Werking van de bedieningselementen en instrumenten
3-7
1
23
4
5
6
7
8
9
10
11
12
pen.
Automatisch starten1. Houd de toets “SELECT 1” minstens twee seconden lang ingedrukt om au-
tomatisch starten in te stellen.OPMERKINGWanneer de stopwatch op automatisch
starten ingesteld is, dan gaan lampje “ ”
van de stopwatch en lampje “ ” van de rit-
teller voor afstandsc ompensatie knipperen
en bewegen de cijfers op het display vanlinks naar rechts.
2. Zodra het voertuig in beweging komt, begint de stopwatch te lopen.
3. Druk gelijktijdig op de toetsen “SE-
LECT 1” en “SELECT 2” om de stop-
watch stop te zetten.
4. Om de stopwatch te laten doorlopen, drukt u opnieuw gelijktijdig op de toet-
sen “SELECT 1” en “SELECT 2”.
OPMERKINGDe stopwatch loopt door als u het voertuig
stopt. Herhaal de stappen 3 en 4 om de
stopwatch stop te zetten of te laten doorlo-pen.
Meetmodus (om de ri
tteller voor af-
standscompensatie te kalibreren)
De ritteller voor afstandscompensatie is be-
doeld om nauwkeuriger rittellerwaarden te
verkrijgen tijdens enduroritten. Door de tel-
ler te kalibreren volgens de afstanden die
op de enduroroutekaart gespecificeerd zijn,
kunt u zich als berijder beter vertrouwd ma-
ken met de route. Daarnaast kan kalibratie
van de teller nodig zijn wanneer u banden,
velgen, kettingwielen etc. gebruikt van an-
dere maten dan de originele. Voor meer in-
formatie over het gebruik van deze ritteller
kunt u terecht bij uw plaatselijke
Yamaha-dealer.
Kalibreer de ritteller voor afstandscompen-
satie als volgt.
Om de weergegeven waarde te verhogen,
drukt u op de toets “SELECT 1”. Om de
weergegeven waarde te verlagen, drukt u
op de toets “SELECT 2”. Door deze toetsen
ingedrukt te houden, verhoogt of verlaagt u de waarde doorlopend, totdat u de toets los-
laat.
OPMERKINGKalibratie van de ritteller voor afstandscom-
pensatie is ook moge
lijk wanneer de stop-watch loopt.
De ritteller voor afstandscompensatie
of de ritteller voor afstandscompensa-
tie samen met de stopwatch terugstel-
len op nulOPMERKINGU kunt alleen de ritteller voor afstandscom-
pensatie of de ritteller voor afstandscom-
pensatie samen met de stopwatchterugstellen op nul.
Ritteller voor afstandscompensatie terug-stellen op nul1. Controleer of de stopwatch loopt.
2. Stel de ritteller voor afstandscompen- satie terug op nul door de toets “RE-
SET” minstens twee seconden lang
ingedrukt te houden.
De ritteller voor afstandscompensatie sa-men met de stopwatch terugstellen op nul1. Zet de stopwatch stop.
2. Stel de ritteller voor afstandscompen-
BN3-9-D0.book 7 ページ 2015年6月29日 月曜日 午後4時39分
Voor uw veiligheid – controles voor het rijden
4-2
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
Achterrem Controleer de werking.
Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het
hydraulisch systeem te ontluchten.
Controleer de remblokken op slijtage.
Vervang indien nodig.
Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
Vul indien nodig het voorgeschreven type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven niveau.
Controleer het hydraulis ch systeem op lekkage. 6-25
Koppeling Controleer de werking.
Smeer indien nodig de kabel.
Controleer de vrije slag
van de koppelingshendel.
Stel indien nodig bij. 6-22
Gasgreep Controleer of de werking soepel is.
Controleer de vrije slag van de gasgreep.
Vraag indien nodig de Yamaha dealer om de vrije slag van de gasgreep af te
stellen en de kabel en het kabelhuis te smeren. 6-19, 6-29
Bedieningskabels Controleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig. 6-28
Aandrijfketting Controleer of de ketting correct is aangespannen.
Stel indien nodig bij.
Controleer de conditie van de ketting.
