Instrumenten en bedieningsorganen95Controlelampen in de
middenconsole
Overzicht
ORichtingaanwijzer 3 95XGordelverklikker 3 96vAirbags en gordelspanners
3 96VAirbag deactiveren 3 96pLaadsysteem 3 97ZStoringsindicatielamp 3 97gLaat auto spoedig nakijken
3 97RRem- en koppelingssysteem
3 97-Pedaal intrappen 3 97mElektrische handrem 3 98jStoring elektrische handrem
3 98uAntiblokkeersysteem (ABS)
3 98[Opschakelen 3 98cVariabele stuurbekrachtiging
3 98rUltrasoonparkeerhulp 3 98nElektronische stabiliteitsrege‐
ling UIT 3 99bElektronische stabiliteitsrege‐
ling en Traction Control-
systeem 3 99kTraction Control-systeem uit
3 99!Voorverwarmen 3 99%Roetfilter 3 99wBandenspanningscontrolesys‐
teem 3 100IMotoroliedruk 3 100iTe laag brandstofpeil 3 100dStartbeveiliging 3 101#Beperkt motorvermogen
3 1018Buitenverlichting 3 101CGrootlicht 3 101fAdaptief rijlicht (AFL) 3 101>Mistlamp 3 101rMistachterlicht 3 101mCruise control 3 101hPortier open 3 101^Automatisch vergrendelen
3 101
Richtingaanwijzer
O brandt of knippert groen.
Brandt korte tijd De parkeerlichten zijn ingeschakeld.
Knippert
Een richtingaanwijzer of de alarm‐
knipperlichten zijn geactiveerd.
96Instrumenten en bedieningsorganenSnel knipperen: richtingaanwijzer of
bijbehorende zekering defect, rich‐
tingaanwijzer aanhanger defect.
Gloeilamp vervangen 3 185, zeke‐
ringen 3 195.
Richtingaanwijzers 3 127.
Gordelverklikker Gordelverklikker op de
voorstoelen
X brandt of knippert rood.
Brandt
Na het inschakelen van de ontste‐
king, totdat de veiligheidsgordel is
omgedaan.
Knippert
Na het starten van de motor gedu‐
rende maximaal 100 seconden totdat de gordel is vastgemaakt.
Veiligheidsgordel omdoen 3 47.
Gordelstatus op de achterbank
> of X op het Driver Information Cen‐
ter knippert of brandt.Brandt
Na het starten van de motor gedu‐ rende minimaal 35 seconden totdat
de veiligheidsgordel is vastgemaakt.
Als een niet vastgemaakte gordel tij‐
dens het rijden wordt vastgemaakt.
Knippert
Na het wegrijden wanneer de veilig‐
heidsgordel wordt losgemaakt.
Veiligheidsgordel omdoen 3 47.
Airbag en gordelspanners v brandt rood.
Bij het inschakelen van de ontsteking
brandt de controlelamp ca.
4 seconden. Brandt deze niet, dooft
deze niet na 4 seconden of licht deze
tijdens het rijden op, dan is er een
storing in het airbagsysteem. De hulp van een werkplaats inroepen. De air‐
bags en gordelspanners gaan moge‐
lijkerwijs niet af tijdens een ongeval.
Geactiveerde gordelspanners of air‐ bags worden aangeduid door aan‐
houdend branden van v.9
Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten ver‐
helpen.
Gordelspanners, airbagsysteem
3 46, 3 49.
Airbag-deactivering
V brandt geel.
Brandt ongeveer 60 seconden na het
inschakelen van het contact. Airbag voorpassagier is geactiveerd.
* brandt geel.
Airbag voorpassagier is gedeacti‐
veerd 3 54.
Instrumenten en bedieningsorganen979Gevaar
Levensgevaar voor kinderen in
een kinderveiligheidssysteem te‐
zamen met een geactiveerde air‐
bag op de passagiersstoel voorin.
Levensgevaar voor volwassenen
bij een buiten werking gestelde
airbag van de passagiersstoel
voorin.
