Page 33 of 106

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-13
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
Druk in dat geval op de “SELECT”-schake-
laar om de weergave te wisselen in de on-
derstaande volgorde:
TRIP F km/L of L/100 km AVE – –.–
km/L of AVE – –.– L/100 km ODO
TRIP 1 TRIP 2 TRIP F
Voor Verenigd Koninkrijk:
TRIP F km/L, L/100 km of MPG AVE
– –.– km/L, AVE – –.– L/100 km of AVE –
–.– MPG ODO TRIP 1 TRIP 2
TRIP FOPMERKING
Om een ritteller terug te stellen, selec-
teert u deze door op de “SE-
LECT”-schakelaar te drukken, deze
los te laten en daarna de “RE-
SET”-toets twee seconden ingedrukt
te houden.
Als u de brandstofreserve-ritteller niet
handmatig terugstelt, wordt deze auto-
matisch teruggesteld zodra u na het
tanken 5 km (3 mi) hebt gereden. De
ritteller verdwijnt dan vanzelf van hetdisplay. Modus huidig brandstofverbruik
Het huidige brandstofverbruik kan worden
ingesteld op “km/L”, “L/100 km” of “MPG”
(voor het Verenigd Koninkrijk).
“km/L”: De afstand die onder de huidi-
ge rijomstandigheden kan worden af-
gelegd met 1.0 L brandstof wordt
weergegeven.
“L/100 km”: De hoeveelheid brandstof
die nodig is om onder de huidige rijom-
standigheden 100 km af te leggen
wordt weergegeven.
“MPG” (voor Verenigd
Koninkrijk): De
afstand die onder de huidige rijom-
standigheden kan worden afgelegd
met 1.0 Imp.gal brandstof wordt weer-
gegeven.
Druk de “CLOCK”- en “RESET”-toets tege-
lijkertijd in om te wisselen tussen de weer- gave-instellingen voor het huidige
brandstofverbruik.
OPMERKINGBij snelheden onder 20 km/h (12 mi/h)wordt “– –.–” weergegeven.
Modus gemiddeld brandstofverbruik
Deze weergave toont het gemiddelde
brandstofverbruik sinds de weergave op nul
is teruggezet.
De weergave van het gemiddelde brand-
stofverbruik kan worden ingesteld op “AVE
– –.– km/L”, “AVE – –.– L/100 km” of “AVE
– –.– MPG” (voor Verenigd Koninkrijk).
“AVE – –.– km/L”: De gemiddelde af-
stand die kan worden afgelegd op 1.0
L brandstof wordt weergegeven.
“AVE – –.– L/100 km”: De gemiddelde
1. Weergave huidig brandstofverbruik
1
1. Weergave gemiddeld brandstofverbruik
1
B67-9-D0.book 13 ページ 2016年2月15日 月曜日 午後4時24分
Page 34 of 106

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-14
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
hoeveelheid brandstof die nodig is om
100 km af te leggen wordt weergege-
ven.
“AVE – –.– MPG” (voor Verenigd Ko-
ninkrijk): De gemiddelde afstand die
kan worden afgelegd op 1.0 Imp.gal
brandstof wordt weergegeven.
Druk de “CLOCK”- en “RESET”-toets tege-
lijkertijd in om te wisselen tussen de weer-
gave-instellingen voor het gemiddelde
brandstofverbruik.
Om de weergave van het gemiddelde
brandstofverbruik terug te stellen, houdt u
de “RESET”-toets twee seconden inge-
drukt.
OPMERKINGNadat u de weergave van het gemiddelde
brandstofverbruik hebt teruggesteld, wordt
“– –.–” weergegeven totdat 1 km (0.6 mi)met de machine is afgelegd. Instelfunctie voor di
splayhelderheid en
voor controlelampje schakelmoment
Deze instelfunctie schakelt door vijf regel-
functies heen, zodat u de volgende instellin-
gen kunt selecteren volgens onderstaande
volgorde.
Displayhelderheid:
Via deze functie regelt u de helderheid
van de weergaven en toerenteller.
Activiteit van het controlelampje scha-
kelmoment:
Met deze functie kunt u het controle-
lampje instellen op aan, knipperen of
uit.
Activeren van het controlelampje
schakelmoment:
Via deze functie kiest u het motortoe-
rental waarbij het controlelampje ge-
activeerd zal worden.
Deactiveren van het controlelampje
schakelmoment:
Via deze functie kiest u het motortoe-
rental waarbij het controlelampje ge-
deactiveerd zal worden.
Helderheid van het controlelampje
schakelmoment:
Met deze functie regelt u de helderheid
van het controlelampje schakelmo-
ment.
OPMERKINGDe weergave van het helderheidsniveau
toont de instelling voor de displayhelder-heid.
Om de helderheid van de weergaven entoerenteller aan te passen1. Draai de sleutel naar “OFF”.
2. Druk op de “CLOCK”-toets en houd deze vast.
3. Draai de sleutel naar “ON”, wacht vijf
seconden en laat dan de
“CLOCK”-toets los.
4. Druk op de “RESET”-toets om de ge-
wenste displayhelderheid te kiezen.
5. Druk op de “CLOCK”-toets om het ge- selecteerde helderheidsniveau te be-
vestigen. De instelfunctie gaat over
naar de functie acti viteit van het con-
trolelampje schakelmoment.
1. Weergave helderheidsniveau
1
B67-9-D0.book 14 ページ 2016年2月15日 月曜日 午後4時24分
Page 35 of 106

