96InleidingAudiobedieningsknoppen aan
stuurwiel
1 7w
Kort indrukken:
telefoongesprek aannemen 122
of laatste nummer in
gesprekslijst bellen
wanneer telefoonmenu
wordt weergegeven ............126
Lang indrukken:
spraakherkenning
activeren ............................. 121
2SRC (bron) ............................ 97
Indrukken: audiobron
selecteren ............................. 97
Bij actieve radio: omhoog/
omlaag bewegen om
volgende/vorige
voorkeurszender te
selecteren ........................... 106
Bij een actief extern
apparaat: omhoog/omlaag
bewegen om volgend(e)/
vorig(e) track/hoofdstuk/
afbeelding te selecteren ......115
Bij actieve telefoonportal
en geopende
gesprekslijst: omhoog/
omlaag bewegen om
volgende/vorige
vermelding in gesprekslijst
te selecteren ....................... 126
Bij actieve telefoonportal
en gesprekken in de
wacht: omhoog/omlaag
bewegen om tussen
gesprekken te schakelen ....1263 +
Volume verhogen
4 –
Volume verlagen
5 xn
Indrukken: gesprek
beëindigen/weigeren ...........126
of spraakherkenning
uitschakelen ........................ 121
of mutefunctie activeren/
deactiveren ........................... 97
Inleiding97GebruikBedieningselementen
Het infotainmentsysteem wordt be‐
diend met behulp van functietoetsen,
het aanraakscherm en de menu's op
het display.
Invoer kan naar keuze plaatsvinden via:
● de centrale bedieningseenheid op het bedieningspaneel 3 94
● het aanraakscherm 3 99
● audioknoppen op het stuurwiel 3 94
● de spraakherkenning 3 121
Het infotainmentsysteem in- of
uitschakelen
Druk op X. Na het inschakelen wordt
de laatst geselecteerde Infotainment‐ bron actief.
Automatisch uitschakelen
Wanneer u het infotainmentsysteem
met behulp van X hebt ingeschakeld
en het contact wordt uitgeschakeld,dan wordt het systeem 10 minuten na
de laatste invoer automatisch uitge‐
schakeld.
Volume instellen Draai X. De actuele instelling ver‐
schijnt op het display.
Bij het inschakelen van het infotain‐
mentsysteem wordt automatisch het
laatst geselecteerde volume inge‐
steld mits dit niet hoger is dan het
maximale inschakelvolume. Voor een gedetailleerde beschrijving 3 103.
Snelheidsgecompenseerd volume
Na inschakeling van het volume met
snelheidscompensatie 3 103 wordt
het volume automatisch zodanig aan‐
gepast dat u geen geluid van het weg‐
dek of van de rijwind hoort.
Mute
Druk op X om het geluid van het in‐
fotainmentsysteem te onderdrukken.
Druk nogmaals op X om de mute‐
functie te beëindigen. Het laatst ge‐
selecteerde volume wordt weer inge‐
steld.Volumebegrenzing bij hoge
temperaturen
Als de temperatuur in de auto erg
hoog is, beperkt het infotainmentsys‐
teem het maximaal instelbare vo‐
lume. Indien nodig wordt het maxi‐
male volume automatisch verlaagd.
Bedieningsstanden
Druk op ; om het startmenu weer te
geven.
Let op
Voor een gedetailleerde beschrij‐
ving van de werking van het menu
via het aanraakscherm 3 99.
98InleidingAUDIO
Selecteer AUDIO op het scherm om
het hoofdmenu van de laatst geselec‐ teerde audiomodus te openen.
Selecteer Bron op het scherm om de
interactieve selectiebalk weer te ge‐
ven.
Om naar een andere audiomodus te
gaan: druk op een van de opties van de interactieve selectiebalk.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van:
● Radiofuncties 3 106
● Externe apparaten ( USB, AUX ,
Bluetooth ) 3 115
Let op
Druk in de bovenste regel van een willekeurig scherm op A om snel
naar het audioscherm te gaan dat
momenteel actief is.
