Rijden en bediening163De bestuurder alarmeren
Het groene controlelampje voor 'voor‐ ligger gedetecteerd' A licht groen op
in de instrumentengroep wanneer het
systeem een voorligger heeft waar‐
genomen.
Wanneer de afstand tot een rijdende
voorligger te klein wordt of wanneer
een andere auto te snel nadert en een
aanrijding op handen is, wordt een
rood LED-waarschuwingslicht knip‐
perend in de voorruit weerspiegeld,
vlak voor de bestuurder.
Tegelijkertijd klinkt er een geluidssig‐
naal. Trap het rempedaal in als de si‐ tuatie dit vereist.
Uitschakelen
Het systeem kan worden gedeacti‐
veerd. Druk meerdere malen op V
totdat het volgende bericht op het Dri‐
ver Information Center verschijnt.
Algemene informatie
9 Waarschuwing
De frontaanrijdingswaarschuwing
is een waarschuwingssysteem dat de remmen niet activeert. Bij het
met een te hoge snelheid naderen
van een voorligger, kan er onvol‐
doende tijd zijn om een aanrijding
te voorkomen.
De bestuurder aanvaardt de volle
verantwoordelijkheid voor het be‐
waren van een veilige onderlinge
afstand bij de betreffende ver‐
keers-, weers- en zichtomstandig‐ heden.
De bestuurder moet onder het rij‐
den altijd zijn of haar onverdeelde
aandacht aan het verkeer geven.
De bestuurder moet altijd gereed
zijn om actie te ondernemen en te
remmen.
Systeembeperkingen
Het systeem is ontworpen om alleen
voor voertuigen te waarschuwen, maar het kan ook op andere obsta‐
kels reageren.
In de volgende gevallen detecteert de
frontaanrijdingswaarschuwing wel‐
licht geen voorliggers of kunnen de
prestaties van de sensor beperkt zijn:
174Rijden en bedieningVoor grotere auto's in de buurt
(bijv. off-roads, minivans, vans)
gelden speciale voorwaarden. De
objectherkenning en de juiste af‐
standsindicatie in het bovenste deel van deze voertuigen kan niet
worden gegarandeerd.
Objecten met een erg klein reflec‐ tievlak, bijv. smalle voorwerpen of
zachte materialen, herkent het
systeem mogelijkerwijs niet.
Parkeerhulpsystemen detecteren
geen voorwerpen buiten het de‐
tectiebereik.
Let op
Mogelijk detecteert de sensor een
niet-bestaand object als gevolg van
echostoring van buitengeluiden of
mechanische verstoringen (sporadi‐ sche valse waarschuwingen kunnenvoorkomen).
Zorg ervoor dat de kentekenplaat voor goed gemonteerd is (niet ver‐
bogen en geen speling ten opzichte
van de bumper links of rechts) en dat
de sensoren goed op hun plek zitten.
De geavanceerde parkeerhulp rea‐
geert eventueel niet op veranderin‐ gen in de beschikbare parkeerplek
nadat u met het inparkeren bent be‐
gonnen. Het systeem kan een in‐
gang, een oprit, een binnenplaats of
zelfs een kruising als een parkeer‐
plek herkennen. Na het inschakelen van de achteruitversnelling begint
het systeem met inparkeren. Kijk
goed of de voorgestelde parkeerplek
inderdaad beschikbaar is.
Het systeem detecteert geen onre‐
gelmatigheden in het wegdek, bijv.
op bouwterreinen. De bestuurder
neemt de verantwoordelijkheid op
zich.
Let op
Bij het inschakelen van een vooruit‐
versnelling en het overschrijden van een bepaalde snelheid wordt de par‐keerhulp achter bij het uitschuiven
van het draagsysteem achterzijde
gedeactiveerd.
Bij het eerst inschakelen van de ach‐ teruitversnelling detecteert de par‐keerhulp het draagsysteem achter‐zijde en klinkt er een zoemer. Druk
kort op r of D om de parkeer‐
hulp te deactiveren.
Let op
Na productie moet het systeem wor‐
den gekalibreerd. Voor optimale be‐ geleiding tijdens het parkeren is een
rijafstand van ten minste 10 km, in‐
clusief een aantal bochten, nodig.
Blindehoeksysteem
Het blindehoeksysteem detecteert en meldt objecten die zich, binnen een
specifieke blindehoekzone, aan
weerszijden van de auto bevinden.
Het systeem alarmeert visueel in elke
buitenspiegels bij het detecteren die
in de binnen- en buitenspiegels wel‐
licht niet zichtbaar zijn.
Het blindehoeksysteem maakt ge‐
bruik van sommige sensoren van de
geavanceerde parkeerhulp in de
voor- en achterbumper aan beide zij‐
den van de auto.
Verzorging van de auto195Algemene informatie
Accessoires en modificaties van auto
Wij raden u aan alleen gebruik te ma‐
ken van originele onderdelen, acces‐
soires en andere uitdrukkelijk door de fabriek voor uw autotype goedge‐
keurde onderdelen. Voor andere on‐ derdelen kunnen wij – ook als deze
door autoriteiten of anderszins zijn
goedgekeurd – niet beoordelen of
deze betrouwbaar zijn en er evenmin garant voor staan.
Geen aanpassingen in het elektrische
systeem aanbrengen, zoals wijzigin‐
gen in de elektronische stuurappara‐
ten (chip-tuning).Voorzichtig
Wanneer de auto getransporteerd wordt op een trein of een takelwa‐
gen kunnen de spatlappen be‐
schadigd worden.
Auto stallen
Langdurig stallen Wanneer u de auto meerdere maan‐
den moet stallen:
● Auto wassen en conserveren.● Conservering van motorruimte en bodemplaat laten controleren.