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-15
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
Instellen van de functie activiteit van hetcontrolelampje schakelmoment1. Druk op de toets “RESET” om een van de volgende instellingen voor de activi-
teit van het controlelampje te kiezen:
Aan - het controlelampje gaat bij
activering branden. (Deze instelling
is geselecteerd wanneer het con-
trolelampje aan blijft.)
Knipperen - het controlelampje
gaat bij activering knipperen. (Deze
instelling is geselecteerd wanneer
het controlelampje vier keer per se-
conde knippert.)
Uit - het controlelampje is gedeacti-
veerd, m.a.w. het gaat niet branden
of knipperen. (Deze instelling is ac-
tief wanneer het controlelampje
één keer per twee seconden knip-
pert.)
2. Druk op de “CLOCK”-toets om de ge- selecteerde activiteit van het controle-
lampje te bevestigen. De instelfunctie
gaat over naar de functie activering
van het controlelampje schakelmo-
ment.
Instellen van de functie activering van het
controlelampje schakelmomentOPMERKINGDe functie activering van het controlelampje schakelmoment kan worden ingesteld tus-
sen 7000 tpm en 13000 tpm. Het controle-
lampje kan worden ingesteld in stappen van
200 tpm.
1. Druk de “RESET”-toets in om het mo- tortoerental in te stellen waarbij u het
controlelampje wilt laten activeren.
2. Druk op de “CLOCK”-toets om het ge- selecteerde motortoerental te bevesti-
gen. De instelfunctie gaat over naar de
functie deactiveren van het controle-
lampje schakelmoment.
Instellen van de functie deactiveren van hetcontrolelampje schakelmomentOPMERKING
De functie deactivering van het contro-
lelampje schakelmoment kan worden
ingesteld tussen 7000 tpm en 13000
tpm. Het controlelampje kan worden
ingesteld in stappen van 200 tpm.
Denk eraan dat de deactiveerfunctie
op een hoger toerental moet worden
ingesteld dan de activeerfunctie, an-
ders zal het controlelampje schakel-moment gedeactiveerd blijven.
1. Druk op de toets “RESET” om het mo- tortoerental in te stellen waarbij u het
controlelampje wilt laten deactiveren.
2. Druk op de “CLOCK”-toets om het ge- selecteerde motortoerental te bevesti-
gen. De instelfunctie gaat over naar de
functie helderheid van het controle-
lampje schakelmoment.
Instellen van de helder heid van het contro-
lelampje schakelmoment1. Druk op de toets “RESET” om de ge-
wenste helderheid van het controle-
lampje te kiezen.
2. Druk op de “CLOCK”-toets om de ge- selecteerde helderheid van het contro-
lelampje te bevestigen en de
instelfunctie voor displayhelderheid en
voor het controlelampje schakelmo-
ment te verlaten.
B67-9-D0.book 15 ページ 2016年2月15日 月曜日 午後4時24分
Page 36 of 106

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-16
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
DAU12822
KoppelingshendelDe koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerzijde van het stuur. Trek de hendel
naar het stuur toe om de koppeling te ont-
koppelen. Laat de hendel los om de koppe-
ling te laten aangrijpen. Voor een soepele
werking van de koppeling moet de hendel
snel ingetrokken worden en langzaam wor-
den losgelaten.
De koppelingshendel is voorzien van een
sperschakelaar die deel uitmaakt van het
startspersysteem. (Zie pagina 4-28.)
DAU12872
SchakelpedaalHet schakelpedaal bevindt zich aan de lin-
kerzijde van de motor en wordt in combina-
tie met de koppelingshendel gebruikt bij het
schakelen van de versnellingen van de
6-traps constant-mesh versnellingsbak op
deze motorfiets.
DAU26825
RemhendelDe remhendel bevindt zich aan de rechter-
zijde van het stuur. Trek de hendel naar de
gasgreep toe om de voor rem te bekrachti-
gen.
De remhendel is voorzien van een stelwiel
voor de positie van de remhendel. Om de
afstand tussen de remhendel en de gas-
greep af te stellen, wordt het stelwiel ge-
draaid terwijl de hendel van de gasgreep
vandaan wordt gehouden. Controleer of het
correcte instelpunt op het stelwiel tegen-
over het “ ” merkteken op de remhendel
staat.
1. Koppelingshendel
1
1. Schakelpedaal
1
1. “ ”-merkteken
2. Stelwiel afstelpositie remhendel
3. Remhendel
4. Afstand tussen remhendel en gasgreep
4
1 2
3
B67-9-D0.book 16 ページ 2016年2月15日 月曜日 午後4時24分
Page 37 of 106