Smeer indien nodig. 6-27, 6-28
Wielen en banden Controleer op schade.
Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.
Controleer de bandspanning.
Corrigeer indien nodig. 6-20, 6-22
Schakelpedaal Controleer of de werking soepel is.
Corrigeer indien nodig. 6-24
Rempedaal Controleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig het pedaalscharnierpunt. 6-30
Rem- en koppelingshendels Controleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig de hendelscharnierpunten. 6-29
ITEM CONTROLES PAGINA
BN3-9-D0.book 2 ページ 2015年6月29日 月曜日 午後4時39分
6-1
1
2
3
4
567
8
9
10
11
12
Periodiek onderhoud en afstelling
DAU17246
Door periodiek inspecties, afstellingen en
smeerbeurten uit te laten voeren, zorgt u er-
voor dat uw machine in zo veilig en efficiënt
mogelijke conditie blijft. De eigenaar/be-
stuurder van de machine is verplicht de op-
timale veiligheid te waarborgen. Op de
volgende pagina's wordt de belangrijkste in-
formatie met betrekking tot inspecties, af-
stellingen en smeerbeurten gegeven.
De intervalperioden vermeld in de periodie-
ke onderhoudsschema's moeten worden
beschouwd als een algemene richtlijn onder
normale rijcondities. Het is echter mogelijk
dat de intervalperioden voor onderhoud
moeten worden verkor t afhankelijk van het
weer, het terrein, de geografische locatie en
individueel gebruik.
WAARSCHUWING
DWA10322
Het niet of onjuist uitvoeren van onder-
houd aan de machine vergroot het risico
op letsel of overlijden tijdens het uitvoe-
ren van onderhoud of het rijden met de
machine. Als u niet bekend bent met
voertuigonderhoud, laat het onderhouddan uitvoeren door uw Yamaha dealer.
WAARSCHUWING
DWA15123
Zet voor het uitvoeren van onderhoud de motor af tenzij anders aangegeven.
Een draaiende motor heeft bewe-
gende delen die lichaamsdelen of
kleding kunnen grijpen en elektri-
sche onderdelen die schokken of
brand kunnen veroorzaken.
Het laten draaien van de motor tij-
dens het uitvoeren van onderhoud
kan leiden tot oogletsel, brandwon-
den, brand of koolmonoxidevergif-
tiging, mogelijk met de dood tot
gevolg. Zie pagina 1-2 voor meer in-formatie over koolmonoxide.WAARSCHUWING
DWA15461
Remschijven, -klauwen, -trommels en
-voeringen kunnen tijdens het gebruik
zeer heet worden. Laat onderdelen van
het remsysteem afkoelen alvorens dezeaan te raken.
DAU17303
Emissiecontroles zorgen niet alleen voor
een betere luchtkwaliteit, maar zijn ook zeer
belangrijk voor een juiste werking van de
motor en om maximale prestaties te beha-
len. In de volgende periodieke onderhouds-
schema’s is het emissiecontrole-onderhoud
apart gegroepeerd. Dit onderhoud vereist
gespecialiseerde gegevens, kennis en ge-
reedschap. Onderhoud, vervanging, of re-
paratie van emissiecontroleapparatuur en
-systemen kan door elke
gecertificeerde re-
parateur worden uitgev oerd (indien van toe-
passing). Yamaha dealers beschikken over
de training en het gereedschap om dit on-
derhoud uit te voeren.
BN3-9-D0.book 1 ページ 2015年6月29日 月曜日 午後4時39分
Periodiek onderhoud en afstelling
6-13
1
2
3
4
567
8
9
10
11
12
6. Verwijder het oliefilterelement en de o-ringen.
7. Breng een nieuw oliefilterelement en nieuwe o-ringen aan.
OPMERKINGZorg dat de o-ringen correct aanliggen.
8. Monteer het oliefilterdeksel door de bouten aan te brengen en zet deze
dan vast met het voorgeschreven aan-
haalmoment.
9. Monteer de olieaftapplug met een nieuwe pakking en zet de plug vast
met het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.
10. Vul bij met de voorgeschreven hoe- veelheid van de aanbevolen motorolie,
breng dan de olievuldop aan en zet
deze vast.