GALLERIJ
Selecteer GALLERIJ om het afbeel‐
dingen- en filmmenu te openen voor
de opgeslagen bestanden van een
extern apparaat zoals een USB-stick of smartphone.
Selecteer l of m om het afbeeldin‐
gen- of filmmenu weer te geven. Se‐
lecteer de gewenste afbeelding of het
filmbestand voor weergave op het
display.Voor een gedetailleerde beschrijving
van:
● Afbeeldingsfuncties 3 117
● Filmfuncties 3 118
TELEFOON
Voordat u de telefoonportal kunt ge‐
bruiken, moet een verbinding tot
stand worden gebracht tussen het in‐ fotainmentsysteem en de mobiele te‐
lefoon.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van het voorbereiden en het tot stand brengen van een Bluetooth-verbin‐
ding tussen het infotainmentsysteem
en een mobiele telefoon 3 122.
Als de mobiele telefoon is verbonden,
selecteer dan TELEFOON om het
hoofdmenu van de telefoonportal
weer te geven.
102InleidingLet op
Oefen een gelijkmatige druk uit en
beweeg uw vinger met een con‐
stante snelheid.
● Druk op q of p op het scherm.
Let op
In volgende hoofdstukken worden
de stappen voor het bladeren door
pagina's via het aanraakscherm be‐
schreven als "...blader naar...pa‐ gina...".
Geluidsinstellingen
In het geluidsinstellingenmenu kun‐
nen de toonkarakteristieken worden
ingesteld. Het menu is toegankelijk
vanuit elk audiohoofdmenu.
Open het geluidsinstellingenmenu
met Menu op de onderste regel van
het betreffende audiohoofdmenu.
Blader zo nodig door de lijst met me‐
nuopties en selecteer Geluidsinstel‐
lingen . Het betreffende menu ver‐
schijnt.
Equalizermodus
Gebruik deze instelling voor een op‐
timaal geluid voor het genre, bijv. Rock of Klassiek .
Selecteer de gewenste geluidsstijl in
de interactieve selectiebalk onderaan het scherm. Als u Aangepast kiest,
kunt u de volgende instellingen hand‐ matig aanpassen.
Bass
Met deze instelling kunt u de lage fre‐
quenties van de audiobronnen ver‐
sterken of dempen.
Druk op + of - om de instelling aan te
passen.
Midden
Met deze instelling kunt u de midden‐
frequenties van de audiobron verster‐
ken of dempen.
Druk op + of - om de instelling aan te
passen.
Hoge ton.
Met deze instelling kunt u de hoge
frequenties van de audiobronnen ver‐ sterken of dempen.
Druk op + of - om de instelling aan te
passen.
Balance en fader instellen
Gebruik de illustratie rechts van het menu om balance en fader in te stel‐len.
Druk op het bijbehorende punt in de
afbeelding om het punt in het interieur
te bepalen waar het geluidsniveau
het hoogst is. Ook kunt u de rode mar‐ ker naar het gewenste punt verschui‐
ven.
Let op
De instellingen voor balance en fa‐
der gelden voor alle audiobronnen.
Deze kunnen niet apart voor elke au‐
diobron worden ingesteld.
106RadioRadioGebruik...................................... 106
Zender zoeken ........................... 106
Favorietenlijst ............................. 108
Radio Data System (RDS) .........109
Digital Audio Broadcasting ........110Gebruik
Radio activeren
Druk op ; en selecteer vervolgens
AUDIO . Het laatst geselecteerde
hoofdmenu audio verschijnt.
Selecteer Bron op de onderste regel
van het actieve radiohoofdmenu om
de interactieve selectiebalk te ope‐
nen.
Selecteer de gewenste golfband.
De laatst beluisterde zender van de specifieke golfband wordt ontvangen.
