Sleutels, portieren en ruiten21Handzender
Wordt gebruikt voor:● centrale vergrendeling 3 25
● vergrendelingssysteem 3 34
● diefstalalarmsysteem 3 35
● bagageruimte 3 32
De handzender heeft een bereik van ca. 5 meter. Dit kan beperkt worden
door invloeden van buitenaf. Bran‐
dende alarmknipperlichten dienen als
bevestiging.
Afstandsbediening met zorg behan‐
delen, vochtvrij houden, beschermen
tegen hoge temperaturen en onnodig gebruik vermijden.
Afhankelijk van het model werkt de
auto met een handzender met
2 toetsen of 3 toetsen of een elektro‐
nische sleutel met de functionaliteit
van de handzender.
Elektronisch sleutelsysteem 3 23.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet met de handzender kan worden vergren‐
deld of ontgrendeld, kan dit het ge‐
volg zijn van het volgende:
● bereik overschreden
● batterijspanning te laag
● herhaald, opeenvolgend gebruik van de handzender buiten het
bereik, waardoor het systeem op‐ nieuw moet worden geprogram‐
meerd in een werkplaats
● overbelasting van de centrale vergrendeling door herhaalde,
snel opeenvolgende activering
van de handzender, waardoor de
stroomvoorziening voor korte tijd
wordt onderbroken
● storing door radiogolven afkom‐ stig van externe zenders met eenhoog vermogenBediening met fysieke sleutel 3 25.
Batterij van de handzender
vervangen
Zodra de reikwijdte afneemt, de bat‐terij meteen vervangen.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
24Sleutels, portieren en ruitenStoring
Als de centrale vergrendeling niet kan worden bediend of als de motor niet
kan worden gestart, kan dit de vol‐
gende oorzaken hebben:
● storing in elektronische sleutel
● elektronische sleutel buiten het ontvangstbereik
● batterijspanning te laag
● overbelasting van de centrale vergrendeling door herhaalde,
snel opeenvolgende activering
van de handzender, waardoor de stroomvoorziening voor korte tijd
wordt onderbroken
● storing door radiogolven afkom‐ stig van externe zenders met eenhoog vermogenFysieke noodsleutel
Ontgrendelingsknop aan de zijkant
van de elektronische sleutel ingedrukt houden en fysieke noodsleutel uit de
bovenkant trekken.
Deuren handmatig vergrendelen of
ontgrendelen door de sleutel in het
slot te draaien.
Steek de fysieke noodsleutel na ge‐
bruik weer in de behuizing van de
elektronische sleutel.
Portiersloten
Diefstalvergrendeling
Open de deur en schakel de diefstal‐
vergrendeling in om te voorkomen dat
de voordeur van buiten af wordt ge‐ opend.
Draai de schakelaar van de vergren‐ deling op de deur met een geschikt
gereedschap in de vergrendelde
stand. De deur kan van buiten af niet
worden geopend.
120Rijden en bedieningStoring
Als de motor niet kan worden gestart,
kan dit de volgende oorzaken heb‐
ben:
● Storing in elektronische sleutel.
● Elektronische sleutel buiten het ontvangstbereik.
● Batterijspanning te laag.
● Overbelasting van de centrale vergrendeling door herhaalde,
snel opeenvolgende activering
van de handzender, waardoor de
stroomvoorziening voor korte tijd
wordt onderbroken.
● Storing door radiogolven afkom‐ stig van externe zenders met eenhoog vermogen.
Vervangen van de accu 3 21.
Centrale vergrendeling 3 25.
Elektronisch sleutelsysteem 3 23.Motor starten
Handgeschakelde versnellingsbak:
trap de koppeling in.
Geef geen gas.
Dieselmotoren: sleutel naar stand 2
draaien om voor te verwarmen totdat
controlelamp ! op de instrumenten‐
groep dooft 3 90.
Draai de sleutel naar stand 3 en laat
deze los.
Het verhoogde motortoerental wordt
automatisch verlaagd tot het normaal stationaire toerental naarmate de mo‐tortemperatuur stijgt.
Startpogingen niet langer dan
15 seconden laten duren. Als de mo‐
tor niet start, 15 seconden wachten
alvorens de startprocedure te herha‐
len. Zo nodig het gaspedaal bedienen
alvorens de startprocedure te herha‐
len.
Om de motor opnieuw te starten of
deze af te zetten, sleutel in het con‐
tactslot eerst terugdraaien naar
stand 0.
