221
Expert_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Storing
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto:
Laat het systeem controleren door
het PE
u
g
Eo
t
-
netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de S
t
o
P
-stand een storing zou
optreden, kan het zijn dat de motor niet meer
wil aanslaan of direct afslaat.
Alle verklikkerlampjes gaan branden.
Afhankelijk van de uitvoering kan er daarnaast
een waarschuwingsmelding verschijnen,
waarbij verzocht wordt om de selectiehendel in
de stand N te zetten en opnieuw het rempedaal
in te trappen.
u
moet, bij stilstaande auto, het contact
uitzetten en de motor opnieuw starten. Het Stop & Start-systeem maakt
gebruik van een speciale 12V-accu.
Het lampje van deze knop knippert en
er wordt een melding weergegeven in
combinatie met een geluidssignaal. Bij een storing in het systeem
gaat dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel knipperen. Laat werkzaamheden aan dit type
accu uitsluitend uitvoeren door
het PE
u
g
Eo
t
-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de 12V-accu .
6
Rijden
265
Expert_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Brandstoftank
Openen
Indien uw auto is voorzien van het
Stop & Start-systeem, tank dan nooit
wanneer de motor zich in de S
t
o
P
-
stand bevindt; zet in dat geval altijd het
contact af met de sleutel of met de knop
"S
tA
R
t/
S
t
o
P
" bij een auto met het
Keyless entry and start-systeem.
F
Z
et altijd eerst de motor af.
F
o
n
tgrendel de auto als deze is voorzien
van het Keyless entry and start-systeem.
F
o
p
en de brandstofvulklep.
Ta n k e n
tank meer dan 8 liter brandstof om er voor te
zorgen dat de stijging van het brandstofniveau
wordt weergegeven op de brandstofmeter.
tijdens het openen van de tankdop kan een geluid van
aangezogen lucht hoorbaar zijn. Dit wordt veroorzaakt
door de onderdruk die ontstaat door de afdichting van
het brandstofcircuit. Dit geluid is normaal.
F Draai de vuldop open en plaats deze op de
steun (aan de klep).
F
S
teek het vulpistool zo ver mogelijk in de
vulopening en druk hierbij de metalen
klep
A in.
F
V
ul de brandstoftank. Laat het vulpistool
maximaal drie keer afslaan, aangezien er
anders storingen kunnen optreden.
F
P
laats de vuldop terug en sluit deze door
de dop rechtsom te draaien.
F
D
ruk de brandstofvulklep dicht (uw auto
moet ontgrendeld zijn).
F
K
ies bij het tankstation de juiste brandstof
(deze staat vermeld op de sticker aan de
binnenzijde van de brandstofvulklep van
uw auto).
Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 69
l i t e r.
F
A
ls uw auto is voorzien van een
conventionele sleutel, steek deze dan in de
vuldop en draai de sleutel linksom.
7
Praktische informatie
276
Expert_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
MotorkapOpenenSluiten
F Haal de motorkapsteun uit de uitsparing.
F Be vestig de motorkapsteun in de houder.
F
L
aat de motorkap voorzichtig zakken en
laat deze aan het einde van de slag in het
slot vallen.
F
t
r
ek aan de motorkap om te controleren of
deze goed vergrendeld is.
F
N
eem de motorkapsteun uit de houder
en bevestig deze in de uitsparing om de
motorkap geopend te houden.
op
en de motorkap niet als het hard
waait.
Wees bij warme motor voorzichtig met
het bedienen van de veiligheidshaak
en de motorkapsteun (kans op
brandwonden).ge
bruik nooit
een hogedrukreiniger om
de motorruimte schoon te maken: de
elektrische componenten kunnen dan
beschadigd raken. De koelventilator kan ook nog gaan
draaien nadat de motor is afgezet:
houd daarom voor werpen en kleding
uit de buur t van de ventilator.
F
B
eweeg de hendel omhoog en til de
motorkap op.
F
o
p
en het portier.
F
t
r
ek de hendel aan de onderzijde van het
portierkader naar u toe.
Schakel het Stop&Start-systeem
altijd uit als u handelingen onder de
motorkap wilt uitvoeren, om letsel
door het automatisch activeren van de
S
tA
R
t-
stand te voorkomen.
Praktische informatie
281
Expert_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Controles
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om regelmatig
te controleren of de accupoolklemmen
goed vastzitten (bij uitvoeringen zonder
snelsluiting voor de accupoolklemmen)
en of de aansluitingen schoon zijn.Laat de filters periodiek vervangen
volgens de in het onderhoudsschema
van de fabrikant aangegeven
intervallen.
Luchtfilter en interieurfilter
Laat bij het olie verversen tevens het
oliefilter vervangen.