OPMERKINGVeeg enige gemorste olie af nadat de motoren het uitlaatsysteem zijn afgekoeld.LET OP
DCA11621
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingenin het carter terecht komen.
11. Start de motor, laat deze een paar mi- nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
12. Zet de motor af en wacht een paar mi-
nuten tot de olie tot rust is gekomen.
Controleer dan het olieniveau en corri-
geer indien nodig.
LET OP
DCA11232
Controleer na het verversen van de olie
1. Oliefilterdeksel
2. Bevestigingsbout oliefilterdeksel
1. O-ring
2. Oliefilterelement
1
2
1
2
Aanhaalmoment:Bevestigingsbout oliefilterdeksel:10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)
Aanhaalmoment: Olieaftapplug:20 Nm (2.0 m·kgf, 14 ft·lbf)
Aanbevolen olie: Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid: Olieverversing:1.30 L (1.37 US qt, 1.14 Imp.qt)
Met verwijderen van oliefilterelement: 1.40 L (1.48 US qt, 1.23 Imp.qt)
BN3-9-D0.book 13 ページ 2015年6月29日 月曜日 午後4時39分
Periodiek onderhoud en afstelling
6-16
1
2
3
4
56
7
8
9
10
11
12
plaatsen en dan de bouten aan te
brengen.
9. Verwijder de aftapplug voor koelvloei- stof en de pakking om het koelsy-
steem af te tappen.
10. Spoel het koelsysteem nadat alle koel- vloeistof is uitgestroomd grondig door
met schoon leidingwater.
11. Monteer de aftapplug voor koelvloei- stof met een nieuwe pakking en zet de
plug dan vast met het voorgeschreven
aanhaalmoment.
12. Giet de voorgeschreven hoeveelheid van de gespecificeer
de koelvloeistof in
de koelvloeistofradiator en in het re-
servoir.
13. Breng de dop van het koelvloeistofre- servoir aan.
14. Breng de radiatorvuldop weer aan.
15. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten stationair draaien en zet hem
dan uit.
16. Verwijder de radiatorvuldop om het
koelvloeistofniveau in de radiator te
controleren. Vul indien nodig koelvloei-
stof bij totdat het niveau bovenin de
koelvloeistofradiator staat en breng
dan de radiatorvuldop en zijn borgbout
aan.
17. Controleer het koelvloeistofniveau in het reservoir. Verwijder indien nodig
de dop van het koelvloeistofreservoir, vul koelvloeistof bij tot aan de merk-
streep voor maximumniveau en breng
dan de dop weer aan.
18. Start de motor en controleer dan of er- gens aan de machine lekkage te zien
is. Vraag in dat geval een Yamaha
dealer het koelsysteem te controleren.
19. Monteer de panelen.
1. Aftapplug koelvloeistof
2. PakkingAanhaalmoment: Aftapplug koelvloeistof:
10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)
1
2
Mengverhouding antivries/water:
1:1
Aanbevolen antivries:
Hoogwaardige ethyleenglycol anti-
vries met corrosieremmers voor alu-
minium motoren
Hoeveelheid koelvloeistof: Radiator (inclusief alle leidingen):0.65 L (0.69 US qt, 0.57 Imp.qt)
Koelvloeistofreservoir (tot aan de
merkstreep voor maximumniveau):
0.25 L (0.26 US qt, 0.22 Imp.qt)
BN3-9-D0.book 16 ページ 2015年6月29日 月曜日 午後4時39分
Periodiek onderhoud en afstelling
6-27
1
2
3
4
567
8
9
10
11
12
DAU22762
Spanning aandrijfkettingDe spanning van de aandrijfketting moet
voorafgaand aan elke rit worden gecontro-
leerd en indien nodig worden bijgesteld.
DAU47224
Aandrijfketting controleren op spanning 1. Zet de motorfiets op de zijstandaard.OPMERKINGBij het controleren en instellen van de span-
ning van de aandrijfketting mag er geen ge-wicht op de motorfiets rusten.
2. Schakel de versnellingsbak in de vrij- stand.
3. Druk de aandrijfketting in het midden tussen de kettingspanner en de be-
vestigingsbout van de kettingsteun in
met een kracht van 50 N (5.0 kgf, 11
lbf).
