4
ProaceVerso_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016
Exterieur
Brandstofvuldop, brandstoftank 261-262
Tankbeveiliging 262-263
Brandstoftank leeg, handopvoerpomp diesel 322
Tyre Pressure Warning System (TPWS) 258-260
Banden, spanning 259-260, 327
ESC-systeem 159 -161
ABS, remdrukregelaar (EBD) 159-160
CDS, ASR 161
Toyota Traction Select 161, 162-163
Sneeuwkettingen 264
Voorportieren
65
AdBlue
®-reservoir 278-281
Gereedschapskist 282-284
Automatische verlichting
147
Grootlichtassistent 151-152
Richtingaanwijzers 146
Handmatige koplamphoogteverstelling 153
Lampen voor vervangen 298-304
Koplampsproeiers 156
Skyview
® 120
Accessoires 267-268
Motorkap openen 271 Sleutel 45
Sleutel, afstandsbediening
45-50
Batterijen vervangen, synchroniseren 51
Smart Entry & Start System 52- 62
Batterijen vervangen, synchroniseren 62
Starten/afzetten van de motor 198 -200
- sleutel, afstandsbediening
- Smart Entry & Start System-
afstandsbediening
Vergrendeling/ontgrendeling van binnenuit 64
Alarm 83-85
Road Sign Assist
221-224
Forward collision warning 239-242
Autonomous emergency braking 242-244
Ruitenwisserbladen vervangen 269
Automatische ruitenwissers 155-156
Voorruitontwaseming 131
Mistlampen vóór 145, 299, 304
Dagrijverlichting 147, 300
Statische bochtverlichting 150
Parkeerhulp vóór
252-253
Slepen 320-321
Overzicht
7
ProaceVerso_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016
Vergrendelen/ontgrendelen vanuit het interieur 64
Elektrische schuifdeur(en) 68-71
Elektrische kinderbeveiliging 190
Alarmknipperlichten 158
Tyre Pressure Warning System (TPWS) 258-260
Stop & Start uitschakelen 216
CDS/ASR uitschakelen 161
Stuurwiel verstellen 87
Cla xon 159
Head-up display
218 -219
Cockpit (vervolg)
Ruitenwisserschakelaar 154-156
Boordcomputer 38- 40
Adjustable Speed Limiter (ASL) 220
Snelheidsbegrenzer 225-227
Snelheidsregelaar 228-231
Adaptive cruise control 232-238
Instrumentenpanelen
13-14
Verklikkerlampjes 15-28
Koelvloeistoftemperatuur 29
Onderhoudsindicator 29-31
Motorolieniveaumeter 32
AdBlue
®-actieradiusindicatoren 33-35
Kilometerteller 36
Schakelindicator 204
Dimmer dashboardverlichting 37
Boordcomputer 38- 40
Datum en tijd instellen 44
Driver Attention Alert 247-248
Elektrisch bedienbare ruiten 86
Elektrische buitenspiegelverstelling 141
Toyota Traction Select 161, 162-163
Fuel burner heater/Remote controlled fuel burner heater 137-139
Alarm 83-85
Handmatige koplamphoogteverstelling 153
Lane Departure Alert 245 -246
Dodehoekbewakingssysteem 249-251
Grootlichtassistent 151-152 Datum/tijd instellen (touchscreen)
44
Datum/tijd instellen (autoradio) 44
Achteruitrijcamera 255-257
Adjustable Speed Limiter (ASL) 220
Road Sign Assist 221-224, 227, 230, 234
Forward collision warning 239-242
Autonomous emergency braking 242-244
Stop & Start uitschakelen 216
Lichtschakelaar 144-147
Richtingaanwijzers 146
.
Overzicht
20
ControlelampjeStatusOorzaak Acties / Opmerkingen
Voet op het
rempedaal permanent.
Het rempedaal moet worden
ingetrapt. Bij de automatische transmissie of elektronisch
gestuurde versnellingsbak moet u bij een draaiende
motor en voordat u de parkeerrem vrijzet het
rempedaal intrappen om de selectiehendel vanuit
stand P of N in een andere stand te kunnen zetten.
Als u de parkeerrem vrijzet zonder het rempedaal in te
trappen, zal dit verklikkerlampje blijven branden.
Voet op het
koppelingspedaal permanent.
In de STOP-stand van het Stop &
Start-systeem wordt de motor niet
gestart als u het koppelingspedaal
slechts gedeeltelijk intrapt. Trap bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak het koppelingspedaal volledig in zodat
de motor gestart kan worden.
Tyre Pressure
Warning System
(TPWS)
permanent, in
combinatie met een
geluidssignaal en een
melding. De bandenspanning van een of
meerdere wielen is te laag.
Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
De controle dient bij voorkeur bij koude banden te
worden uitgevoerd.
Elke keer nadat u een of meer banden op spanning
hebt gebracht en na het ver wisselen van een of meer
wielen, moet u het systeem resetten.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie
over het bandenspanningswaarschuwingssysteem
(TPWS).
+
knippert en brandt
vervolgens permanent,
in combinatie met het
verklikkerlampje Service.Er zit een storing in de functie: de
bandenspanning wordt niet meer
gecontroleerd. Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
Laat het direct nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Instrumentenpaneel
42
Menu "Rijden"
De te configureren functies zijn in de volgende tabel weergegeven.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over een bepaalde functie van de rijhulpsystemen.To e t s Desbetreffende functie Aanwijzingen
Initialisatie Tyre Pressure
System(TPWS) Opnieuw initialiseren van het Tyre Pressure System (TPWS).