Raadpleeg het onderhoudsschema
van de fabrikant voor het
vervangingsinterval van dit
onderdeel.
OliefilterRoetfilter (diesel)
Als het roetfilter vervuild is, wordt
u hierop geattendeerd door het
tijdelijk branden van dit lampje in
combinatie met een melding op het
multifunctionele display.
ga om het roetfilter te regenereren, zodra
de omstandigheden het toelaten, met een
snelheid van minimaal 60 km/h rijden tot
het lampje dooft.
Als het lampje blijft branden, is het
minimum brandstofadditiefniveau bereikt.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
controleren van niveaus
.
Bij een nieuwe auto kunt u de
eerste paar keer dat het roetfilter
geregenereerd wordt een brandlucht
ruiken; dit is volkomen normaal.
Als langdurig met zeer lage snelheid
wordt gereden of de motor langdurig
stationair draait, kan bij gasgeven
soms rook uit de uitlaat waargenomen
worden. Dit heeft geen invloed op de
prestaties en heeft geen gevolgen voor
het milieu.
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking heeft op
de motoruitvoering van uw auto voor het controleren van bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door het PE
u
g
Eo
t
-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Raadpleeg voordat u werkzaamheden
uitvoert aan de 12V-accu de desbetreffende
rubriek voor meer informatie en de te nemen
voorzorgsmaatregelen. Als de omgeving (veel stof...) en het gebruik
(veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moeten de filters twee keer zo vaak
worden vervangen
.
Een verstopt interieur filter kan de prestaties
van de airconditioning verstoren en
onaangename geuren veroorzaken.
ui
tvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het PE
u
g
Eo
t
-
netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats.
7
Praktische informatie
321
Expert_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
12V- ac c uDe accu bevindt zich in de motorruimte.
F open de motorkap via hendel in het interieur en gebruik
vervolgens de veiligheidshaak aan de buitenzijde.
F Bevestig de motorkapsteun.
Toegang tot de accu
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu
voor het starten van de motor met behulp van
startkabels en voor het laden van een lege accu.
Algemeen
12V-loodaccu
Bescherm uw ogen en gezicht voordat
u handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend
uit in een goed geventileerde ruimte, ver
van open vuur of vonken veroorzakende
bronnen, om elk risico van brand- of
explosiegevaar uit te sluiten.
Was uw handen als de werkzaamheden
beëindigd zijn.
ui
tvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het PE
u
g
Eo
t
-
netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats. Het aanduwen om de motor te starten
is bij een auto met een automatische
transmissie niet toegestaan.
Accu's bevatten giftige stoffen zoals
zwavelzuur en lood.
Ze moeten worden ver werkt conform
de regelgeving en mogen in geen geval
met het huishoudelijke afval worden
weggegooid.
Breng de gebruikte batterijen en accu's
naar een speciaal inzamelpunt.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek(en) voor meer informatie over
de motorkap en de motor.
F
V
olgens uitvoering: ver wijder de kunststof
afdekkap voor toegang tot de pluspool.
De minpool van de accu is niet bereikbaar.
In plaats daarvan kunt u gebruikmaken van een
massapunt aan de voorzijde van de auto.
8
Storingen verhelpen
322
Expert_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Starten van de motor met een
hulpaccu en startkabels
Start de motor nooit door een acculader
aan te sluiten.
ge
bruik nooit een startbooster van 24 V
o f h o g e r.
Controleer eerst of de nominale
spanning van de hulpaccu 12 V
bedraagt en of de capaciteit van de
hulpaccu minimaal gelijk is aan die van
de ontladen accu.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(autoradio, ruitenwissers, verlichting
enz.) van beide auto's uit.
Zorg ervoor dat de startkabels zich
niet in de buurt van bewegende delen
van de motor (ventilateur, riem enz.)
bevinden.
Koppel de pluspool (+) van de accu niet
los ter wijl de motor draait. F
B
eweeg, indien uw auto hiermee is
uitgerust, het kunststof kapje van de
pluspool (+) omhoog.
F
Sluit de rode kabel aan op de pluspool (+) van
de ontladen accu A (bij het gebogen metalen
gedeelte) en vervolgens op de pluspool (+)
van de hulpaccu B of de startbooster.
F Sluit de groene of zwarte kabel aan op de minpool (-) van de hulpaccu B of de
startbooster (of op het massapunt van de
auto met de hulpaccu).
F
S
luit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van
de auto met de lege accu.
F
S
tart de motor van de auto met de
hulpaccu en laat deze gedurende enkele
minuten draaien.
F
S
tel de startmotor in werking van de auto
met de lege accu en laat de motor draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een nieuwe
poging te doen.
