Page 65 of 191

Opbergen63Verwijder de hoedenplank door deze
bij het voorgedeelte aan beide zijden
van de voorste houders ( 1) te halen.
Til het achtergedeelte van de hoe‐
denplank op door deze aan beide zij‐ den van de achterste houders ( 2 en
3 ) te halen.
Plaatsen
Breng de hoedenplank weer aan door
deze aan beide zijden in de voorste
en achterste houders te drukken.
Sjorogen BestelwagenDe sjorogen dienen om voorwerpen
vast te zetten, bijv. met spanbanden
of een bagagenet.
Combo Tour
Scheidingsrooster bagageruimte
Afhankelijk van de versie kan de ba‐
gageruimte worden vergroot door de
scheidingswand van de bagage‐
ruimte aan de kant van de passagier
(indien aanwezig) voor te openen.
● Klap de rugleuning van de pas‐ sagiersstoel voor neer. Zie "Rug‐
leuning neerklappen" 3 36.
● Maak binnen in de bagageruimte
de pen (1) aan de achterkant van de scheidingswand los om te ont‐
grendelen en zwaai de klep van
de scheidingswand over de neer‐ geklapte passagiersstoel voor
open.
● Schuif de pen in de sleuf (2) op de rugleuning van de ingeklapte
passagiersstoel voor om deze te
vergrendelen.
Page 66 of 191
64Opbergen9Waarschuwing
Onderweg moet de scheidings‐
wand in de bagageruimte altijd in
een van de standen vergrendeld
zijn. Anders kunnen de inzittenden
bij krachtig remmen, plotseling af‐
slaan of een ongeval letsel door de scheidingswand oplopen.
Ladderschutbord
Afhankelijk van de versie is er achter
de bestuurdersstoel of achter de zit‐
plaatsen achterin een ladderschut‐
bord bevestigd om inzittenden te be‐
schermen tegen eventuele rondvlie‐
gende voorwerpen vanuit de bagage‐ ruimte.
Dakdragersysteem
Dakdrager
Om veiligheidsredenen en ter vermij‐ ding van dakschade adviseren wij het
voor uw auto goedgekeurde dakdra‐
gersysteem te gebruiken. Raadpleeg
een werkplaats voor nadere informa‐
tie.
Gebruiksaanwijzing van het dakdra‐
gersysteem in acht nemen en dak‐
dragersysteem verwijderen wanneer
het niet wordt gebruikt.
Dakdrager monterenOm een dakdragersysteem te beves‐
tigen, de montagepennen in de in de
illustratie weergegeven openingen
steken.
Page 67 of 191

Opbergen65Beladingsinformatie● Zware voorwerpen zo ver moge‐ lijk vooraan en gelijkmatig ver‐
deeld in de laadruimte plaatsen.
Bij stapelbare voorwerpen de
zwaarste voorwerpen onderaan
leggen.
● Voorwerpen met spanbanden aan de sjorogen vastzetten 3 63.
● Losse voorwerpen in de bagage‐
ruimte vastzetten om schuiven
tegen te gaan.
● Bij het vervoeren van voorwer‐ pen in de bagageruimte mogen
de rugleuningen van de achter‐
bank niet schuin naar voren ge‐
kanteld of neergeklapt zijn.
● Bagage niet boven de rugleunin‐ gen laten uitsteken.
● Leg niets op de uitschuifbare ba‐
gageruimte-afdekking 3 61 of op
het instrumentenpaneel en dek
de sensor boven op het instru‐
mentenpaneel niet af 3 105.
● De bagage mag de bediening van pedalen, handrem, schakel‐
hendel en de bewegingsvrijheidvan de bestuurder niet belemme‐
ren. Geen losse voorwerpen in
het interieur leggen.
● Niet met een geopende achter‐ klep rijden.9Waarschuwing
Controleer altijd of de lading in het
voertuig goed vastgezet is. Als datniet het geval is, kunnen voorwer‐
pen in het voertuig rondgeslingerd
worden en letsel of schade aan delading of de auto veroorzaken.
● Het nuttig draagvermogen is het verschil tussen het maximaal toe‐laatbare totaalgewicht van de
auto (zie typeplaatje 3 172) en
het EU-leeggewicht van de auto.
U berekent het nuttig draagver‐
mogen door de gegevens van uw
auto in de tabel Gewichten voorin deze handleiding in te voeren.
Het EU-leeggewicht omvat ook
het gewicht van de bestuurder
(68 kg), de bagage (7 kg) en alle vloeistoffen (tank voor 90 % ge‐
vuld).
Extra uitrusting en accessoires
verhogen het leeggewicht.
● Rijden met daklading verhoogt de zijwindgevoeligheid van de
auto en verslechtert het rijgedrag door het hogere zwaartepunt. La‐
ding gelijkmatig verdelen en
goed met spanbanden vastzet‐ ten. Bandenspanning en rijsnel‐
heid aan de beladingstoestand
aanpassen. Spanbanden regel‐
matig controleren en bijspannen.
Niet sneller rijden dan 120 km/u.
De toegestane dakbelading
(waarin het gewicht van de dak‐ drager is inbegrepen) is 100 kg.
De dakbelasting is de som van het gewicht van het dakdrager‐
systeem en de lading.
Page 68 of 191

66Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................67
Stuurwielverstelling ...................67
Stuurbedieningsknoppen ...........67
Claxon ....................................... 67
Wis-/wasinstallatie voorruit ........68
Wis-/wasinstallatie achterruit .....68
Koplampsproeiers .....................69
Buitentemperatuur .....................69
Klok ........................................... 69
Elektrische aansluitingen ...........71
Aansteker .................................. 72
Asbakken ................................... 72
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................72
Instrumentengroep ....................72
Snelheidsmeter ......................... 72
Kilometerteller ........................... 73
Dagteller .................................... 73
Toerenteller ............................... 73
Brandstofmeter .......................... 73
Brandstofkeuzeschakelaar ........74
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ............................................. 75
Service-display .......................... 75Versnellingsbakdisplay ..............76
Controlelampen ......................... 76
Generieke waarschuwing ..........78
Richtingaanwijzer ......................79
Gordelverklikker ........................79
Airbag en gordelspanners .........79
Airbag-deactivering ...................80
Laadsysteem ............................. 80
Storingsindicatielamp ................80
Remsysteem ............................. 81
Slijtage van remblokken ............81
Antiblokkeersysteem (ABS) .......81
Transmissie ............................... 81
Opschakelen ............................. 82
Hellingrem ................................. 82
Ultrasoonparkeerhulp ................82
Elektronische stabiliteitsregeling ....................82
Koelvloeistoftemperatuur ...........83
Voorverwarming ........................83
Roetfilter .................................... 83
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ......................................... 84
Motoroliedruk ............................. 84
Motorolie verversen ...................85
Motoroliepeil laag ......................85
Te laag brandstofpeil .................85
Brandstoffilter aftappen .............86
Startbeveiliging .......................... 86
Stop-startsysteem .....................86Rijverlichting.............................. 86
Grootlicht ................................... 86
Mistlamp .................................... 86
Mistachterlicht ........................... 86
Cruise control ............................ 87
Portier open ............................... 87
Informatiedisplays ........................87
Driver Information Center ..........87
Boordinformatie ........................... 93
Geluidssignalen .........................93
Berichten brandstofsysteem ......93
Tripcomputer ................................ 94
Page 69 of 191
Instrumenten en bedieningsorganen67Bedieningsorganen
Stuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen
U kunt het Infotainmentsysteem en
een gekoppelde mobiele telefoon be‐
dienen met de knoppen op het stuur‐ wiel.
Nadere informatie vindt u in de
infotainment-handleiding.
Claxon
j indrukken.
Page 70 of 191

68Instrumenten en bedieningsorganenWis-/wasinstallatie voorruit
Voorruitwissers
Hendel draaien:
§:uitÇ:intervalwissenÈ:langzaamÉ:snel
Hendel omhoog duwen om wissers
één slag te laten maken wanneer de
voorruitwisser uitgeschakeld is.
Niet inschakelen wanneer de voorruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Instelbaar wisinterval
Wisserhendel in stand Ç.
De voorruitenwisser past zich auto‐ matisch aan de snelheid van de auto
aan.
Voorruitsproeiers
Hendel kort naar u toe trekken, er
wordt sproeiervloeistof op de voorruit
gespoten en de ruitenwisser maakt
enkele slagen.
Hendel naar u toe trekken en vast‐
houden, er wordt sproeiervloeistof op
de voorruit gespoten en de ruitenwis‐
ser werkt totdat u de hendel loslaat.
Sproeiervloeistof 3 139, Wisserblad
vervangen 3 141.
Wis-/wasinstallatie achterruit
Hendel draaien om achterruitenwis‐
ser te activeren.
Hendel van u af duwen. Er wordt
sproeiervloeistof op de achterruit ge‐ spoten en de ruitenwisser maakt en‐
kele slagen.
Niet inschakelen wanneer de achter‐
ruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Page 71 of 191