Tijdens een Autostop, kan de motor
gestart worden door het koppelings‐
pedaal in te trappen. Stop-startsys‐
teem 3 122.
Opwarmen van de turbomotor
Bij het starten is het mogelijk dat het
beschikbare motorkoppel gedurende
een korte tijd beperkt is, vooral wan‐
neer de motortemperatuur koud is.
Deze beperking is er om het smeer‐
systeem de motor volledig te laten be‐ schermen.
166Verzorging van de autoNr.Stroomkring1Batterij inspuiting AdBlue2Accu (met elektronisch sleutel‐
systeem)3APC reserveaccu (met elektro‐
nisch sleutelsysteem)4Verwarmings- en recirculatie‐
systeem5Aanpassingen6Aanpassingen7Verwarmings- en recirculatie‐
systeem8Extra verwarming en ventilatie/
airconditioning9Aanvullend verwarmings- en
ventilatiesysteem10Elektrische buitenspiegels/extra
aanpassingen11Verwarmbare buitenspiegels12Radio/multimedia/elektrische
buitenspiegels/diagnoseaan‐
sluiting13Multimedia/trekhaakNr.Stroomkring14Interieurverlichting/ontlaadbe‐
veiliging accu15Brandstofinspuitsysteem/
bandenspanningscontrolesys‐
teem/elektronisch sleutelsys‐
teem16Alarmknipperlichten/richting‐
aanwijzers17Centrale vergrendeling18Grootlicht links/dimlicht rechts/
achterlichten/dagrijlicht links19Mistlampen voor/mistachter‐
lichten/kentekenverlichting20Alarm/claxon/verlichting/wisser21Instrumentengroep22Lichtschakelaar23Achterruitwisser/sproeierpomp
voorruit/claxon24APC algemene accu25Achteruitrijlichten26Remschakelaar27Brandstofinspuiting/startmotorNr.Stroomkring28Airbag/stuurslot29Elektrisch verstelbare passa‐
giersruit30Stuurbekrachtiging31Remlichten32APC reserveaccu (met elektro‐
nisch sleutelsysteem)33Servicedisplay34Aansteker/elektrische aanslui‐
ting35Grootlicht rechts/dimlicht links/
zijmarkeringslichten/dagrijlicht
rechts36Remlichten/ABS/startbeveili‐
ging37Interieurverlichting/airco38Starten met elektronisch sleutel‐
systeem39Achterruitwisser40Waarschuwingssignalen4112V-aansluiting bagageruimte
Verzorging van de auto169
De bandenspanningsinformatiestic‐
ker op het bestuurdersportierframe
vermeldt de originele banden en de
bijbehorende bandenspanning.
Breng de banden altijd op de op het
label vermelde spanningswaarden.
Bandenspanningswaarden 3 202.
De voorgeschreven bandenspanning geldt bij koude banden. De waarde
geldt voor zowel zomer- als winter‐
banden.
Reservewiel altijd oppompen tot de
bandenspanning bij maximale bela‐
ding.
Een onjuiste bandenspanning beïn‐
vloedt de veiligheid, het weggedrag,
het rijcomfort en het brandstofver‐
bruik negatief en verhoogt de ban‐
denslijtage.
De bandenspanningswaarden ver‐
schillen afhankelijk van de diverse
opties. Ga voor de juiste banden‐ spanningswaarde als volgt te werk:
1. Bepaal de code van de motor-ID. Motorgegevens 3 193.
2. Bepaal de betreffende band.
De bandenspanningswaardetabellen
vermelden alle mogelijke banden‐
combinaties 3 202.
Voor de voor uw auto goedgekeurde
banden kunt u de EEG-conformiteits‐
verklaring die bij uw auto is geleverd, of andere landelijke registratiedocu‐
menten raadplegen.
De bestuurder is verantwoordelijk
voor het juist instellen van de ban‐
denspanning.9 Waarschuwing
Een te lage bandenspanning kan
aanleiding geven tot oververhitting van de banden en interne bescha‐
digingen, wat bij hoge snelheden
loslatende loopvlakken en zelfs
klapbanden kan veroorzaken.
Bandenspanningscontrole‐
systeem
Het bandenspanningscontrolesys‐
teem (TPMS) gebruikt radiografische
en sensortechnologie ter controle van
de bandenspanningswaarden.