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-17
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
DAU12944
RempedaalHet rempedaal bevindt zich aan de rechter-
zijde van de motorfiets. Trap op het rempe-
daal om de achterre m te bekrachtigen.
DAU63040
ABSHet Yamaha ABS (anti-blokkeervoorziening
remsysteem) bestaat uit een dubbel uitge-
voerd elektronisch regelsysteem dat de
voorrem en achterrem onafhankelijk aan-
stuurt.
Gebruik de remmen met ABS net zoals con-
ventionele remmen. Bij activering van het
ABS-systeem kan een pulsatie worden ge-
voeld in de remhendel of het rempedaal. Ga
in dat geval door met remmen en laat het
ABS-systeem het werk doen. Ga niet “pom-
pend” remmen, dit vermindert de remeffec-
tiviteit.
WAARSCHUWING
DWA16051
Houd altijd een veilige afstand tot voor-
liggers, zelfs als uw voertuig is uitgerust
met ABS.
Het ABS-systeem functioneert het
effectiefst over lange remwegen.
Op bepaalde oppervlakken, zoals
slechte wegen of grindwegen, kan
de remafstand met het ABS-sy-
steem langer zijn dan zonderABS-systeem.
Het ABS-systeem wordt bewaakt door een
ECU die het systeem bij een storing laat te-
rugkeren naar c onventioneel remmen.
OPMERKING
Het ABS-systeem voert een zelfdiag-
nosetest uit telkens nadat de sleutel op
“ON” is gezet en het voertuig rijdt met
een snelheid van 10 km/h (6 mi/h) of
hoger. Tijdens deze test hoort u een
“klikkend” geluid van de hydraulische
regeleenheid en wanneer u de rem-
hendel of het rempedaal licht bedient,
kan een trilling in de hendel of het pe-
daal voelbaar zijn. Dit duidt niet op een
storing.
Dit ABS-systeem is uitgerust met een
testfunctie waarbij de bestuurder pul-
saties kan voelen in de remhendel of
het rempedaal terwijl het ABS-sy-
steem actief is. Er is echter speciaal
gereedschap vereist, dus neem con-tact op met uw Yamaha dealer.
LET OP
DCA20100
Let op dat de wielsensor en de rotor van
de wielsensor niet beschadigd raken,
anders kan het ABS-systeem niet meernaar behoren werken.
1. Rempedaal
1
B67-9-D0.book 17 ページ 2016年2月15日 月曜日 午後4時24分
Page 38 of 106
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-18
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
DAU13075
TankdopOpenen van de tankdop
Open het slotplaatje op de tankdop, steek
de sleutel in het slot en draai hem dan 1/4
slag rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld
en de tankdop kan worden verwijderd.
Sluiten van de tankdop 1. Druk de tankdop in positie met de sleu-
tel in het slot.
2. Draai de sleutel linksom naar de oor-
spronkelijke positie, neem hem uit en
sluit dan het slotplaatje.OPMERKINGDe tankdop kan alleen worden gesloten met
de sleutel in het slot. Bovendien kan de sleutel niet worden uitgenomen als de tank-
dop niet correct gesloten en vergrendeld is.
WAARSCHUWING
DWA11092
Na het tanken moet de tankdop goed
worden aangedraaid. Door brandstoflek-kage ontstaat brandgevaar.
1. Opneemring voorwielsensor
2. Voorwielsensor
1. Opneemring achterwielsensor
2. Achterwielsensor
2
12
1
1. Slotplaatje tankdop
2. Ontgrendelen.
1
2
B67-9-D0.book 18 ページ 2016年2月15日 月曜日 午後4時24分
Page 39 of 106