4. Meet de kettingspeling tussen de swingarm en de bovenkant van de ket-
tingschakel het dichtst bij de swingarm
zoals weergegeven. 5. Stel de spanning van de ketting als
volgt bij als deze niet correct is.
DAU34318
Om de spanning van de aandrijfketting
af te stellen
Raadpleeg een Yamaha dealer voordat u
de spanning van de aandrijfketting afstelt.1. Draai de wielasmoer los en draai dan de borgmoeren los aan beide zijden
van de achterbrug.
2. Draai om de aandrijfketting strakker te stellen de stelbout aan beide uiteinden
van de achterbrug in de richting (a). Stel
de ketting losser door de stelbout aan
beide uiteinden van de achterbrug in de
richting (b) te draaien en dan het ach- terwiel naar voren te drukken. LET OP:
Een onjuiste kettingspanning leidt
tot overbelasting van de motor en
andere essentiële onderdelen van
de machine en kan resulteren in
overslaan of breken van de ketting.
Houd om dit te voorkomen de ket-
tingspanning binnen de gespecifi-
ceerde waarden.
[DCA10572]
OPMERKINGGebruik voor een goede wieluitlijning de uit-
lijnmerktekens aan beide zijden van de ach-
terbrug om zeker te zijn dat beidekettingspanners dezelfde positie hebben.
Spanning aandrijfketting: 8.0–13.0 mm (0.31–0.51 in)
1. Spanning aandrijfketting
2. Bevestigingsbout kettingsteun
3. Kettingspanner
1
3
2
1. Wielasmoer
2. Borgmoer
3. Stelbout spanning aandrijfketting
4. Uitlijnmerktekens
5. Aandrijfkettingspanner15
32
4
(b)
(a)
BN3-9-D0.book 27 ページ 2015年6月29日 月曜日 午後4時39分
Verzorging en stalling van de motorfiets
7-2
1
2
3
4
5
678
9
10
11
12
Gebruik geen bijtende chemische
reinigingsmiddelen op kunststof
delen. Vermijd het gebruik van doe-
ken of sponzen die in contact zijn
geweest met bijtende of schurende
reinigingsmiddelen, oplosmiddelen
of thinner, brandstof (benzine),
roestverwijderingsmiddelen of cor-
rosieremmers, remvloeistof, anti-
vries of elektrolyt.
Gebruik geen hogedrukreinigers of
stoomreinigers, omdat dan op de
volgende plaatsen water kan door-
dringen en zo schade kan ontstaan:
afdichtingen (van wiel- en achter-
bruglagers, voorvork en remmen),
elektrische componenten (kabel-
stekkers, messtekkers, instrumen-
ten, schakelaars en verlichting),
beluchtings- en ontluchtingsslan-
gen.
Bij motorfietsen met een kuipruit:
Gebruik geen bijtende reinigings-
middelen of harde sponzen, deze
veroorzaken dofheid en laten kras-
jes achter. Sommige reinigingsmid-
delen voor kunststof laten
eveneens krasjes achter op de kuip-
ruit. Test het product op een klein,
niet-zichtbaar gedeelte van de kuip-
ruit om zeker te zijn dat geen sporen achterblijven op de kuipruit. Als de
kuipruit krasjes vertoont, breng dan
na wassen een hoogwaardige po-
lish voor gebruik op kunststof aan.
Na normaal gebruik
Verwijder vuil met warm water, een mild rei-
nigingsmiddel en een zachte, schone spons
en spoel dan grondig met schoon water.
Gebruik een tandenborstel of flessenborstel
voor moeilijk bereik bare plekken. Hardnek-
kig vastzittend vuil en insectenresten laten
gemakkelijker los als de bewuste plek alvo-
rens te reinigen een paar minuten met een
vochtige doek wordt bedekt.
Na rijden in regen, aan de kust of op bepe-kelde wegenZeelucht en wegenzout waarmee wegen in
de winter worden bestrooid hebben in com-
binatie met water een zeer corrosieve wer-
king; handel daarom als volgt na een rit in
een regenbui, nabij de kust of op bepekelde
wegen.OPMERKINGIn de winter gestrooid wegenzout kan nogtot in de lente aanwezig blijven.
