222Verzorging van de autoStatus belading van auto
Pas de bandenspanning volgens de
informatie op het etiket van de band
of in de tabel bandenspanningswaar‐ den aan op de belading van de auto
3 260 en selecteer de betreffende
instelling in het menu
Bandenbelasting op het Driver Infor‐
mation Center, Informatiemenu
voertuig 3 97. Deze instelling is de
referentie voor de bandenspannings‐
waarschuwingen.
Het menu Bandenbelasting verschijnt
alleen wanneer de auto stilstaat en de
handrem aangetrokken is. Bij auto's
met automatische versnellingsbak
moet de keuzehendel op P staan.
Midlevel-display:
Kies ● LO voor een comfortabele span‐
ning tot drie inzittenden.
● ECO voor een Eco-spanning tot
drie inzittenden.
● HI voor volledige belading.
Uplevel-display:Kies ● Licht voor een comfortabele
spanning tot drie inzittenden.
● Eco voor een Eco-spanning tot
drie inzittenden.
● Max voor volledige belading.
Koppelingsprocedure
bandenspanningssensor
Elke TPMS-sensor heeft een unieke
identificatiecode. De identificatiecode
moet aan de positie van een nieuw
wiel worden gekoppeld nadat de
wielen zijn geroteerd of alle wielen
zijn verwisseld en als een of meer
bandenspanningssensoren zijn
Verzorging van de auto223vervangen. De bandenspannings‐sensoren moeten ook worden gekop‐
peld na het vervangen van een reser‐
vewiel door een reguliere band met
een bandenspanningssensor.
Bij de volgende contactcyclus moeten
de storingslamp w en het waarschu‐
wingsbericht doven/verdwijnen. De
sensoren worden met een inleerge‐
reedschap in de volgende volgorde
gekoppeld aan de wielposities: voor‐
wiel linkerzijde, voorwiel rechterzijde,
achterwiel rechterzijde en achterwiel linkerzijde. De richtingaanwijzer in de
huidige actieve stand wordt verlicht
totdat de sensor is gekoppeld.
Roep de hulp in van een werkplaats.
U hebt twee minuten voor het koppe‐ len van de positie van het eerste wiel
en vijf minuten voor het koppelen van
de positie van alle vier de wielen. Bij
het overschrijden van deze tijd stopt
het koppelen en moet u opnieuw
beginnen.
De koppelingsprocedure voor de
bandenspanningssensoren is als
volgt:
1. Trek de handrem aan.
2. Schakel het contact in.3. Op auto's met automatische versnellingsbak: zet de keuze‐
hendel in P.
Bij auto's met geautomatiseerde
versnellingsbak: Houd het rempe‐
daal ingetrapt. Breng en houd de keuzehendel vijf seconden in
stand N tot P wordt weergegeven
op het Driver Information Center.
P geeft aan dat het koppelen van
de bandenspanningssensoren
kan worden gestart.
Bij auto's met handgeschakelde
versnellingsbak: selecteer
Neutraalstand.
4. Gebruik MENU op de richtingaan‐
wijzerhendel om Informatiemenu
voertuig ? op het Driver Infor‐
mation Center te selecteren.
5. Draai het stelwieltje om naar het bandenspanningsmenu te schui‐
ven.
Midlevel-display:
Uplevel-display:
242Verzorging van de autoVloeibaar-gassysteem9Gevaar
Vloeibaar gas is zwaarder dan
lucht en kan zich op lage punten
verzamelen.
Wees voorzichtig wanneer u in
een werkkuil aan het chassis
werkt.
Voor lakwerk en bij gebruik van een
droogcabine bij een temperatuur
boven 60 °C moet de LPG-tank
worden verwijderd.
Breng geen wijzigingen aan het vloei‐
baar-gassysteem aan.
Trekhaak Kogelstang niet met een stoom- of
hogedrukreiniger reinigen.
Draagsysteem achteraanReinig minstens een keer per jaar het
draagsysteem achteraan met een
stoomlans of hogedrukreiniger.
Wanneer u het draagsysteem aan de achterzijde niet regelmatig gebruikt,
moet u het, vooral in de winter, van
tijd tot tijd bedienen.
Verzorging interieur
Interieur en bekleding Interieur van de auto inclusief instru‐
mentenpaneel en bekleding alleen
met een droge doek of interieurreini‐
ger schoonmaken.
Reinig de lederen bekleding met
zuiver water en een zachte doek.
