Rijden en bediening173opzichte van de bumper links of
rechts) en dat de sensoren goed op
hun plek zitten.
De geavanceerde parkeerhulp
reageert eventueel niet op verande‐
ringen in de beschikbare parkeer‐
plek nadat u met het inparkeren bent
begonnen. Het systeem kan een
ingang, een oprit, een binnenplaats
of zelfs een kruising als een parkeer‐ plek herkennen. Na het inschakelen van de achteruitversnelling begint
het systeem met inparkeren. Kijk
goed of de voorgestelde parkeerplek
inderdaad beschikbaar is.
Het systeem detecteert geen onre‐
gelmatigheden in het wegdek, bijv.
op bouwterreinen. De bestuurder
neemt de verantwoordelijkheid op
zich.
Let op
Bij het inschakelen van een vooruit‐
versnelling en het overschrijden van een bepaalde snelheid wordt de
parkeerhulp bij het uitschuiven van
het draagsysteem achterzijde
gedeactiveerd.Bij het voor het eerst inschakelen van de achteruitversnelling detec‐teert de parkeerhulp het draagsys‐
teem achterzijde en klinkt er een
zoemer. Druk kort op r of D om
de parkeerhulp te deactiveren.
Let op
Na productie moet het systeem
worden gekalibreerd. Voor optimale
begeleiding tijdens het parkeren is
een rijafstand van ten minste 10 km ,
inclusief een aantal bochten, nodig.
Blindehoeksysteem
Het blindehoeksysteem detecteert en meldt objecten die zich, binnen een
specifieke blindehoekzone, aan
weerszijden van de auto bevinden.
Het systeem geeft een visueel alarm
visueel in elke buitenspiegel bij het
detecteren die in de binnen- en
buitenspiegels wellicht niet zichtbaar
zijn.
Het blindehoeksysteem maakt
gebruik van sommige sensoren van
de geavanceerde parkeerhulp in de
voor- en achterbumper aan beide
zijden van de auto.9 Waarschuwing
Het blinde-hoeksysteem vervangt
het zicht van de bestuurder niet.
Het systeem detecteert geen:
● auto's die zich buiten de blinde hoeken bevinden, en die moge‐
lijk snel naderen
● voetgangers, fietsers of dieren Controleer voordat u van rijstrook
verandert altijd alle spiegels, kijk
over uw schouder en gebruik de
richtingaanwijzer.
Als het systeem tijdens het vooruitrij‐
den in de blindehoekzone een voer‐
tuig detecteert, licht er zowel bij auto's
die worden ingehaald of die u inhalen,
een geel waarschuwingssymbool B
in de betreffende buitenspiegel op. Als de bestuurder vervolgens de rich‐
tingaanwijzer gebruikt, gaat het waar‐
schuwingssymbool B geel knipperen
als waarschuwing om niet van
rijstrook te wisselen.
Verzorging van de auto195Algemene informatie
Accessoires en modificaties van auto
Wij raden u aan alleen gebruik te
maken van originele onderdelen,
accessoires en andere uitdrukkelijk
door de fabriek voor uw autotype
goedgekeurde onderdelen. Voor
andere onderdelen kunnen wij – ook
als deze door autoriteiten of anders‐
zins zijn goedgekeurd – niet beoorde‐ len of deze betrouwbaar zijn en er
evenmin garant voor staan.
Bij eventuele aanpassingen, omzet‐
tingen of andere wijzigingen in de
standaard voertuigspecificaties
(waaronder, zonder beperkingen,
softwarematige aanpassingen,
aanpassingen in de elektronische
regeleenheden) wordt de door Opel
geboden garantie mogelijk ongeldig.
Bovendien kunnen dergelijke wijzi‐
gingen bestuurdersondersteunings‐ systemen, het brandstofverbruik, de
CO 2-uitstoot en andere uitstoot van
de auto nadelig beïnvloeden waar‐
door deze mogelijk niet meer voldoetaan de typegoedkeuring en de geldig‐
heid van uw kentekenbewijs in het
geding kan komen.Voorzichtig
Wanneer de auto getransporteerd wordt op een trein of een takelwa‐
gen kunnen de spatlappen
beschadigd worden.
Auto stallen
Langdurig stallen Wanneer u de auto meerdere maan‐
den moet stallen:
● Auto wassen en conserveren.● Conservering van motorruimte en bodemplaat laten controleren.
● Afdichtrubbers reinigen en conserveren.
● Brandstoftank helemaal vullen.
● Motorolie verversen.
● Sproeiervloeistofreservoir leeg‐ maken.
● Vorst- en corrosiebestendigheid koelvloeistof controleren.
● Bandenspanning instellen op dewaarde voor maximale belading.
● Auto in een droge en goed geventileerde ruimte parkeren.Eerste versnelling of achteruit‐
versnelling inschakelen of keuze‐
hendel in stand P zetten. Voor‐
komen dat auto kan wegrollen.
● Handrem niet aantrekken.
● Motorkap openen, alle portieren sluiten en auto vergrendelen.
● Poolklem van de minpool van de accu loskoppelen. Erop letten dat
geen van de systemen werkt,
bijv. het diefstalalarmsysteem.
Weer in gebruik nemen Wanneer u de auto weer in gebruik
neemt:
● Poolklem op de minpool van de accu aansluiten. Elektronica voorde elektrische ruitbediening
inschakelen.
● Bandenspanning controleren.
● Sproeiervloeistofreservoir vullen.
● Motoroliepeil controleren.
Verzorging van de auto201
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Wanneer de auto meer dan vier
weken achtereen stilstaat, kan de
accu ontladen raken. Poolklem van
de minpool van de accu loskoppelen.