Dodehoekbewaking Inschakelen/uitschakelen van de functie.
Stop and Start-systeem Uitschakelen/inschakelen van de functie.
of Lane Departure Alert
Inschakelen/uitschakelen van de functie.
Automatisch uitschakelen
van het grootlicht Inschakelen/uitschakelen van de functie.
Instrumentenpaneel
258
ProaceVerso_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Tyre Pressure Warning System (TPWS)
Het systeem bewaakt de spanning van de vier
banden zodra de auto begint te rijden.
Het systeem vergelijkt de signalen van de
snelheidssensoren van de wielen met de
referentiewaarden die elke keer nadat de
banden op spanning zijn gebracht of na het
verwisselen van een wiel moeten worden
gereset.
Het systeem geeft een waarschuwing zodra
wordt gesignaleerd dat de spanning van een of
meer banden te laag is.Het bandenspanningswaarschuwingssysteem
(TPWS) kan nooit de noodzaak voor de
bestuurder om zelf alert te blijven vervangen.
Het systeem onthoudt u niet van de
verantwoordelijkheid om elke maand de
bandenspanning te controleren (ook die van
het reservewiel). Doe dit ook voordat u een
lange rit gaat maken.
Het rijden met een te lage bandenspanning
heeft een nadelige invloed op het weggedrag
en de remweg van de auto en veroorzaakt
vroegtijdige bandenslijtage, vooral onder
zware omstandigheden (zware belading,
hoge snelheden, een lange rit).
Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden.
De voor uw auto voorgeschreven
bandenspanningen staan op het
bandenspanningslabel.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de identificatie van
de auto.
De bandenspanning moet worden
gecontroleerd als de banden "koud" zijn
(de auto staat langer dan een uur stil of
er is minder dan 10 km gereden met een
beperkte snelheid).
Onder andere omstandigheden (bij warme
banden) moet de bandenspanning ten
opzichte van de op de sticker vermelde
spanning met 0,3 bar worden verhoogd.
Het rijden met een te lage
bandenspanning veroorzaakt
bovendien een hoger brandstofverbruik.
Sneeuwkettingen
Het systeem hoeft niet gereset
te worden na het aanbrengen of
verwijderen van sneeuwkettingen.
Reservewiel
Het stalen reservewiel heeft geen bandenspanningswaarschuwingssensor.
Rijden
259
ProaceVerso_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Tyre Pressure WarningResetten
Controleer voordat u het systeem
gaat resetten of de spanning van
de vier banden overeenkomstig de
gebruiksomstandigheden van de auto
en de voorschriften op de sticker met de
bandenspanningen is.
Er kan alleen op de
bandenspanningswaarschuwing
worden vertrouwd als het systeem
opnieuw is geïnitialiseerd met de juiste
bandenspanningen.
Het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
geeft geen waarschuwing als ten
tijde van het opnieuw initialiseren de
bandenspanning onjuist is.
U krijgt deze waarschuwing als dit
lampje blijft branden in combinatie
met een geluidssignaal en, volgens
uitvoering, een melding. Elke keer nadat u een of meer banden op
spanning hebt gebracht en na het verwisselen
van een of meer wielen, moet u het systeem
resetten.
F Verminder onmiddellijk uw snelheid en
vermijd plotselinge stuurbewegingen en
krachtig remmen.
F Stop zodra dit mogelijk is op een veilige
plaats. F
Gebruik in het geval van een lekke band
de bandenreparatieset of het reservewiel
(volgens uitvoering),
of
F controleer als u een compressor in de
auto hebt, bijvoorbeeld die van de set voor
tijdelijke bandenreparatie, de spanning van
de vier banden als deze zijn afgekoeld,
of
F rijd voorzichtig verder als het niet mogelijk
is om deze controle onmiddellijk uit te
voeren.
Een te lage bandenspanning is niet
altijd aan de band te zien. Een visuele
controle is dus niet voldoende. De waarschuwing blijft actief tot het
systeem is gereset.
Het resetten van het systeem moet gebeuren
bij aangezet contact en stilstaande auto.De nieuw opgeslagen waarden
van de bandenspanning worden
door het systeem beschouwd als
referentiewaarden.
6
Rijden
297
ProaceVerso_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
F Draai met de wielsleutel 1 en de dop 4 de
slotbout (indien aanwezig) vast.
F Draai met alleen de wielsleutel 1 de
overige wielbouten vast .
F Berg het gereedschap op in de
gereedschapskist. Op deze sticker staat de bandenspanning
aangegeven.
Na het verwisselen van het wiel
Berg het wiel met de lekke band correct op in de
reservewielhouder.
Laat een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
controleren of de bouten goed zijn vastgezet
en of de bandenspanning van het reservewiel
juist is.
Laat de lekke band zo spoedig mogelijk
repareren en verwissel hem met het reservewiel.
Als uw auto is voorzien van een
bandenspanningswaarschuwingssysteem,
controleer dan de bandenspanning en
initialiseer het systeem opnieuw.
Tyre Pressure Warning
System (TPWS)
Het stalen reservewiel is niet voorzien
van een bandenspanningssensor.
Wiel met full-cover
wieldop
Bij het monteren van het wiel: bevestig
de wieldop door de opening ervan ter
hoogte van het ventiel te houden en druk
vervolgens met de handpalm tegen de
gehele omtrek van de wieldop.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem
.
8
Storingen verhelpen