknipperlichten .....................94
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 108
Antiblokkeersysteem .................119
Antiblokkeersysteem (ABS) .........73
Asbakken ..................................... 64
Autogegevens ............................ 184
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 174Auto stallen ................................. 139
Autostop ..................................... 111
B
Bagageruimte ........................ 24, 53
Bagageruimte-afdekking .............55
Bandenreparatieset ...................165
Bandenspanning .......................158
Bandenspanningscontrolesys‐ teem .................................. 74, 160
Bandenspanningswaarden ........192
Batterijspanning ........................... 85
Bedieningsorganen ......................60
Bekerhouders .............................. 52
Bekleding .................................... 177
Beladingsinformatie .....................58
Beslagen lampglazen ..................96
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 124
Binnenspiegels ............................. 28
Binnenverlichting .................97, 152
Bochtverlichting ............................ 94
Boordgereedschap .....................157
Boordinformatie ........................... 83
Brandstof .................................... 130
Brandstofkeuzeschakelaar ..........66
Brandstofmeter ............................ 66
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot. 136
Brandstof voor benzinemotoren 130
Brandstof voor rijden op LPG .....131