Accu van de auto alleen bij uitgescha‐
kelde ontsteking aansluiten en
loskoppelen.
Ontlaadbeveiliging van accu 3 123.
De accu ontkoppelen
Als de boordaccu moet worden losge‐
koppeld (bijv. voor onderhoudswerk‐
zaamheden), moet de alarmsirene
als volgt worden gedeactiveerd:
Schakel het contact in en uit en
ontkoppel de boordaccu binnen
15 seconden.
Accu vervangen
Let op
Elke afwijking van de in dit hoofdstuk gegeven instructies kan leiden tot
een tijdelijke uitschakeling van het
stop- startsysteem.
Let er bij het vervangen van de accu
op dat er bij de pluspool geen lucht‐
roosters open zijn. Als er in dit gebied een ventilatieopening open is, moet
deze met een afdekkap worden afge‐ sloten en moet de ventilatie bij de
minpool worden geopend.
Uitsluitend accu's gebruiken waarbij
de zekeringenkast boven de accu kan
worden gemonteerd.
Vervang bij auto's met een AGM-accu
(Absorptive Glass Mat) de accu door
een andere AGM-accu.
U kunt een AGM-accu herkennen
door het label op de accu. Wij bevelen
het gebruik aan van een originele Opel-accu.
Let op
Als u een andere AGM-accu
gebruikt dan de originele Opel accu,
kunnen slechtere prestaties het
gevolg zijn.
Het wordt geadviseerd de accu door
een werkplaats te laten vervangen.
Stop/Start-systeem 3 137.
270TrefwoordenlijstAAanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............244, 249
Aanduidingen op banden ..........218
Aanhangerkoppeling ..................189
Aanhangerstabilisatie ................193
Aanhanger trekken ....................189
Aansteker .................................... 84
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 195
Accu ........................................... 200
Achterlichten .............................. 207
Achterruitverwarming ................... 32
Achteruitkijkcamera ...................174
Achteruitrijlichten .......................120
Afmetingen auto ........................258
Afslagverlichting ......................... 117
Airbag deactiveren ....................... 48 Airbag-deactivering ...................... 92
Airbag en gordelspanners ...........91
Airbaglabel.................................... 43
Airbagsysteem ............................. 43
Airconditioning ........................... 125
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 133
Alarmknipperlichten ...................118
Algemene informatie .................. 189
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 135
Andere auto slepen ...................238Antiblokkeersysteem .................151
Antiblokkeersysteem (ABS) .........93
Asbakken ..................................... 84
Autogegevens ............................ 249
Autokrik....................................... 216
Automatische dimfunctie .............30
Automatische verlichting ............ 115
Automatische versnellingsbak ...143
Automatisch vergrendelen ...........25
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 237 Auto stallen ................................. 195
Autostop ............................... 96, 137
B Bagageruimte ........................ 25, 68
Bagageruimte-afdekking .............69
Bandenreparatieset ...................226
Bandenspanning .......................218
Bandenspanningscontrolesys‐ teem .................................. 95, 219
Bandenspanningswaarden ........260
Batterijspanning .........................106
Bedieningsorganen ......................77
Bekerhouders .............................. 57
Bekleding .................................... 242
Beladingsinformatie .....................74
Beslagen lampglazen ................120
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 156
271Beveiliging van de auto................26
Binnenspiegels ............................. 30
Binnenverlichting ...............120, 211
Blindehoeksysteem ....................173
Bolle vorm .................................... 29
Boordgereedschap .....................216
Boordinformatie .........................103
Brandstof .................................... 181
Brandstofkeuzeschakelaar ..........86
Brandstofmeter ............................ 86
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot. 188
Brandstof voor benzinemotoren 181
Brandstof voor dieselmotoren ...182
Brandstof voor rijden op LPG .....182
Buitenspiegels .............................. 29
Buitentemperatuur .......................80
Buitenverlichting .........................114
C Car Pass ...................................... 21
Centrale vergrendeling ................22
Claxon ................................... 13, 78
Code ........................................... 103
Colour-Info-Display .....................102
Conformiteitsverklaring ...............262
Contactslotstanden ....................135
Controlelampen ......................84, 88
Controle over de auto ................135
Controles .................................... 196
Cruise control ...................... 96, 156D
Dagrijlicht ................................... 116
Dagteller ...................................... 85
Dak ............................................... 33
Dakbelasting ................................. 74
Dakdrager .................................... 73
Derde remlicht ........................... 210
Diefstalalarmsysteem ..................27
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 202
Dimlicht of grootlicht ...................114
Draagsysteem achterzijde ............59
Driepuntsgordel ........................... 41
Driver Information Center .............97
E Eerste hulp ................................... 73
Elektrisch bediende ruiten ...........31
Elektrische aansluitingen .............83
Elektrische verstelling ..................29
Elektrisch systeem...................... 211
Elektronische rijprogramma's ...
........................................ 145, 150
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem .....94
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 154
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ...............94Elektronisch
klimaatregelsysteem ..............127
Erkenning van software ..............264
Event Data Recorders (EDR) .....268
F Fietsendrager ............................... 59
Flex-Fix-systeem .......................... 59
Frontaal airbagsysteem ...............47
Frontaanrijdingswaarschuwing ...160
G Geautomatiseerde versnellingsbak .......................147
Gebruik van deze handleiding .......3
Gedeponeerde handelsmerken ..267
Geluidssignalen .........................105
Gemakkelijk instappen .................38
Gereedschap ............................. 216
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................72
Gloeilamp vervangen ................203
Gordels ......................................... 40
Gordelverklikker ........................... 91
Gordijnairbagsysteem .................. 48
Graphic-Info-Display ...................102
Grootlicht ............................. 96, 115
Grootlichtassistentie .............96, 117