Instrumenten en bedieningsorganen69Als de voorruitwisser aanstaat, wordt
de achterruitwisser bij het inschake‐
len van de achteruitversnelling auto‐ matisch ingeschakeld.
Koplampsproeiers
Na het inschakelen van de koplam‐
pen wordt er bij het inschakelen van
de voorruitsproeiers sproeiervloeistof
op de koplampen gesproeid.
Let op
Er wordt geen sproeiervloeistof op de koplampen gesproeid als hetvloeistofpeil te laag is.
Buitentemperatuur
Afhankelijk van de versie wordt de
buitentemperatuur continu weerge‐ geven op het Driver Information Cen‐
ter (DIC) 3 87, of weergegeven op
het DIC door TRIP aan het uiteinde
van de wisserhendel 3 94 in te druk‐
ken.9 Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het weg‐
dek al beijzeld zijn.
Klok
Afhankelijk van de versie (standaard-
of multifunctioneel display) kan de ac‐
tuele tijd en/of datum verschijnen op
het Driver Information Center (DIC)
3 87.
U kunt de waarden met SETq, R en
S op het instrumentenbord aanpas‐
sen.
Tijd instellen op DIC -
standaardversie
1. Druk één keer op SETq voor het
instellingenmenu.
2. Blader door de menuopties met R of S totdat HOUR verschijnt.
3. Druk op SETq voor deze menu‐
optie; de uren knipperen op het
display.
4. Druk op R of S om de weergege‐
ven waarde hoger of lager te zet‐
ten.
5. Druk op SETq om de wijzigingen
te bevestigen; de minuten knippe‐ ren op het display.
6. Druk op R of S om de weergege‐
ven waarde hoger of lager te zet‐
ten.
7. Druk kort op SETq ter bevesti‐
ging van de wijzigingen en om au‐
tomatisch naar het vorige scherm
van het display te gaan.
Page 72 of 191

70Instrumenten en bedieningsorganenDatum en tijd instellen op DIC -
multifunctionele versie
Tijd instellen
Na het selecteren van deze menu‐
optie kunt u de tijd instellen of de klok‐ modus op 12 uurs of 24 uurs weer‐
gave instellen.
Druk één keer op SETq voor het in‐
stellingenmenu.
Blader door de menuopties met R of
S totdat Stel uur in verschijnt.
Druk op SETq voor deze menuoptie;
Uur en Formaat verschijnen.
Stel de tijd als volgt in: 1. Druk op R of S om Uur te selec‐
teren en druk op SETq voor deze
menuoptie; de uren knipperen op
het display.
2. Druk op R of S om de weergege‐
ven waarde hoger of lager te zet‐
ten.
3. Druk op SETq om de wijzigingen
te bevestigen; de minuten knippe‐
ren op het display.4. Druk op R of S om de weergege‐
ven waarde hoger of lager te zet‐
ten.
5. Druk kort op SETq ter bevesti‐
ging van de wijzigingen en om au‐ tomatisch naar het vorige scherm
van het display te gaan.
Stel de klok als volgt op 12 uurs- of 24
uursweergave in:
1. Druk op R of S om Formaat te
selecteren en druk op SETq voor
deze menuoptie; het display knip‐
pert.
2. Druk op R of S om de klokmodus
op 12h of 24h in te stellen.
3. Druk kort op SETq ter bevesti‐
ging van de wijzigingen en om au‐ tomatisch naar het vorige scherm
van het display te gaan.
Datum instellen 1. Druk één keer op SETq voor het
instellingenmenu.
2. Blader door de menuopties met R of S totdat Stel dag in ver‐
schijnt.3. Druk op SETq voor deze menu‐
optie; het jaar knippert op het dis‐
play.
4. Druk op R of S om de weergege‐
ven waarde hoger of lager te zet‐
ten.
5. Druk op SETq om de wijzigingen
te bevestigen; de maand knippert op het display.
6. Druk op R of S om de weergege‐
ven waarde hoger of lager te zet‐
ten.
7. Druk op SETq om de wijzigingen
te bevestigen; de dag knippert op
het display.
8. Druk op R of S om de weergege‐
ven waarde hoger of lager te zet‐
ten.
9. Druk kort op SETq ter bevesti‐
ging van de wijzigingen en om au‐ tomatisch naar het vorige scherm
van het display te gaan.