112
308_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed02-2015
Verlichting overdag vóór
(LED-verlichting)
Bij het starten van de motor wordt deze
verlichting automatisch ingeschakeld als de
lichtschakelaar in de stand "0" of " AUTO " staat.
Automatische
verlichting
Inschakelen
F Draai de ring in de stand "AUTO" . Het
activeren van de functie wordt bevestigd
door een melding.
Met behulp van een lichtsensor worden de
kentekenplaatverlichting, het achterlicht en
het dimlicht automatisch ingeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is.
De verlichting kan ook, in geval van neerslag,
gelijktijdig met het automatisch inschakelen van
de ruitenwissers vóór worden ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is
of nadat het wissen is gestopt.
Uitschakelen
F Draai de ring in een andere stand.
Het uitschakelen van de functie wordt
bevestigd door een melding.
Storing
Bij een storing in de lichtsensor
gaat de verlichting branden, wordt
dit pictogram weergegeven op het
Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor
ten onrechte voldoende licht
waarnemen; de verlichting wordt dan
niet automatisch ingeschakeld.
Dek de met de regensensor
gecombineerde lichtsensor, die zich in
het midden van de voorruit achter de
binnenspiegel bevindt, niet af. De aan
de sensor gekoppelde functies worden
dan niet meer bediend.
Raadpleeg het P
e
ugeot
-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. instrumentenpaneel in combinatie met een
geluidssignaal en/of een melding.
Verlichting en zicht
146
308_nl_Chap06_conduite_ed02-2015
enkele rijadviezen
Houd u altijd aan de verkeersregels en let
onder alle omstandigheden goed op.
Richt uw aandacht op het verkeer en houd
uw handen op het stuur wiel, zodat u snel kunt
reageren op onverwachte situaties.
Las tijdens een lange rit om de twee uur een
pauze in.
Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en
houd meer afstand tot uw voorligger.Rijd nooit met aangetrokken handrem -
Kans op oververhitting en beschadiging
van het remsysteem!
Parkeer uw auto niet en zet uw auto
niet met draaiende motor stil op een
plaats waar brandbaar materiaal (droog
gras, afgevallen blad, ...) in contact kan
komen met het warme uitlaatsysteem -
Kans op brand!
Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter. Als u uw auto
met draaiende motor moet verlaten,
trek dan de handrem aan en zet de
versnellingsbak in de neutraalstand of
in de stand N of P
, afhankelijk van het
type versnellingsbak.
Rijden op een
overstroomde weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan
de motor, versnellingsbak en het elektrische
systeem van uw auto ernstig beschadigen.
Belangrijk!Bent u genoodzaakt over een overstroomd
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
-
k
ijk of het water niet meer dan 15 cm
diep is, houd daarbij rekening met golven
die door andere weggebruikers kunnen
worden veroorzaakt,
-
s
chakel het Stop & Start-systeem uit,
-
r
ijd zo langzaam mogelijk zonder de motor
te laten afslaan. Rijd in elk geval niet
sneller dan 10
km/h,
-
z
et de auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte
achter u hebt gelaten, rem dan, zodra de
verkeerssituatie dat toelaat, meerdere keren
licht af om de remschijven en remblokken te
drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met het P
e
ugeot
-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Rijden
148
308_nl_Chap06_conduite_ed02-2015
Starten - afzetten van de motor, sleutel met afstandsbediening
Zet de versnellingshendel in de neutraalstand.
Contactslot
1. Stand Stop.
2. S tand Contact .
3.
Stand Starten .
Starten met de sleutel
De parkeerrem moet zijn
aangetrokken.
F
S
teek de sleutel in het contactslot.
H
et systeem herkent de code van de
startblokkering.
F
o
n
tgrendel het stuurslot door gelijktijdig
aan het stuur wiel en de sleutel te draaien.
F
Z
et bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel
in de neutraalstand en trap het
koppelingspedaal volledig in.
In bepaalde gevallen moet u veel kracht
uitoefenen om het stuur wiel te kunnen
draaien (bijvoorbeeld als de wielen
tegen het trottoir aan liggen).
F
Z
et bij een auto met een automatische
transmissie de selectiehendel in de stand
N
of P en trap het rempedaal volledig in.
Rijden
151
308_nl_Chap06_conduite_ed02-2015
Bij temperaturen onder het
vriespunt wordt bij auto's met
een dieselmotor de motor
pas na het doven van het
verklikkerlampje "Voorgloeien"
gestart.