1. Reinig de motorfiets met koud water en een mild reinigingsmiddel nadat de motor is afgekoeld.
LET OP: Gebruik
geen warm water, dit versnelt de
corrosieve werking van het
zout.
[DCA10792]
2. Breng met een spuitbus een corrosie-
werend middel aan op alle metalen de-
len, ook op verchroomde en
vernikkelde componenten, om zo cor-
rosie te voorkomen.
Na reiniging 1. Droog de motorfiets met een zeemle-
ren lap of een vochtabsorberende
doek.
2. Laat de aandrijfketting direct drogen
en smeer hem om roestvorming te
voorkomen.
3. Gebruik een chroompolish om ver-
chroomde, aluminium en roestvrijsta-
len delen te doen glanzen, ook het
uitlaatsysteem. (Zel fs thermische ver-
kleuringen op roestvrijstalen uitlaatsy-
stemen kunnen door oppoetsen
worden verwijderd.)
4. Het is aan te bevelen om met een spuitbus een corrosiewerend middel
aan te brengen op alle metalen delen,
ook op verchroomde en vernikkelde
componenten, om zo corrosie te voor-
komen.
5. Gebruik oliespray als universeel
BN3-9-D0.book 2 ページ 2015年6月29日 月曜日 午後4時39分
Verzorging en stalling van de motorfiets
7-3
1
2
3
4
5
67
8
9
10
11
12
schoonmaakmiddel om nog achterge-
bleven vuil te verwijderen.
6. Werk kleine lakbeschadigingen door steenslag e.d. bij.
7. Zet alle gelakte oppervlakken in de
was.
8. Laat de motorfiets volledig drogen al- vorens deze te stallen of af te dekken.WAARSCHUWING
DWA11132
Verontreiniging van de remmen of ban-
den kan leiden tot verlies van de contro-
le over de machine.
Controleer of er geen olie of was op
de remmen of banden zit.
Reinig de remschijven en remvoe-
ringen indien nodig met een norma-
le remschijfreiniger of aceton en
spoel de banden schoon met lauw
water en een mild reinigingsmiddel.
Test de remwerking en het wegge-
drag van de machine in bochten
voordat u met hoge snelheden gaatrijden.
LET OP
DCA10801
Breng een geringe hoeveelheid
oliespray en was aan en verwijder
overtollige hoeveelheden.
Breng oliespray of was nooit aan op rubber of kunststof delen, behandel
deze met een daartoe bestemd ver-
zorgingsmiddel.
Vermijd het gebruik van schurende
poetsmiddelen, deze tasten de lakaan.
OPMERKING
Vraag een Yamaha dealer om advies
over de te gebruiken producten.
Door wassen, regenachtig weer of een
vochtig klimaat kan de koplamplens
beslagen raken. Inschakelen van de
koplamp gedurende een korte periode
zal helpen bij de verwijdering van hetvocht.
DAU43204
StallingKorte termijn
Stal uw motorfiets steeds op een koele en
droge plek en bescherm indien nodig tegen
stof met een luchtdoorlatende stallinghoes.
Zorg ervoor dat de motor en het uitlaatsy-
steem zijn afgekoeld alvorens de motorfiets
af te dekken.LET OP
DCA10811
Als de motorfiets wordt gestald in
een slecht geventileerde ruimte of
in vochtige toestand wordt afgedekt
met een hoes of een dekzeil, zal wa-
ter en vocht kunnen binnendringen
en roestvorming veroorzaken.
Voorkom corrosie door de machine
niet te stallen in een vochtige kel-
der, een stal (i.v.m. de aanwezig-
heid van ammoniakdamp) en in een
opslagruimte voor sterke chemica-liën.
Lange termijn
Alvorens uw motorfiets gedurende meerde-
re maanden aaneen te stallen: 1. Volg alle instructies op in de paragraaf “Verzorging” in dit hoofdstuk.
2. Vul de brandstoftank en voeg een sta-
BN3-9-D0.book 3 ページ 2015年6月29日 月曜日 午後4時39分