Als de accu van uw auto ontladen is, kan
de motor worden gestart met een hulpaccu
(externe accu of een accu van een andere
auto) en startkabels of een startbooster.
Een aantal functies, waaronder
het Stop & Start-systeem, is niet
beschikbaar als de laadtoestand van de
accu onvoldoende is.
F
W
acht tot de motor stationair draait en
neem dan de kabels in omgekeerde
volgorde los.
F
B
reng, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje aan op de pluspool (+).
F
L
aat de motor minimaal 30 minuten
draaien, rijdend of stilstaand, om het
laadniveau van de accu op een correct peil
te krijgen.
Storingen verhelpen
323
Expert_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Voor een optimale levensduur van de accu
is het noodzakelijk om het laadniveau van de
accu op een voldoende peil te houden.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
-
a
ls u voornamelijk korte ritten maakt,
-
v
oordat de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Raadpleeg het PE
u
g
Eo
t
-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
12V-accu opladen met een
acculader
F Zet het contact uit.
F S chakel alle stroomverbruikers (autoradio,
verlichting, ruitenwissers enz.) uit.
Als u zelf de accu van uw auto gaat
opladen, gebruik dan uitsluitend een
lader die geschikt is voor loodaccu's en
die een nominale spanning van 12
V
heeft. Volg de door de fabrikant van de lader
geleverde instructies.
Sluit de kabels nooit aan op de
verkeerde polen.
Probeer niet een bevroren accu op te
laden. Risico van explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat
deze dan door het PE
u
g
Eo
t
-
netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats
controleren op beschadigingen van de
inwendige delen en op scheuren in de
behuizing (kans op lekkage van giftig
en corrosief zuur).
Als deze sticker is aangebracht, mag
uitsluitend een 12V-lader worden
gebruikt. Anders kan de elektrische
uitrusting van het Stop & Start-systeem
ernstig beschadigd raken. De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld.
F
S
chakel om gevaarlijke vonken te
voorkomen de lader B uit alvorens de
kabels op de accu aan te sluiten.
F
C
ontroleer of de kabels van de lader in
goede staat zijn.
F
B
eweeg het kunststof kapje van de
pluspool omhoog (indien aanwezig). F
S
luit de kabels van de lader B als volgt
aan:
-
d
e rode pluskabel (+) op de pluspool (+)
van de accu A ,
-
d
e zwarte minkabel (-) op het
massapunt C van de auto.
F
S
chakel na het laden de lader B uit
alvorens de kabels los te maken van de
accu A .
8
Storingen verhelpen
324
Expert_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Forceer de hendel niet door erop te
duwen, aangezien de accupoolklem
niet kan worden vergrendeld als deze
niet correct is geplaatst; herhaal de
procedure.
Loskoppelen van de accu
Als u de auto gedurende langere tijd niet gaat
gebruiken, koppel dan de 12V-accu los. op
d
eze manier blijft het laadniveau van de accu
voldoende om de motor weer te starten.
Voer de volgende handelingen uit alvorens de
accu los te koppelen:
F
sl
uit alle te openen carrosseriedelen
(portieren, achterklep, ruiten, dak),
F
s
chakel alle stroomverbruikers (autoradio,
ruitenwissers, verlichting enz.) uit,
F
z
et het contact uit en wacht vier minuten.
u
hoeft slechts de klem van de pluspool (+) los
te nemen.
Accupoolklem met snelsluiting
De (+) klem loskoppelen
F trek de hendel A zo ver mogelijk omhoog om de accupoolklem B te ontgrendelen.
Na het weer aansluiten van de accukabels
Weer aansluiten van de (+) klem
F Plaats de geopende accupoolklem B op de pluspool (+) van de accu.
F
D
ruk verticaal op de accupoolklem om
deze goed tegen de accu aan te drukken.
F
Z
et de accupoolklem vast door de hendel A
omlaag te bewegen. Zet na het weer aansluiten van de accu het
contact aan en wacht 1 minuut alvorens de
motor te starten, zodat de elektronische
systemen geïnitialiseerd kunnen worden.
Mochten er zich na deze handeling kleine
storingen blijven voordoen, raadpleeg dan het
PE
ugEo
t
-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor het
zelf opnieuw initialiseren van de elektronische
systemen zoals:
-
d
e sleutel met afstandsbediening of de
elektronische sleutel (volgens uitvoering),
-
d
e elektrische ruitbediening,
-
d
e datum en de tijd,
-
de
voorkeuzezenders.ti
jdens de rit die volgt op het de eerste
keer starten van de motor, werkt het
Stop & Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt de functie pas
weer als de auto gedurende een
bepaalde periode, die afhankelijk is
van de omgevingstemperatuur en de
laadtoestand van de accu (maximaal
8
uur), niet is gebruikt.
Storingen verhelpen