Voorzichtig
Het bandenspanningscontrole‐
systeem waarschuwt alleen bij
een te lage bandenspanning en
treedt niet in de plaats van regulier onderhoud van de banden door de bestuurder.
Klantinformatie203KlantinformatieKlantinformatie........................... 203
Conformiteitsverklaring ............203
Registratie van voertuigdata en
privacy ....................................... 205
Event Data Recorders (EDR) ..205
Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 206Klantinformatie
Conformiteitsverklaring Radiozendsystemen
Deze auto heeft systemen die radio‐
golven conform Richtlijn 1999/5/EC
verzenden en/of ontvangen. Deze
systemen voldoen aan de essentiële
vereisten en alle andere relevante be‐ palingen van Richtlijn 1999/5/EC.Exemplaren van de originele Confor‐
miteitsverklaringen vindt u op onze
website.
Radarsystemen
Landspecifieke conformiteitsverkla‐ ringen voor radarsystemen staan op
de volgende pagina:
206KlantinformatieRadiofrequentie-identificatie (RFID)
RFID-technologie wordt in sommige
voertuigen gebruikt voor functies
zoals de controle van de banden‐
spanning en beveiliging van het ont‐
stekingssysteem. Het wordt ook sa‐
men gebruikt met apparaten zoals
handzenders voor het vergrendelen/
ontgrendelen van de deuren en star‐
ten en zenders in de auto voor het
openen van garagedeuren. RFID-
technologie in Opel-voertuigen ge‐
bruikt geen persoonlijke informatie,
houdt ze niet bij of koppelt deze niet
aan andere Opel-systemen die per‐
soonlijke informatie bevatten.
211Lichtschakelaar ............................ 98
Lichtsignaal .................................. 99
Luchtinlaat ................................. 114
Luchtrecirculatie .................105, 181
M
Maximumsnelheidsbegrenzer ....139
Meldingen ..................................... 93
Meters........................................... 82
Mistachterlicht .......91, 98, 101, 161
Mistlamp ...................................... 91
Mistlampen ................... 98, 101, 158
Mistlampen voor ........................101
Modus ECO ................................ 116
Momentsleutel ............................ 167
Motoraanduiding .........................191
Motor afzetten ............................ 121
Motorgegevens .......................... 193
Motor-ID...................................... 191
Motorkap .................................... 149
Motorluchtfilter ............................ 151
Motorolie ............150, 188, 192, 201
Motorolieadditieven ....................188
Motoroliedruk ............................... 90
Motoroliepeil ................................ 94
Motorolieviscositeitsindexen .......188
Motor starten ........................ 17, 120
Muntenhouder .............................. 68N
Neerklapbare rugleuning midden. 69
Nieuwe auto inrijden ..................118
O Obstakeldetectiesystemen .........139
Octaangetal ................................ 193
Olie ............................................. 150
Oliedruk ........................................ 90
Olie, motor .................. 150, 188, 192
Ontwasemen en ontdooien ..........15
Opbergruimte................................ 68
Opbergruimte plafond ..................71
Opbergruimte voor........................ 69
Opbergvak .................................... 70
Opbergvakken .............................. 68
Opbergvakken instrumentenpaneel ..................68
Opbergvak onder passagiersstoel 70
Opschakelen................................. 89 Opwarmen van de turbomotor ....120
Overzicht instrumentenpaneel .....10
P Panne ......................................... 181
Parkeerhulp ............................... 139
Parkeerrem - zie Handrem .........132
Parkeren .............................. 18, 124
Park pilot met ultrasoonsensoren 139
Partikelfilter ................................. 125Passagiersstoel middenvoor
neerklappen .............................. 46
Pollenfilter .................................. 114
Portieren ....................................... 30
Portier open ................................. 92
Portiersloten ................................. 24
Profieldiepte ............................... 172
R Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 206
Regelbare instrumentenverlichting ...........101
Regeling stationair toerental .......121
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 205
Remassistentie .......................... 132
Rem- en koppelingsvloeistof ......188
Remmen ............................ 131, 153
Remsysteem ................................ 88
Remvloeistof .............................. 153
Reservewiel ............................... 178
Reservewielbevestiging ..............167
Richtingaanwijzer ........................86
Richtingaanwijzers ..................... 100
Richtingaanwijzers vooraan ......158
Ritverslag...................................... 94
Roetfilter .................................... 125
Rugleuning neerklappen .............46
Ruimte voor lang materiaal........... 70