206
Traveller-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Wanneer u de stand van de selectiehendel
verandert of op de toets M drukt, verschijnt
het desbetreffende pictogram op het
instrumentenpaneel.
P.
P
arking (parkeerstand)
R .
R
everse (achteruitversnelling)
N.
N
eutral (neutraalstand)
D.
D
rive (automatisch schakelen)
M.
Manual
1 - 6.
In
geschakelde versnelling
-
o
n
geldige waarde
Weergave op het instrumentenpaneel
F Trap het rempedaal in en selecteer de stand P . Als de motor stationair draait, het
rempedaal is losgelaten en de stand R
,
D of M is geselecteerd, zet de auto zich
zelfs al in beweging als het gaspedaal
niet is ingetrapt.
Laat daarom geen kinderen alleen in de
auto achter.
Verlaat om veiligheidsredenen de auto
nooit, zelfs niet voor een korte tijd,
zonder de sleutel of afstandsbediening
mee te nemen.
Trek de parkeerrem aan en
selecteer de stand P indien er
onderhoudswerkzaamheden moeten
worden uitgevoerd bij draaiende motor.
Wanneer u met een zwaar beladen auto
moet wegrijden op een steile helling,
houd dan het rempedaal ingetrapt
,
selecteer de stand D , zet de parkeerrem
vrij en laat vervolgens het rempedaal
weer los.
F
S
tart de motor.
Als niet aan de bovenstaande voor waarden wordt
voldaan, klinkt een geluidssignaal en verschijnt een
melding op het display van het instrumentenpaneel.
F Zet de parkeerrem vrij.
F S electeer de stand R , N of D.
F
L
aat het rempedaal geleidelijk los.
De auto begint te rijden.
F
A
ls op het instrumentenpaneel
de melding " Trap het rempedaal
in " wordt weergegeven, moet u
het rempedaal volledig intrappen.
Wegrijden
Als de aanduiding P wordt weergegeven op het
instrumentenpaneel terwijl de selectiehendel in
een andere stand staat, dient u de selectiehendel
in de stand P te zetten om te kunnen starten.
Als tijdens het rijden per ongeluk de stand N
wordt geselecteerd, laat het motortoerental
dan zakken tot stationair toerental, zet de
selectiehendel in de stand D en trap het
gaspedaal weer in.
Rijden
209
Traveller-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Bij aangezet contact wordt een
melding op het display van het
instrumentenpaneel weergegeven
die duidt op een storing in de
transmissie.
Storing
In dit geval werkt de transmissie met een
noodprogramma en blijft de 3e versnelling
ingeschakeld. u kunt dan een hevige schok
waarnemen bij het selecteren van R vanuit
de stand P , of R vanuit de stand N . Dit is niet
gevaarlijk voor de transmissie.
Rijd niet harder dan 100 km/h (afhankelijk van
de geldende snelheidslimiet).
Laat het systeem controleren door
het P
e
ugeo
T
-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats. De automatische transmissie kan
beschadigd raken:
-
a
ls u het gaspedaal en het
rempedaal gelijktijdig intrapt
(bedien deze pedalen uitsluitend
met uw rechtervoet),
-
a
ls u, indien de accu geen stroom
levert, de selectiehendel vanuit
de stand P geforceerd naar een
andere stand schakelt.
Zet, om het brandstofverbruik tijdens
langdurig stilstaan met draaiende motor
(file...) te beperken, de selectiehendel in
de stand N en trek de parkeerrem aan.
Parkeren van de auto
u kunt bij het selecteren van de stand P
e en zwaar punt voelen.
Als de selectiehendel niet in de stand
P
staat, klinkt bij het openen van het
bestuurdersportier of na ongeveer
45 seconden een geluidssignaal en
verschijnt een melding op het display.
F
Z
et de selectiehendel in de stand P;
het geluidssignaal stopt en de
melding verdwijnt.
Selecteer voordat u de motor afzet de stand P
en trek vervolgens de parkeerrem aan om de
auto te blokkeren.