Gebruik een reinigingsmiddel voor
leder als de bekleding erg vuil is.
De instrumentengroep en de displays
alleen met een vochtige doek reini‐
gen. Gebruik zo nodig water en milde
zeep.
Stoffen bekleding met een stofzuiger
en een borstel reinigen. Vlekken met een bekledingreiniger verwijderen.
Het weefsel van de stof is wellicht niet kleurvast. Dit kan zichtbare verkleu‐
ringen veroorzaken, met name oplichtgekleurde bekleding. Reinig
verwijderbare vlekken en verkleurin‐
gen zo spoedig mogelijk.
Veiligheidsgordels met lauw water of
een interieurreiniger schoonmaken.Voorzichtig
Klittenbandsluitingen sluiten
omdat geopende klittenbandslui‐
tingen schade aan de stoelbekle‐
ding kunnen toebrengen.
Hetzelfde geldt voor kledingstuk‐
ken met scherpe voorwerpen
zoals ritssluitingen, riemen of spij‐ kerbroeken met metalen accen‐
ten.
Kunststof en rubber onderdelen
Kunststof en rubberen onderdelen
mogen met dezelfde middelen
worden gereinigd als de carrosserie.
Zo nodig een interieurreiniger gebrui‐ ken. Geen andere middelen gebrui‐
ken. Vooral geen oplosmiddelen of
brandstof. Niet schoonmaken met
hogedrukreinigers.
Service en onderhoud243Service en
onderhoudAlgemene informatie ..................243
Service-informatie ...................243
Aanbevolen vloeistoffen, smeer‐ middelen en onderdelen ............244
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen .......................244Algemene informatie
Service-informatie
Het is voor de bedrijfs- en verkeers‐ veiligheid en voor het behoud van de
waarde van uw auto belangrijk dat
alle servicewerkzaamheden met de
voorgeschreven intervallen worden
uitgevoerd.
Het uitgebreide bijgewerkte service‐
schema voor uw auto is beschikbaar in de werkplaats.
Servicedisplay 3 87.
Europese service-intervallen
Aan de auto moet om de 30.000 km
onderhoud gepleegd worden, of na
één jaar, wat het eerst voorkomt,
tenzij anders vermeld op het service-
display.
Bij een zwaardere belasting, bijv. bij
taxi's en politievoertuigen, geldt
wellicht een korter onderhoudsinter‐
val.
De Europese service-intervallen
gelden voor de volgende landen:Andorra, België, Bosnië-Herzego‐
vina, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk,
Griekenland, Groenland, Groot-Brit‐
tannië, Hongarije, Ierland, IJsland,
Italië, Kroatië, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Macedonië,
Malta, Monaco, Montenegro, Neder‐
land, Noorwegen, Oostenrijk, Polen,
Portugal, Roemenië, San Marino,
Servië, Slovenië, Slowakije, Spanje,
Tsjechische Republiek, Zweden,
Zwitserland.
Servicedisplay 3 87.
Internationale service-intervallen
Aan de auto moet om de 15.000 km
onderhoud gepleegd worden, of na
één jaar, wat het eerst voorkomt,
tenzij anders vermeld op het service-
display.
Er is sprake van zware bedrijfsom‐ standigheden als een of meer van de volgende situaties vaak voorkomt-/
en: Koude starts, vaak stoppen en
optrekken, rijden met een aanhanger,
rijden in de bergen, rijden op slechte
en rulle wegdekken, ernstige lucht‐
vervuiling, zand en veel stof in de
244Service en onderhoudlucht, rijden op grote hoogtes en
aanzienlijke temperatuurwisselingen.
In deze zware omstandigheden
moeten bepaalde onderhoudswerk‐ zaamheden wellicht vaker dan met
het reguliere service-interval worden
verricht.
De internationale service-intervallen gelden voor de landen die niet tot de
groep behoren waarvoor de Euro‐
pese service-intervallen werden
opgesteld.
Servicedisplay 3 87.
Registraties Uitgevoerde service wordt geregi‐
streerd op de daarvoor bestemde
plaatsen in het Service- en garantie‐
boekje. De datum en afgelezen kilo‐
meterstand worden bevestigd met
stempel en handtekening van de
uitvoerende werkplaats.
Zorg ervoor dat het Service- en
garantieboekje correct wordt inge‐
vuld, omdat een sluitend bewijs van
service essentieel is bij aanspraken
op garantie of goodwill en tevens een
pluspunt is bij verkoop van de auto.Service-interval met resterende
levensduur van motorolie
De service-interval is gebaseerd op
diverse parameters afhankelijk van
het gebruik.