Zender zoeken
Automatisch zender zoeken
Druk kort op t of v op het bedie‐
ningspaneel of op het scherm om
naar de vorige of volgende zender in
het zendergeheugen te gaan.
Handmatig zender zoeken
Druk op t of v op het bedienings‐
paneel. Loslaten wanneer de gewen‐ ste frequentie bijna bereikt is.
Er wordt automatisch afgestemd op volgende zender met ontvangst.
Radio109Het aantal beschikbare
favorietenpagina's instellen
Druk op HOME en selecteer vervol‐
gens INSTELLINGEN op het scherm
om het aantal favorietenpagina's vast
te stellen waaruit kan worden geko‐
zen.
Selecteer Radio en vervolgens
Favorieten beheren om het betref‐
fende submenu weer te geven.
Activeer of deactiveer de pagina's, af‐ hankelijk van de favorietenpagina's
die u wilt zien.
Radio Data System (RDS)
RDS is een dienst voor FM-zenders die ervoor zorgt dat de gewenste zen‐ der aanzienlijk sneller wordt gevon‐
den en zonder problemen wordt ont‐
vangen.Voordelen van RDS
● Op het display verschijnt de pro‐ grammanaam van de zender in
plaats van de frequentie.
● Tijdens het zoeken naar zenders
stemt het infotainmentsysteem
alleen af op RDS-zenders.
● Het infotainmentsysteem stemt altijd af op de zendfrequentie vande ingestelde zender met de
beste ontvangst via AF (alterna‐ tieve frequentie).
● Afhankelijk van de ontvangen zender geeft het infotainment‐
systeem radioteksten weer met
bijv. informatie over het actuele
programma.
RDS-configuratie
Druk op Menu op de onderste regel
van het FM-radiohoofdmenu om het
bijbehorende submenu voor de spe‐
cifieke golfband te openen.
Blader naar RDS.
Activeer of deactiveer RDS.Verkeersinformatie
Zenders met radioverkeerinformatie‐
service zijn RDS-zenders die ver‐
keerinformatie uitzenden. Als ver‐
keersinformatie is ingeschakeld,
wordt de audiobron die momenteel
wordt afgespeeld voor de duur van
het verkeersbericht onderbroken.
Verkeersinformatiefunctie activeren
Druk op Menu op de onderste regel
van het FM-radiohoofdmenu om het
bijbehorende submenu voor de spe‐
cifieke golfband te openen.
Druk op de schermtoets naast Ver‐
keersberichten om de functie te acti‐
veren of deactiveren.
Let op
In de zenderlijst verschijnt TP naast
de zenders die verkeersinformatie
verschaffen.
Als de verkeersinformatie geacti‐
veerd is, verschijnt [TP] op de boven‐
ste regel van alle hoofdmenu's. Als de
actuele zender geen verkeersinfor‐
matiezender is, wordt TP grijs weer‐
gegeven en wordt er automatisch
110Radionaar de volgende verkeersinformatie‐
zender gezocht. Zodra er een ver‐
keersinformatiezender wordt gevon‐
den, wordt TP gemarkeerd. Als er
geen verkeersinformatiezender wordt
gevonden, blijft TP grijs.
Als er een verkeersbericht op de be‐
treffende zender wordt uitgezonden,
verschijnt er een bericht.
Druk op het scherm of druk op m om
de melding te onderbreken en naar de laatst geactiveerde functie te
gaan.
Regio-instelling
Soms zenden RDS-zenders regio‐
naal verschillende programma's op
verschillende frequenties uit.
Druk op Menu op de onderste regel
van het FM-radiohoofdmenu om het
bijbehorende submenu voor de spe‐
cifieke golfband te openen en naar Regio te bladeren.
Activeer of deactiveer Regio.
