Page 119 of 275

Verlichting117VerlichtingRijverlichting.............................. 117
Lichtschakelaar .......................117
Automatische verlichting .........118
Grootlicht ................................. 118
Lichtsignaal ............................. 118
Koplampverstelling ..................119
Koplampinstelling in het buitenland ............................... 119
Dagrijlicht ................................. 119
Xenon verlichtingssysteem ......120
Alarmknipperlichten .................121
Richtingaanwijzers ..................121
Mistlampen voor ......................122
Mistachterlicht ......................... 122
Parkeerlichten ......................... 122
Achteruitrijlichten .....................123
Beslagen lampglazen ..............123
Binnenverlichting .......................123
Regelbare instrumentenverlich‐ ting .......................................... 123
Leeslampen ............................. 125
Verlichtingsfuncties ....................125
Instapverlichting ......................125
Uitstapverlichting .....................125
Ontlaadbeveiliging accu ..........126Rijverlichting
Lichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
7:Verlichting uit8:Zijmarkeringslichten9:Dimlicht of grootlicht
Controlelamp 8 3 96.
Lichtschakelaar met
automatische verlichting
Lichtschakelaar draaien:
AUTO:Automatische verlichting:
de koplampen worden auto‐ matisch in- en uitgescha‐
keld, afhankelijk van het om‐
gevingslichtm:Activering of deactivering
van de automatische ver‐
lichting. Schakelaar keert
terug naar AUTO8:Zijmarkeringslichten9:Dimlicht of grootlicht
Page 125 of 275
Verlichting123Achteruitrijlichten
Het achteruitrijlicht gaat branden
wanneer de ontsteking is ingescha‐
keld en de auto in de achteruitver‐
snelling staat.
Beslagen lampglazen
De binnenkant van de lampenglazen
kan bij koud en vochtig weer, bij he‐
vige regen of na een wasbeurt korte
tijd beslaan. De condens verdwijnt na
korte tijd vanzelf, om dit te versnellen de verlichting inschakelen.Binnenverlichting
Regelbare instrumenten‐verlichting
Wanneer de rijverlichting aanstaat,
kunt u de lichtsterkte van de volgende lampen regelen:
● instrumentenverlichting
● plafondverlichting
● sfeerverlichting
● Info-Display
● verlichte schakelaars en bedie‐ ningselementen
Draai aan het kartelwiel A en houd dit
vast totdat de gewenste lichtsterkte is bereikt.
Bij auto’s met automatische verlich‐
ting kan de helderheid alleen worden
aangepast wanneer de rijverlichting
aanstaat en de lichtsensor nachtelijke
omstandigheden detecteert.
Binnenverlichting
Voorste interieurverlichting
Page 270 of 275

268TrefwoordenlijstAAanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............244, 248
Aanduidingen op banden ..........217
Aanhangerkoppeling ..................189
Aanhangerstabilisatie ................193
Aanhanger trekken ....................189
Aansteker .................................... 83
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 195
Accu ........................................... 200
Achterlichten .............................. 207
Achterruitverwarming ................... 32
Achteruitkijkcamera ...................176
Achteruitrijlichten .......................123
Afmetingen auto ........................257
Afslagverlichting ......................... 120
Airbag deactiveren ....................... 48 Airbag-deactivering ...................... 92
Airbag en gordelspanners ...........91
Airbaglabel.................................... 43
Airbagsysteem ............................. 43
Airconditioning ........................... 128
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 136
Alarmknipperlichten ...................121
Algemene informatie .................. 189
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 138
Andere auto slepen ...................238Antiblokkeersysteem .................153
Antiblokkeersysteem (ABS) .........93
Asbakken ..................................... 84
Autogegevens ............................ 248
Autokrik....................................... 216
Automatische dimfunctie .............30
Automatische verlichting ............ 118
Automatische versnellingsbak ...146
Automatisch vergrendelen ...........25
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 237 Auto stallen ................................. 195
Autostop ....................................... 96
B Bagageruimte ........................ 25, 68
Bagageruimte-afdekking .............69
Bandenreparatieset ...................225
Bandenspanning .......................218
Bandenspanningscontrolesys‐ teem .................................. 95, 219
Bandenspanningswaarden ........259
Batterijspanning .........................108
Bedieningsorganen ......................77
Bekerhouders .............................. 57
Bekleding .................................... 241
Beladingsinformatie .....................74
Beslagen lampglazen ................123
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 159