Controleer voordat u uitstapt altijd of de
selectiehendel in de stand P staat. Wanneer de auto zwaar beladen is en u
deze op een steile helling parkeert, houd
dan het rempedaal ingetrapt
, selecteer
de stand P , trek de parkeerrem aan en
laat vervolgens het rempedaal weer los.
6
Rijden
211
Traveller-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Automatisch
schakelprogramma
F Selecteer bij draaiende motor de stand A om het automatische schakelprogramma in
te schakelen.
De versnellingsbak werkt automatisch,
zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De
versnellingsbak kiest voortdurend de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de
volgende parameters:
-
rijstijl.
-
p
rofiel van de weg.
op h
et instrumentenpaneel worden de
aanduiding AUTO en de ingeschakelde
versnelling weergegeven.
Trap om krachtig te accelereren
(bijvoorbeeld voor een
inhaalmanoeuvre) het gaspedaal met
kracht in, tot voorbij het zware punt.
Weergave op het instrumentenpaneel
Wanneer u de stand van de selectiehendel
verandert, verschijnt het desbetreffende
pictogram op het instrumentenpaneel.
Starten van de auto
Als op het instrumentenpaneel
het pictogram Voet op
het rempedaal brandt
in combinatie met een
geluidssignaal en de melding " Voet op
rempedaal", houd het rempedaal dan
steviger ingetrapt.
R.
R
everse (achteruitversnelling)
N.
N
eutral (neutraalstand)
AUTO of A.
A
utomatische bediening
M.
M
anual (handmatige bediening)
1 - 6.
In
geschakelde versnelling
-
o
n
geldige waarde Als de motor niet kan worden gestar t:
Als de aanduiding N
op het display knippert
in combinatie met een geluidssignaal en een
melding, verplaats de selectiehendel dan naar
de stand A en zet hem vervolgens in de stand N .
F Selecteer de automatische bediening
(stand A ), de handmatige bediening
(stand
M) of de achteruitversnelling
(stand
R).
F
Z
et de parkeerrem vrij.
F
L
aat het rempedaal geleidelijk los, de auto
zet zich direct in beweging.
op h
et display van het
instrumentenpaneel verschijnt de
aanduiding N .
F
S
electeer de stand N
.
F
H
oud het rempedaal ingetrapt.
F
S
tart de motor.
6
Rijden
218
Traveller-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
1. Aan.
2. uit (lang indrukken).
3.
R
egeling lichtsterkte.
4.
H
oogteverstelling weergave.
Als het head-up display is ingeschakeld, geeft
het de volgende informatie weer:
A.
D
e snelheid van uw auto.
B.
D
e informatie van de snelheidsregelaar/-
begrenzer.
C.
I
ndien uw auto met deze systemen is
uitgerust: informatie van de Distance Alert,
het automatisch noodremsysteem en het
navigatiesysteem.
D.
I
ndien uw auto met dit systeem is uitgerust:
informatie van de snelheidsbegrenzer.
Systeem dat bepaalde informatie op een getint
scherm projecteert, in het directe gezichtsveld
van de bestuurder zodat deze zijn ogen niet
van de weg hoeft af te wenden.
Schakelaars
Informatie op het head-up
displayHead-up display
Raadpleeg voor meer informatie over
het navigatiesysteem de rubriek
" Audio en telematica ". F
Druk bij draaiende motor op de toets 1
om het
systeem in te schakelen en het scherm uit te klappen.
Inschakelen/uitschakelen
F Houd de toets 2 ingedrukt om het systeem uit te schakelen en het
scherm in te klappen.
De ingeschakelde/uitgeschakelde status van
het head-up display blijft behouden als de
motor opnieuw wordt gestart.
Rijden
219
Traveller-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
F Stel bij draaiende motor de lichtsterkte van het display in met de toetsen 3 :
-
"
zon" om de lichtsterkte te verhogen,
-
"
maan" om de lichtsterkte te verlagen.
Regelen van de lichtsterkte
Hoogteverstelling
Bij bepaalde weersomstandigheden
(regen en/of sneeuw, zeer zonnig weer,
...)
kan de informatie op het head-up display
tijdelijk minder goed leesbaar zijn.
