Page 160 of 255

158Rijden en bedieningESC kan worden gedeactiveerd:
houd b gedurende ongeveer 5 se‐
conden ingedrukt.
De controlelamp n brandt.
U kunt de ESC weer activeren door nogmaals op b te drukken. Wanneer
de TC voorheen was uitgeschakeld,
worden zowel TC als ESC opnieuw
geactiveerd.
De ESC wordt ook opnieuw geacti‐
veerd wanneer u de ontsteking de
volgende keer weer inschakelt.
Storing
Bij een storing in het systeem licht het
controlelampje b ononderbroken op
en verschijnt er een bericht in het Dri‐ ver Information Center. Het systeem
buiten werking is.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.Bestuurdersondersteu‐
ningssystemen9 Waarschuwing
Bestuurdersondersteuningssyste‐
men zijn ontwikkeld om de be‐
stuurder te ondersteunen en niet
om zijn aandacht te vervangen.
De bestuurder aanvaardt de volle‐
dige verantwoordelijkheid wan‐
neer hij de auto bestuurt.
Wanneer bestuurdersondersteu‐
ningssystemen worden gebruikt,
altijd op de huidige verkeerssitua‐
tie letten.
Cruise control
De cruise control kan snelheden van
ca. 30 tot 200 km/u opslaan en aan‐
houden. Bij het op- en afrijden van
hellingen zijn afwijkingen van de op‐
geslagen snelheid mogelijk.
Om veiligheidsredenen kan de cruise control pas worden ingeschakeld na‐
dat het rempedaal eenmaal werd be‐
diend. Activeren in de eerste versnel‐ ling is niet mogelijk.
De cruise control niet inschakelen
wanneer het aanhouden van een constante snelheid onverstandig is.
Bij een automatische versnellingsbak activeert u de cruise control alleen in
de automatische modus.
Controlelamp m 3 101.
Inschakelen
Druk bovenaan op kantelschakelaar
m , controlelamp m gaat wit branden.
Page 161 of 255

Rijden en bediening159Inschakelen
Accelereer tot de gewenste snelheid
en draai het stelwiel naar SET/-, de
huidige snelheid wordt opgeslagen
en vastgehouden. De controlelamp
m brandt groen. U kunt het gaspedaal
loslaten.
Het is mogelijk te versnellen door gas
te geven. Na het loslaten van het gas‐ pedaal wordt opnieuw de opgeslagen
snelheid aangehouden.
De cruise control blijft ingeschakeld
tijdens het schakelen.
Snelheid verhogen
Houd, terwijl de cruise control actief
is, het stelwiel naar RES/+ gedraaid
of draai het meermaals kort naar
RES/+ : de snelheid loopt continu of in
kleine stappen op.
U kunt ook tot de gewenste snelheid
accelereren en deze opslaan door het
stelwiel naar RES/+ te draaien.Snelheid verlagen
Houd, terwijl de cruise control actief
is, het stelwiel naar SET/- gedraaid of
draai het meermaals kort naar SET/-:
de snelheid neemt continu of in kleine
stappen af.
Uitschakelen
Druk op y, controlelamp m gaat wit
branden. De cruise control is gedeac‐
tiveerd. De laatst opgeslagen snel‐
heid blijft in het geheugen voor het la‐ ter hervatten van de snelheid.
Automatisch uitschakelen: ● De rijsnelheid is lager dan ca. 30 km/u.
● Het rempedaal wordt bediend.
● Het koppelingspedaal wordt een aantal seconden ingedrukt.
● De keuzehendel is in N.
● Het motortoerental is in een zeer
laag bereik.
● Het Traction Control-systeem of elektronische stabiliteitsregelingis actief.Opgeslagen snelheid hervatten
Draai het stelwiel naar RES/+ bij een
snelheid boven 30 km/u. De opgesla‐
gen snelheid wordt nu overgenomen.
Uitschakelen
Druk onderaan op kantelschakelaar
m , controlelamp m dooft. De opge‐
slagen snelheid wordt gewist. Bij uit‐
schakelen van het contact wordt ook
de opgeslagen snelheid gewist.
Parkeerhulp9 Waarschuwing
De bestuurder is zelf geheel ver‐
antwoordelijk voor het inparkeren.
Controleer bij het achteruit- en
vooruitrijden en het gebruik van de
parkeerhulp de zone rondom de
auto.
De parkeerhulp meet de afstand tus‐
sen uw auto en eventuele obstakels,
wat het parkeren vergemakkelijkt, en
geeft geluidssignalen.
Page 251 of 255

249Bandenspanningscontrolesys‐teem ................................ 100, 203
Bandenspanningswaarden ........240
Batterijspanning .........................111
Bedieningsorganen ......................83
Bekerhouders .............................. 62
Bekleding .................................... 225
Beladingsinformatie .....................80
Beslagen lampglazen ................128
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 158
Beveiliging van de auto ................27
Binnenspiegels ............................. 30
Binnenverlichting ...............129, 194
Bochtverlichting .......................... 126
Bolle vorm .................................... 29
Boordgereedschap .....................200
Boordinformatie .........................108
Brandstof .................................... 164
Brandstofkeuzeschakelaar ..........91
Brandstofmeter ............................ 90
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot 170
Brandstof voor benzinemotoren 164
Brandstof voor dieselmotoren ...164
Brandstof voor rijden op LPG .....164
Buitenspiegels .............................. 29
Buitentemperatuur .......................86
Buitenverlichting .........................123C
Car Pass ...................................... 20
Centrale vergrendeling ................22
Claxon ................................... 13, 84
Code ........................................... 108
Conformiteitsverklaring ...............242
Contactslotstanden ....................143
Controlelampen ......................89, 92
Controle over de auto ................142
Controles .................................... 178
Cruise control ....................101, 158
D Dagrijlicht ............................ 124, 126
Dagteller ...................................... 90
Dak ............................................... 34
Dakbelasting ................................. 80
Dakdrager .................................... 80
Dashboard .................................... 10
Detectiesystemen .......................159
Diefstalalarmsysteem ..................27
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 184
Dimlicht of grootlicht ...........123, 125
Draagsysteem achterzijde ............65
Driepuntsgordel ........................... 47
Driver Information Center ...........102
E Eerste hulp ................................... 79
Elektrisch bediende ruiten ...........31Elektrische aansluitingen .............88
Elektrische handrem .............98, 155
Elektrische handrem defect ..........98
Elektrische verstelling ..................29
Elektrisch systeem...................... 195
Elektronische hulpsystemen bij het rijden ................................. 156
Elektronische rijprogramma’s ....152
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction
Control ...................................... 99
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 157
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ..............99
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............135
Erkenning van software ..............244
Event Data Recorders (EDR) .....246
F
Fietsendrager ............................... 65
Flex-Fix-systeem .......................... 65
Frontaal airbagsysteem ...............52
G Gebruik van deze handleiding .......3
Geluidssignalen .........................110
Gereedschap ............................. 200
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4