Als de regio-instelling geactiveerd is,
worden er zo nodig andere frequen‐
ties met dezelfde regionale program‐
ma's geselecteerd. Als de regio-in‐stelling uitgeschakeld is, worden al‐
ternatieve frequenties voor de zen‐
ders geselecteerd zonder rekening te
houden met regionale programma's.
Digital Audio Broadcasting
Digital Audio Broadcasting (DAB) is
een innovatief en universeel uitzend‐
systeem.
DAB-zenders worden aangeduid met de programmanaam i.p.v. met de
zendfrequentie.
Algemene aanwijzingen ● Met DAB kunnen verschillende programma's (diensten) op de‐
zelfde frequentie worden uitge‐
zonden (ensemble).
● Naast hoogwaardige diensten voor digitale audio is DAB ook in
staat om programmagerela‐
teerde gegevens en een veelheid aan andere dataservices uit te
zenden, inclusief reis - en ver‐
keersinformatie.● Zolang een bepaalde DAB-ont‐ vanger een signaal van een zen‐
der op kan vangen (ook al is het
signaal erg zwak), is de geluids‐
weergave gewaarborgd.
● Er is geen sprake van fading (zwakker worden van het geluid
dat typerend is voor AM- of FM-
ontvangst). Het DAB-signaal wordt op een constant volume
weergegeven.
Als het DAB-signaal te zwak is om door de radio te worden op‐
gevangen, wordt de weergave
geheel onderbroken. Dit pro‐
bleem kan worden vermeden
door in het DAB-menu Koppeling
DAB-DAB en/of Koppeling DAB-
FM te activeren (zie onder‐
staand).
● Interferentie door zenders op na‐
burige frequenties (een ver‐
schijnsel dat typisch is voor AM-
en FM-ontvangst) doet zich bij
DAB niet voor.
● Als het DAB-signaal door natuur‐
lijke obstakels of door gebouwen
wordt weerkaatst, verbetert dit de
Externe apparaten113Externe apparatenAlgemene informatie..................113
Audio afspelen ........................... 115
Afbeeldingen weergeven ...........117
Films afspelen ............................ 118
Smartphone-applicaties
gebruiken ................................... 119Algemene informatie
De AUX- en USB-aansluiting voor ex‐ terne apparaten bevindt zich op de
middenconsole.
Aan de achterkant van de midden‐
console bevinden zich twee USB-
aansluitingen die speciaal zijn be‐ stemd voor oplaadapparaten.
Let op
Houd de aansluitingen altijd schoon en droog.
AUX-ingang
U kunt bijv. een iPod of andere ex‐
terne apparaten met een stekker van
3,5 mm op de AUX-ingang aanslui‐
ten.
Na het aansluiten op de AUX-ingang
wordt het audio- en/of videosignaal
van het externe apparaat naar de
luidsprekers van het infotainmentsys‐ teem verzonden.
Het volume en de geluidsinstellingen
kunt u met het infotainmentsysteem
aanpassen. Alle andere functies
moeten vanaf het externe apparaat
worden bediend.Een apparaat aansluiten
Gebruik een 3-polige connector voor
audio en een 4-polige connector voor
video om het randapparaat op de
AUX-ingang van het infotainmentsys‐ teem aan te sluiten.
Sluit het AUX-apparaat aan op de
AUX-poort.
USB-poort
Op de USB-poort kunt u een mp3-
speler, USB-drive, SD-kaart (via
USB-aansluiting/-adapter), iPod of
smartphone aansluiten.
Er kunnen maximaal twee USB-ap‐ paraten tegelijk op het infotainment‐
systeem aangesloten zijn.
Het infotainmentsysteem kan audio‐
bestanden afspelen, afbeeldingsbe‐
standen weergegeven of filmbestan‐
den afspelen vanaf USB-opslagappa‐ raten.
Eenmaal aangesloten op de USB-
poort werken verschillende functies
van het bovenstaande apparaat via
de toetsen en menu's van het info‐
tainmentsysteem.