Kort en bondig111Centrale vergrendeling .........21
2 Elektrisch bediende ruiten ....30
3 Buitenspiegels ......................28
4 Lichtschakelaar ...................109
5 Cruise control ......................144
Snelheidsbegrenzer ............145
Frontaanrijdingswaar‐
schuwing ............................. 146
6 Zijdelingse luchtroosters .....124
7 Richtingaanwijzers ..............115
Lichtsignaal ......................... 111
Grootlicht en dimlicht ..........110
Knoppen voor Driver
Information Center ................89
8 Instrumenten ......................... 78
9 Stuurbedieningsknoppen .....72
10 Voorruitwissers,
voorruitsproeiers ...................73
Achterruitwisser, achter‐
ruitsproeier ............................ 75
11 Middelste luchtroosters .......12412Elektronische stabiliteits‐
regeling (ESC) ....................142
Alarmknipperlichten ...........114
Controlelamp
airbag-deactivering ...............84
13 Status-LED alarmsysteem ...26
14 Info-Display .......................... 93
15 Opbergvak instrumenten‐
paneel ................................... 54
16 Handschoenenkastje ...........55
17 Infotainmentsysteem
18 Verwarming en ventilatie ....119
19 Stop/Start-systeem .............130
Brandstofkeuzeschakelaar ...79
20 AUX-ingang, USB-ingang,
SD Card-sleuf
21 Schakelpook,
handgeschakelde
versnellingsbak ..................138
Automatische
versnellingsbak ..................135
22 Handrem ............................. 140
23 12 V-aansluiting ....................7724Parkeerhulp ........................ 148
Systeem voor
gecontroleerde afdaling ........86
25 Contactslot met stuurslot ...129
26 Claxon .................................. 73
Bestuurdersairbag ...............45
27 Stuurwiel instellen ................72
28 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 170
29 Opbergvak instrumenten‐
paneel ................................... 54
Zekeringenkast ..................186
142Rijden en bedieningdeactiveer TC door kort op t te druk‐
ken; k licht op. Het deactiveren ver‐
schijnt als statusbericht op het Driver
Information Center.
U kunt de TC weer activeren door
nogmaals op t te drukken.
De TC wordt ook opnieuw geacti‐
veerd wanneer u de ontsteking de
volgende keer weer inschakelt.
Elektronische stabiliteitsre‐geling (ESC)
De elektronische stabiliteitsregeling(ESC) verbetert indien nodig de rij‐ stabiliteit ongeacht de staat van het
wegdek of de grip van de banden.
Zodra de auto dreigt uit te breken (on‐
derstuur/overstuur) wordt het motor‐
vermogen verminderd en worden de
wielen afzonderlijk afgeremd.
ESC werkt in combinatie met het
Traction Control-systeem (TC). Het
voorkomt dat de aangedreven wielen doorslaan.
ESC werkt na elke motorstart zodra
controlelamp b dooft.
Wanneer ESC werkt, knippert b.
9 Waarschuwing
Laat u door dit speciale veilig‐
heidssysteem niet verleiden tot
een roekeloze rijstijl.
Snelheid aan de staat van het
wegdek aanpassen.
Controlelamp b 3 86.
Deactivering
ESC kan worden gedeactiveerd:
houd t gedurende ongeveer
vijf seconden ingedrukt.
Controlelampen k en n lichten op.
U kunt de ESC weer activeren door nogmaals op t te drukken. Wanneer
de TC voorheen was uitgeschakeld,
worden zowel TC als ESC opnieuw geactiveerd.
De ESC wordt ook opnieuw geacti‐
veerd wanneer u de ontsteking de
volgende keer weer inschakelt.
Klantinformatie229Registratie van
voertuigdata en privacy
Event Data Recorders(EDR)
Gegevensopslagmodules in de
auto
Een groot aantal elektronische com‐
ponenten van uw auto bevat gege‐
vensopslagmodules die tijdelijk of
permanent technische gegevens
over de staat van de auto, voorvallen
en fouten opslaan. In het algemeen
documenteert deze technische infor‐
matie de staat van onderdelen, mo‐ dules, systemen of de omgeving.
● Staat van systeemcomponenten (bijv. vulniveaus)
● Statusberichten van de auto en de afzonderlijke componenten
(bijv. aantal omwentelingen van
het wiel / toerental, deceleratie,
zijwaartse acceleratie)
● Disfunctioneren en defecten in belangrijke systeemcomponen‐
ten● Reacties van de auto in speci‐ fieke verkeerssituaties (bijv. ont‐
plooien van een airbag, activeren
van de stabiliteitsregeling)
● Omgevingscondities (bijv. tem‐ peratuur)
Deze gegevens zijn uitsluitend tech‐ nisch en helpen bij het identificeren
en corrigeren van fouten en het opti‐
maliseren van boordfuncties.
Bewegingsprofielen die op afgelegde
routes duiden, kunnen niet met deze
gegevens worden aangemaakt.
Als er services worden gebruikt (bijv.
reparatiewerkzaamheden, onder‐
houdsprocessen, garantieclaims,
kwaliteitsborging), kunnen medewer‐
kers van het servicenetwerk (inclusief de fabrikant) deze technische infor‐
matie met speciale diagnoseappara‐
tuur uit de voorvaal- en foutgege‐
vensopslagmodules aflezen. Raad‐
pleeg desgewenst deze werkplaat‐
sen voor meer informatie. Na het cor‐
rigeren van een fout worden de ge‐
gevens gewist uit de foutopslagmo‐
dule of worden ze constant over‐
schreven.Bij het gebruik van deze auto kunnen
er zich situaties voordoen waarin
deze technische gegevens in ver‐
band met andere informatie (o.a. on‐
gevalmelding, schade aan de auto,
getuigenverklaringen) met een per‐
soon kunnen worden geassocieerd -
mogelijk met behulp van een expert.
Bij extra contractueel met de klant
overeengekomen functies (bijv. loka‐
liseren van de auto in noodgevallen)
mogen er bepaalde gegevens m.b.t.
de auto vanuit de auto worden ver‐
zonden.