Laadsysteem
p brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de ont‐
steking en dooft vlak na het starten
van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Stoppen, motor afzetten. Accu wordt
niet opgeladen. Motorkoeling wordt
mogelijk onderbroken. De rembekr‐
achtiger werkt eventueel niet meer.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Storingsindicatielamp
Z brandt of knippert geel.
Brandt na het inschakelen van de ont‐
steking en dooft vlak na het starten
van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Storing in het uitlaatgasreinigingssys‐ teem. De toegestane emissiewaar‐
den worden mogelijk overschreden.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats inroepen.
Knippert bij een draaiende motor
Storing die schade aan de katalysator kan veroorzaken. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert. On‐ middellijk hulp van een werkplaats in‐
roepen.
Service-indicatie
g brandt geel.
Tevens wordt er een waarschuwings‐
tekst of een waarschuwingscode weergegeven.
De auto heeft een onderhoudsbeurt
nodig.
De hulp van een werkplaats inroepen. Boordinformatie 3 108.Rem- en
koppelingssysteem
Rem- en koppelingsvloeistofpeil
R brandt rood.
Het rem- en koppelingsvloeistofpeil is te laag 3 182.9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Pedaal intrappen
- brandt of knippert geel.
Brandt Rempedaal moet worden ingetrapt
om de elektrische handrem los te zet‐
ten 3 155.
Trap het koppelingspedaal in om de
motor in de stand Autostop te starten.
Stop/Start-systeem 3 145.
Instrumenten en bedieningsorganen109Nr.Boordinformatie27Richtingaanwijzer rechtsvoor
defect28Richtingaanwijzer rechtsachter
defect29Controleer remlicht aanhanger30Controleer achteruitrijlicht
aanhanger31Controleer linker richtingaan‐
wijzer aanhanger32Controleer rechter richtingaan‐
wijzer aanhanger33Controleer mistachterlicht
aanhanger34Controleer achterlicht
aanhanger35Vervang batterij in handzender48Reinig blindehoekdetectiesys‐
teem53Draai tankdop vast54Water in dieselbrandstoffilter55Roetfilter is vol 3 148Nr.Boordinformatie56Ongelijke bandenspanning op
vooras57Ongelijke bandenspanning op
achteras58Banden zonder TPMS-
sensoren herkend59Open en sluit portierruit
bestuurder60Open en sluit portierruit voor‐
passagier61Open en sluit portierruit links‐
achter62Open en sluit portierruit rechts‐
achter65Poging tot diefstal66Service diefstalalarmsysteem67Service stuurslot68Service stuurbekrachtiging69Service wielophanging70Service niveauregeling71Service achteras74Service AFLNr.Boordinformatie75Service airconditioning76Service blindehoekdetectiesys‐
teem79Vul motorolie bij81Service versnellingsbak82Vervang motorolie binnenkort83Service adaptieve cruise
control84Motorvermogen verminderd89Onderhoud spoedig94Parkeerstand inschakelen
voordat u de auto verlaat95Service airbag128Motorkap open134Storing parkeerhulp, reinig
bumper136Service parkeerhulp174Accu bijna leeg258Parkeerhulp uit
110Instrumenten en bedieningsorganenBoordinformatie op het
Uplevel-display of
Uplevel-Combi-display
De boordinformatie verschijnt in de
vorm van teksten. Volg de instructies
van deze teksten.
Het display toont teksten over de vol‐
gende onderwerpen:
● vloeistofpeilen
● diefstalalarmsysteem
● remmen
● rijsystemen
● rijregelsystemen
● cruise control
● detectiesystemen
● verlichting, gloeilamp vervangen
● wis-/wasinstallatie
● portieren, ruiten
● handzender
● veiligheidsgordels
● airbagsystemen
● motor en versnellingsbak
● bandenspanning
● roetfilter
Boordinformatie op het
Colour-Info-Display
Sommige belangrijke berichten ver‐
schijnen tevens op het
Colour-Info-Display. Druk op de mul‐
tifunctionele knop om een bericht te
bevestigen. Sommige meldingen ver‐
schijnen slechts gedurende enkele
seconden als pop-up.