Als dit verklikkerlampje
gaat branden nadat u op de
knop "S
tA
R
t/
S
t
o
P
" hebt
gedrukt, moet u het rem- of
het koppelingspedaal ingetrapt
houden tot het verklikkerlampje
dooft. Druk niet nogmaals op de
knop "S
tA
R
t/
S
t
o
P
" voordat
de motor draait.
F
D
e elektronische sleutel bevindt zich
in het interieur van de auto.
t
r
ap het
koppelingspedaal volledig in en houd het
pedaal ingetrapt tot de motor is gestart.
Starten
F Druk op de knop " S TA R T/
STOP ". De elektronische sleutel van het
"Keyless entry and start"-systeem
moet zich in de detectiezone bevinden.
Verlaat om veiligheidsredenen deze
zone niet als de motor draait.
Als de elektronische sleutel niet binnen
de zone wordt gedetecteerd, wordt een
melding weergegeven.
o
m d
e motor te
kunnen starten moet u ervoor zorgen
dat de elektronische sleutel zich binnen
de zone bevindt.
Starten - afzetten van de motor,
"Keyless entry and start"
F Het stuurslot wordt ontgrendeld en de motor wordt bijna onmiddellijk gestart.
(Lees de waarschuwing voor de
dieseluitvoeringen). Als aan een van de voor waarden voor
het starten niet wordt voldaan, wordt
ter herinnering een melding op het
display van het instrumentenpaneel
weergegeven. In sommige gevallen
moet het stuur wiel heen en weer worden
bewogen ter wijl de knop "StA
Rt/ St oP "
wordt ingedrukt om het stuurslot te
ontgrendelen; u wordt hiervan via een
melding op de hoogte gebracht.
6
Rijden
152
308_nl_Chap06_conduite_ed02-2015
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor
niet afgezet.
Afzetten
F Zet de auto stil.F
D
ruk op de knop "START/STOP"
terwijl de elektronische sleutel zich
in het interieur van de auto bevindt.
De motor wordt afgezet en het stuurslot wordt
vergrendeld.
Stand van het contact
(accessoires)
Wanneer u de accessoirestand te lang
gebruikt, gaat het systeem automatisch
over op de eco-mode om te voorkomen
dat de accu ontladen raakt.
Druk zonder een pedaal in te trappen op de
knop "S
tA
R
t/
S
t
o
P
" om het contact aan te
zetten en zo de verschillende accessoires te
activeren.
F
D
ruk op de knop "S
tA
R
t/
S
t
o
P
":
de verlichting en lampjes van het
instrumentenpaneel gaan branden
zonder dat de motor wordt gestart.
F
D
ruk nogmaals op de knop om het
contact af te zetten en de auto te kunnen
vergrendelen.
Rijden
156
308_nl_Chap06_conduite_ed02-2015
Automatisch vrijzetten
Als de parkeerrem volledig is
vrijgezet, wordt dit bevestigd
door het doven van het
verklikkerlampje remsysteem en
het verklikkerlampje
P op de hendel
in combinatie met de melding
"Parkeerrem vrijgezet".
tr
ap bij stilstaande auto niet onnodig
het gaspedaal in, omdat hierbij de
parkeerrem kan worden vrijgezet.
Automatisch aantrekken
Als de parkeerrem is aangetrokken,
wordt dit bevestigd door het
verklikkerlampje remsysteem en
het verklikkerlampje P op de hendel
in combinatie met de melding
"Parkeerrem aangetrokken".
Als de motor is afgeslagen of is afgezet door de
St oP -stand van het Stop & Start-systeem, wordt
de parkeerrem niet automatisch aangetrokken.
Als de automatische werking is
geactiveerd, kunt u op elk moment zelf
de parkeerrem aantrekken of vrijzetten
met de hendel.
Controleer eerst of de motor is gestart en het
bestuurdersportier goed is gesloten.
De elektrische parkeerrem wordt automatisch
geleidelijk vrijgezet bij het wegrijden
: Wanneer de auto stilstaat, wordt de
parkeerrem automatisch aangetrokken
als
het contact wordt uitgezet.
Bij een handgeschakelde
versnellingsbak
F trap het koppelingspedaal volledig in en schakel de 1e versnelling of de
achteruitversnelling in.
F
g
e
ef gas en laat het koppelingspedaal
opkomen.
Bij een automatische transmissie
F Selecteer de stand D , M of R.
F ge ef gas.