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-19
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
DAU13222
BrandstofControleer of er voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is.
WAARSCHUWING
DWA10882
Benzine en benzinedampen zijn zeer
brandbaar. Volg de onderstaande in-
structies om brand en ontploffing te
voorkomen en het letselrisico tijdens hettanken te verlagen. 1. Zet alvorens te tanken de motor af en zorg dat er niemand op de machine zit.
Rook nooit tijdens het tanken en tank
nooit in de nabijheid van vonken, open
vuur of andere ontstekingsbronnen zo-
als de waakvlammen van geisers en
kledingdrogers.
2. Maak de brandstoftank niet te vol. Steek bij het tanken het vulpistool
goed in de vulopening van de brand-
stoftank. Stop met vullen zodra de
brandstof de onderkant van de vulhals
heeft bereikt. Omdat brandstof uitzet
als deze warm wordt, kan de warmte
van de motor of de zon ervoor zorgen
dat brandstof uit de brandstoftank
stroomt. 3. Veeg uitgestroomde brandstof onmid-
dellijk af. LET OP: Veeg gemorste
brandstof onmiddellijk af met een
schone, droge, zachte doek, aange-
zien de brandstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof delen kan
aantasten.
[DCA10072]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
DWA15152
Benzine is giftig en kan letsel of overlij-
den veroorzaken. Spring zorgvuldig om
met benzine. Probeer nooit om benzine
via de mond over te hevelen. Roep on-
middellijk medische hulp in nadat u ben-
zine heeft ingeslikt, veel benzinedamp
heeft ingeademd of benzine in uw ogen
heeft gekregen. Als benzine op uw huid terechtkomt, was deze dan af met water
en zeep. Als u benzine op uw kleding
morst, trek dan andere kleding aan.
DAU54602
LET OP
DCA11401
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Loodhoudende benzine
veroorzaakt ern-
stige schade aan inwendige motoron-
derdelen als kleppen en zuigerveren enook aan het uitlaatsysteem.
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van loodvrije superbenzine met een
octaangetal van RON 95 of hoger. Als de
motor gaat detoneren (pingelen), gebruik
dan benzine van een ander merk. Door
loodvrije benzine te gebruiken gaan bou-
gies langer mee en blijven de onderhouds-
1. Vulpijp brandstoftank
2. Maximaal brandstofniveau
2
1
Voorgeschreven brandstof: Loodvrije superbenzine (gasohol
[E10] acceptabel)
Inhoud brandstoftank:
17 L (4.5 US gal, 3.7 Imp. gal)
Hoeveelheid reservebrandstof (als
het waarschuwingslampje brand-
stofniveau gaat branden): 4.0 L (1.06 US gal, 0.88 Imp.gal)
B67-9-D0.book 19 ページ 2016年2月15日 月曜日 午後4時24分
Page 40 of 106

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-20
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
kosten beperkt.
Gasohol
Er bestaan twee typen gasohol: gasohol
met ethanol en gasohol met methanol. Gas-
ohol met ethanol kan worden gebruikt, mits
het ethanolgehalte niet hoger is dan 10%
(E10). Gasohol met methanol wordt niet
aangeraden door Yamaha aangezien deze
schade kan toebrengen aan het brandstof-
systeem of problemen kan opleveren met
de voertuigprestaties.
DAU74230
Overloopslang brandstoftankOPMERKINGZie pagina 7-10 voor in formatie over het be-luchtingssysteem.
Alvorens de motorfiets te gebruiken:
Controleer de aansluiting van de tank-
overloopslang.
Controleer de overloopslang van de
brandstoftank op scheuren of bescha-
diging en vervang deze indien nodig.
Controleer of het uiteinde van de tank-
overloopslang niet verstopt is en reinig
deze indien nodig.
Let erop dat de tankoverloopslang
door de klem wordt geleid.
DAU13434
UitlaatkatalysatorDit model is uitgerust met een uitlaatkataly-
sator.
WAARSCHUWING
DWA10863
Het uitlaatsysteem is heet nadat de mo-
tor heeft gedraaid. Let op het volgende
om brandgevaar of brandwonden te
voorkomen:
Parkeer de machine nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals op
gras of op ander materiaal dat ge-
makkelijk vlam vat.
Parkeer de machine op een plek
waar voetgangers of kinderen niet
gemakkelijk met het hete uitlaatsy-
steem in aanraking kunnen komen.
Controleer of het uitlaatsysteem is
afgekoeld alvorens onderhouds-
werkzaamheden uit te voeren.
Laat de motor niet langer dan enke-
le minuten stationair draaien. Lang
stationair draaien kan leiden totoververhitting.
LET OP
DCA10702
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine. Bij
gebruik van loodhoudende benzine zal
onherstelbare schade worden toege-
1. Klem
2. Overloopslang brandstoftank
1
2
B67-9-D0.book 20 ページ 2016年2月15日 月曜日 午後4時24分