Geluidssignalen Er klinkt maar één geluidssignaal te‐
gelijk.Het geluidssignaal voor niet gedra‐ gen veiligheidsgordels geniet de pri‐
oriteit boven alle andere geluidssig‐
nalen.
Bij het starten van de motor of
tijdens het rijden
● Wanneer de veiligheidsgordel niet wordt gedragen.
● Wanneer bij het wegrijden een van de portieren of de achterklepniet goed gesloten is.
● Wanneer u met aangetrokken handrem een bepaalde snelheid
overschrijdt.
● Wanneer u een geprogram‐ meerde snelheid overschrijdt.
● Er verschijnt een waarschu‐ wingsbericht of -code op het Dri‐ver Information Center.
● Wanneer de parkeerhulp een ob‐
stakel herkent.
● Na het inschakelen van de ach‐ teruitversnelling en het uittrekken
van de achterdrager.
120Instrumenten en bedieningsorganenmet een adviseur te spreken. De ad‐
viseur neemt vervolgens contact op
met de (nood)hulpdiensten en stuurt
ze naar uw locatie.
Bij een ongeval waarbij de airbags of
gordelspanners zijn geactiveerd,
wordt er een automatische noodhulp‐ oproep geplaatst. De adviseur wordt
onmiddellijk met uw auto verbonden
en gaat na of er hulp nodig is.
Wi-Fi Hotspot van OnStar
De Wi-Fi Hotspot van de auto maakt
een verbinding met internet mogelijk
via het mobiele 4G/LTE-netwerk.
Let op
De functionaliteit voor Wi-Fi hot‐
spots is niet voor alle markten ver‐
krijgbaar.
Er kunnen maximaal zeven toestellen
worden aangesloten.
Een mobiel toestel met de OnStar
WiFi Hotspot verbinden:
1. Druk op j en selecteer vervol‐
gens de WiFi-instellingen in het
Info-Display. De getoonde instel‐
lingen zijn onder andere de naamvan de Wi-Fi Hotspot (SSID), het
wachtwoord en het verbindings‐
type.
2. Start een Wi-Fi-netwerkzoekop‐ dracht via uw mobiele apparaat.
3. Selecteer de hotspot van uw auto
(SSID) wanneer deze wordt aan‐
gegeven.
4. Voer uw wachtwoord in, wanneer u daarom wordt gevraagd.
Let op
Selecteer Z en spreek met een On‐
Star-adviseur of log in bij uw account als u de SSID of het wachtwoord wilt
wijzigen.
U kunt de functie Wi-Fi Hotspot uit‐
schakelen door op Z te drukken en
een OnStar-adviseur te spreken.
Smartphone-app
Met de myOpel-app voor smartpho‐
nes kunt u bepaalde autofuncties via
uw smartphone bedienen.De volgende functies zijn beschik‐
baar:
● Claxonneren of lichten laten knip‐
peren.
● Brandstofpeil en resterende le‐ vensduur van de motorolie con‐
troleren.
● Navigatiebestemming naar het apparaat sturen als er een inge‐bouwd navigatiesysteem is.
● Auto op een map lokaliseren.
● Wi-Fi-instellingen beheren.
U kunt deze functies gebruiken door de app uit de betreffende app store te
downloaden.
Externe service
U kunt, indien gewenst, iedere wille‐
keurige telefoon gebruiken om een
OnStar-adviseur te bellen. Deze kan
dan vanaf zijn locatie specifieke au‐
tofuncties aansturen. U vindt het be‐
treffende OnStar-telefoonnummer op
de landspecifieke website.
Instrumenten en bedieningsorganen121De volgende functies zijn beschik‐
baar:
● Informatie over de voertuigloca‐ tie doorgeven.
● Claxonneren of lichten laten knip‐
peren.
Hulp bij gestolen voertuig
Als de auto is gestolen, kan de
OnStar-service 'Hulp bij gestolen
voertuig' helpen bij het lokaliseren en ophalen van de auto.