Het service-display meldt wanneer de motorolie moet worden ververst.
Servicedisplay 3 87.Aanbevolen
vloeistoffen,
smeermiddelen en onderdelen
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen
Gebruik uitsluitend producten die aan de aanbevolen specificaties voldoen.9 Waarschuwing
Bedrijfsvloeistoffen zijn gevaarlijk
en mogelijk giftig. Voorzichtig
hanteren. Informatie op de verpak‐ king in acht nemen.
Motorolie
Motorolie wordt ingedeeld op basis van de kwaliteit en de viscositeit. Bij
de keuze van motorolie is kwaliteit
belangrijker dan viscositeit. Door de
oliekwaliteit blijft o.a. de motor
schoon, is de slijtage minimaal en
veroudert de olie minder snel. De
271Beveiliging van de auto................26
Binnenspiegels ............................. 30
Binnenverlichting ...............120, 211
Blindehoeksysteem ....................173
Bolle vorm .................................... 29
Boordgereedschap .....................216
Boordinformatie .........................103
Brandstof .................................... 181
Brandstofkeuzeschakelaar ..........86
Brandstofmeter ............................ 86
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot. 188
Brandstof voor benzinemotoren 181
Brandstof voor dieselmotoren ...182
Brandstof voor rijden op LPG .....182
Buitenspiegels .............................. 29
Buitentemperatuur .......................80
Buitenverlichting .........................114
C Car Pass ...................................... 21
Centrale vergrendeling ................22
Claxon ................................... 13, 78
Code ........................................... 103
Colour-Info-Display .....................102
Conformiteitsverklaring ...............262
Contactslotstanden ....................135
Controlelampen ......................84, 88
Controle over de auto ................135
Controles .................................... 196
Cruise control ...................... 96, 156D
Dagrijlicht ................................... 116
Dagteller ...................................... 85
Dak ............................................... 33
Dakbelasting ................................. 74
Dakdrager .................................... 73
Derde remlicht ........................... 210
Diefstalalarmsysteem ..................27
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 202
Dimlicht of grootlicht ...................114
Draagsysteem achterzijde ............59
Driepuntsgordel ........................... 41
Driver Information Center .............97
E Eerste hulp ................................... 73
Elektrisch bediende ruiten ...........31
Elektrische aansluitingen .............83
Elektrische verstelling ..................29
Elektrisch systeem...................... 211
Elektronische rijprogramma's ...
........................................ 145, 150
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem .....94
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 154
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ...............94Elektronisch
klimaatregelsysteem ..............127
Erkenning van software ..............264
Event Data Recorders (EDR) .....268
F Fietsendrager ............................... 59
Flex-Fix-systeem .......................... 59
Frontaal airbagsysteem ...............47
Frontaanrijdingswaarschuwing ...160
G Geautomatiseerde versnellingsbak .......................147
Gebruik van deze handleiding .......3
Gedeponeerde handelsmerken ..267
Geluidssignalen .........................105
Gemakkelijk instappen .................38
Gereedschap ............................. 216
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................72
Gloeilamp vervangen ................203
Gordels ......................................... 40
Gordelverklikker ........................... 91
Gordijnairbagsysteem .................. 48
Graphic-Info-Display ...................102
Grootlicht ............................. 96, 115
Grootlichtassistentie .............96, 117
272HHalogeenkoplampen .................203
Handbediende ruiten ...................31
Handgeschakelde modus ..........150
Handgeschakelde versnellingsbak ......................147
Handmatige dimfunctie ................30
Handmatige modus ...................145
Handrem ............................. 151, 152
Handschoenenkastje ...................57
Handzender ................................. 21
Hellingrem ................................. 152
Hoofdsteunen .............................. 35
Hoofdsteunverstelling ....................8
I
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 52
Indicatie afstand tot voorligger ...162
Inductief opladen ..........................83
Info-Displays ................................. 97
Inhouden ................................... 259
Inklapbare spiegels .....................29
Inleiding ......................................... 3
Instapverlichting ......................... 122
Instrumentengroep ......................84
Instrumentenverlichting .............211
Interieurverlichting ......................120
ISOFIX- kinderveiligheidssystemen ........55K
Katalysator ................................. 142Kentekenverlichting ...................210
Keuzehendel ..................... 144, 148
Kilometerteller .............................. 85
Kindersloten ................................. 25
Kinderveiligheids-systemen ..........50
Klimaatregeling ............................ 15
Klimaatregelsystemen ................124