Sommige zonnebrillen kunnen het lezen
van de informatie hinderen.
ge
bruik een schone en zachte doek
(bijvoorbeeld een brillendoekje of
microvezeldoekje) om het projectiescherm
te reinigen.
g
e
bruik nooit een droge doek,
een schuurspons, of een schoonmaak-
of oplosmiddel om te voorkomen dat er
krassen ontstaan op het scherm of de anti-
reflecterende laag beschadigd raakt. Het is raadzaam de toetsen uitsluitend
bij stilstaande auto te bedienen.
Leg nooit voor werpen rondom het
scherm (of in de uitsparing) zodat het
uitklappen en de goede werking van het
scherm niet verhinderd worden.
Dit systeem werkt bij draaiende motor
en de instellingen worden opgeslagen
bij het afzetten van het contact.
F
S
tel het display bij draaiende motor op de
gewenste hoogte af met de toetsen 4 :
-
o
mhoog om het display hoger af te
stellen,
-
o
mlaag om het display lager af te stellen.
6
Rijden
222
Traveller-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Het systeem is ingeschakeld maar ontvangt
geen informatie over de snelheidslimiet.De bestuurder kan, als hij dat wil,
zijn snelheid aanpassen op basis
van de door het systeem geleverde
gegevens.
Weergave van de snelheid
1. Weergave van de snelheidslimiet.
Weergave op het head-up display
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld
via het configuratiemenu van de auto.
Weergave op het instrumentenpaneel
Zodra er informatie over de snelheidslimiet
wordt ontvangen, geeft het systeem de waarde
w e e r.
Met autoradio
open het menu " Persoonlijke instelling -
configuratie " en activeer/deactiveer
" Snelheidsadviezen ".
Met touchscreen
open het configuratiemenu van de auto
en activeer/deactiveer " Weergave van de
adviessnelheid. ".
Rijden
224
MEMMEM
Traveller-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
3. Weergave van de snelheidslimiet.
4. V
erzoek om opslaan van de snelheid.
5.
H
uidige ingestelde snelheid.
Weergave op het instrumentenpaneel
Weergave op het head-up display Opslaan
F Als de snelheidsbegrenzer/
snelheidsregelaar wordt ingeschakeld,
worden de desbetreffende gegevens
weergegeven.
Als een verkeersbord wordt gedetecteerd, geeft
het systeem de snelheidslimiet weer.
u kunt dan
deze snelheid als ingestelde snelheid opslaan.
De letters " MEM" knipperen enkele seconden
op het display.
F
Druk eerst op deze knop om
de voorgestelde snelheidslimiet
weer te geven. F
Druk
nogmaals op deze knop
om deze nieuwe ingestelde
snelheid te bevestigen.
Rijden
225
GAP
MEM
Traveller-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Bediening op het stuurwiel
6. Snelheidsbegrenzer ingeschakeld/ onderbroken.
7.
S
nelheidsbegrenzer geselecteerd.
8.
I
ngestelde snelheid.
Snelheidsbegrenzer ("LIMIT")
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.
Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer moet de
bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht
nemen en zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen.
Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt,
heeft het dieper intrappen van het gaspedaal
geen effect.
1.
S
electeren van de snelheidsbegrenzer.
2.
V
erlagen van de ingestelde snelheid.
3.
V
erhogen van de ingestelde snelheid.
4.
In
schakelen/onderbreken van de
snelheidsbegrenzing.
5.
W
eergeven van de lijst van opgeslagen
snelheden of opslaan van de door de
snelheidslimietherkenning weergegeven
snelheidslimiet.
Weergave op het instrumentenpaneel
De ingestelde maximumsnelheid blijft na het afzetten
van het contact opgeslagen in het geheugen.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie
over deze toets en de adaptieve
snelheidsregelaar .
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over
het opslaan van snelheden .
Head-up display
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over
de snelheidslimietherkenning en
in het bijzonder het opslaan van de
weergegeven snelheidslimiet.
6
Rijden