Als het diefstalalarmsysteem is geac‐
tiveerd, wordt er een bericht naar
OnStar gestuurd. U ontvangt hierover
een sms of e-mail.
Indien nodig, geeft u de diefstal door
aan de autoriteiten en vraagt u hulp
van de OnStar-service 'Hulp bij ge‐
stolen voertuig'. Neem telefonisch
contact op met een OnStar-adviseur.
U vindt het betreffende OnStar-tele‐
foonnummer op de landspecifieke
website.
Diagnose op aanvraag
U kunt te allen tijde, bijvoorbeeld als
de auto een onderhoudsbericht laat
zien, op Z te drukken om contact opte nemen met een OnStar-adviseur.
U kunt hem vragen een realtime dia‐
gnose uit te voeren om de oorzaak
van het probleem na te gaan. Afhan‐
kelijk van de resultaten biedt de advi‐
seur meer ondersteuning.
Maandelijkse voertuigdiagnose
De auto stuurt automatisch diagnose‐ gegevens naar OnStar. U en uw ga‐
rage ontvangen maandelijks per e-
mail een rapport.
Let op
De werkplaatsmeldingsfunctie kan
in uw account worden uitgescha‐
keld.
Het rapport bevat de status van de
belangrijkste besturingssystemen
van de auto, zoals de motor, trans‐
missie, airbags, antiblokkeerrem, en
andere grote systemen. Het bevat
ook informatie over mogelijke onder‐
houdspunten.
U kunt meer details opvragen door op
de link in de e-mail te klikken en u bij
uw account aan te melden.Bestemming downloaden
Een gewenste bestemming kan
rechtstreeks naar het navigatiesys‐
teem worden gedownload.
Druk op Z om een OnStar-adviseur
te bellen en beschrijf de bestemming of de nuttige plaats.
De OnStar-adviseur kan elk adres en elke nuttige plaats opzoeken en deze
naar het ingebouwde navigatiesys‐
teem downloaden.
OnStar-instellingen
OnStar-PIN
U hebt een viercijferige PIN nodig
voor toegang tot alle OnStar-servi‐
ces. U moet een eigen PIN invoeren
wanneer u voor de eerste keer met
een OnStar-adviseur belt.
Druk op Z om een OnStar-adviseur
te bellen en de PIN te veranderen.
Accountgegevens
Een OnStar-abonnee heeft een ac‐ count, waar alle gegevens in zijn op‐
geslagen. Druk op Z en spreek met
Verlichting127AchteruitrijfunctieWanneer u de achteruitversnelling in‐ schakelt terwijl het dimlicht brandt,
worden beide afslaglichten geacti‐
veerd. Deze blijven 20 seconden
branden nadat u de auto uit de ach‐
teruitversnelling hebt gezet of tot u
sneller dan 17 km/u vooruitrijdt.
Alarmknipperlichten
Om in te schakelen ¨ indrukken.
De alarmlichten worden automatisch
ingeschakeld wanneer de airbags bij
een ongeval in werking treden.
Richtingaanwijzershendel omhoog:rechter richting‐
aanwijzerhendel omlaag:linker richtingaan‐
wijzer
Als de hendel voorbij het weerstands‐
punt wordt geduwd, blijft de richting‐
aanwijzer ingeschakeld. Bij het terug‐ draaien van het stuurwiel gaat derichtingaanwijzer automatisch uit.
Om driemaal te knipperen, bijv. om
van rijstrook te wisselen, de hendel
tot tegen het weerstandspunt duwen
en loslaten.
Is er een aanhanger aangesloten,
knippert de richtingaanwijzer
zes keer en de toonfrequentie veran‐
dert wanneer u de hendel tot tegen
het weerstandspunt duwt en vervol‐
gens loslaat.
Voor langer richting aanwijzen de
hendel tot tegen het weerstandspunt
duwen en vasthouden.
Schakel de richtingaanwijzer hand‐
matig uit door de hendel in de oor‐
spronkelijke stand te zetten.
Mistlampen voor
Om in te schakelen > indrukken.