Klok .............................................. 81 Koelvloeistof .............................. 198
Koelvloeistof en antivries ............244
Koelvloeistoftemperatuurmeter ...87
Koplampinstelling in het buitenland .............................. 116
Koplampverstelling ....................116
L
Laadsysteem ............................... 92
Lane Departure Warning ......93, 179
Leeslampen ............................... 121
Lekke band ................................. 231
Lichtschakelaar .......................... 114
Lichtsignaal ................................ 115
Luchtinlaat ................................. 133
M
Meters........................................... 84
Mistachterlicht ...................... 96, 119 Mistlamp ...................................... 96
Mistlampen ................................ 207Mistlampen voor ........................119
Motorgegevens .......................... 252
Motor-ID...................................... 248
Motorkap .................................... 196
Motorolie .................... 197, 244, 249
Motoroliedruk ............................... 95
Motor starten ..................... 136, 148
Motorvermogen verminderd .........96
N Nieuwe auto inrijden ..................135
O Obstakeldetectiesystemen .........163
Olie, motor .......................... 244, 249
OnStar ........................................ 109
Ontlaadbeveiliging accu ............123
Opbergruimte................................ 57
Opbergruimten.............................. 57
Opbergruimte voor........................ 58
Opbergvakken .............................. 57
Opbergvak onder passagiersstoel 59
Opgeslagen instellingen ...............22
Overzicht instrumentenpaneel .....10
P Panne ......................................... 237
Parkeerhulp ............................... 163
Parkeerlichten ............................ 119
Parkeren .............................. 19, 140
Park pilot met ultrasoonsensoren 163
273Partikelfilter................................. 141
Pedaal intrappen .......................... 93
Persoonlijke instellingen ............106
Pollenfilter .................................. 133
Portieren ....................................... 25
Portier open ................................. 97
Prestaties ................................... 254
Profieldiepte ............................... 224
R
Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 269
Regelbare instrumentenverlichting ...........120
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 268
Remassistentie .......................... 152
Rem- en koppelingssysteem .......93
Rem- en koppelingsvloeistof ......244
Remmen ............................ 151, 200
Remvloeistof .............................. 200
Reparatie ongevalschade ...........264
Reservewiel ............................... 234
Richtingaanwijzer ........................90
Richtingaanwijzers ..................... 118
Richtingaanwijzers vooraan ......207
Roetfilter ............................... 94, 141
Rugleuning neerklappen .............38
Ruiten ........................................... 30
Rijgedrag en aanhangertips ......189Rijregelsystemen ........................153
Rijverlichting .......................... 12, 96
S Schakelen ..................................... 93
Service ....................................... 133 Service-display ............................ 87
Service-indicatie ..........................92
Service-informatie ...................... 243
Sjorogen ...................................... 72
Sleutel, opgeslagen instellingen ...22
Sleutels ........................................ 20
Sleutels, sloten ............................. 20
Sneeuwkettingen .......................225
Snelheidsbegrenzer .............96, 158
Snelheidsmeter ............................ 84
Spiegelverstelling ..........................8
Sproeiervloeistof ........................200
Stadsmodus................................ 155
Startbeveiliging ......................28, 96
Starten en bedienen ...................135
Starthulp gebruiken ...................236
Stoelpositie .................................. 36
Stoelverstelling ........................7, 37
Stoelverwarming ........................... 40
Stop/Start-systeem .....................137
Storing ............................... 145, 151
Storingsindicatielamp ..................92
Stroomonderbreking ..................146
Stuurbedieningsknoppen .............77Stuurbekrachtiging........................ 93
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 77
Symbolen ....................................... 4
T
Tanken ....................................... 184
Te laag brandstofpeil ...................95
Toerenteller ................................. 85
Top-Tether-bevestigingsogen ......55
Traction Control .........................153
Traction Control-systeem UIT....... 94 Trekhaak .................................... 190
Trekken............................... 189, 237
Trekstang.................................... 189
Typeplaatje ................................ 248
U Uitlaatgassen ............................. 141
Uitrol-brandstofafsluiter .............137
Uitstapverlichting .......................122
Ultrasoonparkeerhulp ..................94
Uw autogegevens ..........................3
V Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 225
Vaste luchtroosters ....................132
Veiligheidsgordel ...........................8
Veiligheidsgordels .......................40
Velgen en banden .....................217