Rijden
164
308_nl_Chap06_conduite_ed02-2015
opschakelindicator
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de
uitrusting van uw auto kan het systeem u adviseren
één of meer versnellingen op te schakelen.
u
kunt deze aanwijzingen opvolgen zonder
de tussenliggende versnellingen in te hoeven
schakelen.
- u rijdt in de derde versnelling.
V oorbeeld:
- u trapt het gaspedaal in. -
H et systeem kan u adviseren een hogere
versnelling in te schakelen.
De informatie wordt in de vorm van een pijl op
het instrumentenpaneel weergegeven.
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak kan behalve de pijl ook het
nummer van de aanbevolen versnelling worden
weergegeven.
Het systeem past het schakeladvies
aan de rijomstandigheden (helling,
belading van de auto, ...) en de rijstijl
van de bestuurder (veel vermogen
nodig, accelereren, remmen, ...) aan.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
-
d
e eerste versnelling in te schakelen,
-
d
e achteruitversnelling in te
schakelen,
Dit systeem adviseert de bestuurder op te schakelen om het brandstofverbruik te verminderen.
Werking
Bij bepaalde dieseluitvoeringen met
handgeschakelde versnellingsbak kan het
systeem u onder bepaalde rijomstandigheden
verzoeken om de versnellingsbak in de
neutraalstand te zetten (weergave van de
letter
N o
p het instrumentenpaneel), om het
tijdelijk afzetten van de motor mogelijk te maken
(S
t
o
P
-fase van het Stop & Start-systeem).
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellingen ook daadwerkelijk in te
schakelen.
De keuze van de optimale versnelling hangt
namelijk altijd af van de situatie op de weg, de
verkeersdrukte en de veiligheid.
De bestuurder moet derhalve altijd waakzaam
blijven. De functie kan niet worden
uitgeschakeld.
Rijden
170
308_nl_Chap06_conduite_ed02-2015
Stop & Start
Werking
Overgang naar de STOP-stand
Het verklikkerlampje "ECO" op het
instrumentenpaneel gaat branden en de motor
wordt automatisch in de S
t
o
P
-stand gezet:
- Als u bij een auto met handgeschakelde versnellingsbak bij een snelheid lager
dan 20 km/h of bij stilstaande auto
(afhankelijk van de motoruitvoering) de
versnellingshendel in de neutraalstand zet
en het koppelingspedaal loslaat.
ta
nk nooit als de motor door het Stop &
Start-systeem in de S
t
o
P
-stand is gezet.
Zet in dat geval altijd het contact af. Het systeem werkt de eerste
10 seconden na het inschakelen van de
achteruitversnelling niet.
Als de motor door het systeem in de
S
t
o
P
-stand wordt gezet, blijven alle
andere componenten zoals de remmen
en de stuurbekrachtiging normaal
functioneren.
Nadat de auto tot stilstand is gekomen,
kan het een ogenblik duren voordat de
motor wordt afgezet.
Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
De belangrijkste redenen waarom de St oP -
stand niet wordt geactiveerd zijn:
-
d
e auto bevindt zich op een steile helling
(bergopwaarts of bergafwaarts),
-
he
t bestuurderportier is geopend,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder is
losgemaakt,
-
d
e auto heeft sinds de laatste start door de
bestuurder niet sneller dan 10 km/h gereden,
-
d
e elektrische parkeerrem wordt /is
aangetrokken,
-
d
e klimaatregeling in het interieur laat het
niet toe,
-
d
e voorruitontwaseming is ingeschakeld,
-
e
r zijn bepaalde bijzondere
omstandigheden (laadtoestand accu,
motortemperatuur, rembekrachtiging,
buitentemperatuur...).
Als uw auto is uitgerust met het Stop & Start-
systeem, registreert een teller hoelang de
S
t
o
P
-stand tijdens een traject is geactiveerd.In dit geval knippert het
verklikkerlampje "ECO" een
paar
seconden, waarna het uitgaat.
Deze werking van het systeem is volkomen
normaal.
Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (S
t
o
P
-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart
(S
tA
R
t-
stand) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil.
Het Stop & Start-systeem is per fect afgestemd op stadsgebruik en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en
een aangename rust in het interieur tijdens het wachten.
Stop & Start-teller(minuten/seconden of uren/minuten)
- Bij een automatische transmissie , als u
bij stilstaande auto het rempedaal intrapt of
de selectiehendel in de stand N zet.
De teller wordt elke keer als u het contact aanzet
weer op nul gezet.
Rijden