● Afdichtrubbers reinigen en con‐ serveren.
● Brandstoftank helemaal vullen.
● Motorolie verversen.
● Sproeiervloeistofreservoir leeg‐ maken.
● Vorst- en corrosiebestendigheid koelvloeistof controleren.
● Bandenspanning instellen op de waarde voor maximale belading.
● Auto in een droge en goed ge‐ ventileerde ruimte parkeren. Eer‐
ste versnelling of achteruitver‐
snelling inschakelen of keuze‐
hendel in stand P zetten. Voor‐
komen dat auto kan wegrollen.
● Handrem niet aantrekken.● Motorkap openen, alle portieren sluiten en auto vergrendelen.
● Poolklem van de minpool van de accu loskoppelen. Erop letten datgeen van de systemen werkt,
bijv. het diefstalalarmsysteem.
Weer in gebruik nemen Wanneer u de auto weer in gebruik
neemt:
● Poolklem op de minpool van de accu aansluiten. Elektronica voor
de elektrische ruitbediening in‐schakelen.
● Bandenspanning controleren.
● Sproeiervloeistofreservoir vullen.
● Motoroliepeil controleren.
● Koelvloeistofpeil controleren.
● Zo nodig kentekenplaat monte‐ ren.
Verwerking van sloopauto
Informatie over autodemontagebe‐
drijven en de recycling van sloopau‐
to's vindt u op onze website. Laat dit
werk uitsluitend over aan een erkend
autodemontagebedrijf.
268TrefwoordenlijstAAanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............244, 248
Aanduidingen op banden ..........217
Aanhangerkoppeling ..................189
Aanhangerstabilisatie ................193
Aanhanger trekken ....................189
Aansteker .................................... 83
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 195
Accu ........................................... 200
Achterlichten .............................. 207
Achterruitverwarming ................... 32
Achteruitkijkcamera ...................176
Achteruitrijlichten .......................123
Afmetingen auto ........................257
Afslagverlichting ......................... 120
Airbag deactiveren ....................... 48 Airbag-deactivering ...................... 92
Airbag en gordelspanners ...........91
Airbaglabel.................................... 43
Airbagsysteem ............................. 43
Airconditioning ........................... 128
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 136
Alarmknipperlichten ...................121
Algemene informatie .................. 189
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 138
Andere auto slepen ...................238Antiblokkeersysteem .................153
Antiblokkeersysteem (ABS) .........93
Asbakken ..................................... 84
Autogegevens ............................ 248
Autokrik....................................... 216
Automatische dimfunctie .............30
Automatische verlichting ............ 118
Automatische versnellingsbak ...146
Automatisch vergrendelen ...........25
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 237 Auto stallen ................................. 195
Autostop ....................................... 96
B Bagageruimte ........................ 25, 68
Bagageruimte-afdekking .............69
Bandenreparatieset ...................225
Bandenspanning .......................218
Bandenspanningscontrolesys‐ teem .................................. 95, 219
Bandenspanningswaarden ........259
Batterijspanning .........................108
Bedieningsorganen ......................77
Bekerhouders .............................. 57
Bekleding .................................... 241
Beladingsinformatie .....................74
Beslagen lampglazen ................123
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 159
269Beveiliging van de auto................26
Binnenspiegels ............................. 29
Binnenverlichting ...............123, 211
Blindehoeksysteem ....................174
Bolle vorm .................................... 28
Boordgereedschap .....................216
Boordinformatie .........................105
Brandstof .................................... 182
Brandstofkeuzeschakelaar ..........86
Brandstofmeter ............................ 85
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot. 188
Brandstof voor benzinemotoren 182
Brandstof voor dieselmotoren ...182
Brandstof voor rijden op LPG .....182
Buitenspiegels .............................. 28
Buitentemperatuur .......................80
Buitenverlichting .........................117
C Car Pass ...................................... 21
Centrale vergrendeling ................22
Claxon ................................... 13, 78
Code ........................................... 105
Colour-Info-Display .....................103
Conformiteitsverklaring ...............261
Contactslotstanden ....................138
Controlelampen ......................84, 88
Controle over de auto ................138
Controles .................................... 196
Cruise control ...................... 96, 159D
Dagrijlicht ................................... 119
Dagteller ...................................... 84
Dak ............................................... 33
Dakbelasting ................................. 74
Dakdrager .................................... 73
Derde remlicht ........................... 210
Diefstalalarmsysteem ..................27
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 202
Dimlicht of grootlicht ...................117
Draagsysteem achterzijde ............59
Driepuntsgordel ........................... 41
Driver Information Center .............97
E Eerste hulp ................................... 73
Elektrisch bediende ruiten ...........30
Elektrische aansluitingen .............83
Elektrische verstelling ..................28
Elektrisch systeem...................... 211
Elektronische rijprogramma's ...
........................................ 148, 153
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem .....94
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 156
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ...............94Elektronisch
klimaatregelsysteem ..............130
Erkenning van software ..............263
Event Data Recorders (EDR) .....265
F Fietsendrager ............................... 59
Flex-Fix-systeem .......................... 59
Frontaal airbagsysteem ...............46
Frontaanrijdingswaarschuwing ...162
G Geautomatiseerde versnellingsbak .......................150
Gebruik van deze handleiding .......3
Geluidssignalen .........................107
Gemakkelijk instappen .................38
Gereedschap ............................. 216
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................73
Gloeilamp vervangen ................203
Gordels ......................................... 40
Gordelverklikker ........................... 91
Gordijnairbagsysteem .................. 48
Graphic-Info-Display ...................104
Grootlicht ............................. 96, 118
Grootlichtassistentie .............96, 120