148Rijden en bedieningSnelheidslimiet overschrijdenIn noodgevallen is het mogelijk de
snelheidslimiet te overschrijden door
het gaspedaal stevig door de weer‐
stand heen in te trappen.
De snelheidslimiet knippert in het Dri‐
ver Information Center en er klinkt te‐ gelijkertijd een geluidssignaal.
Gaspedaal loslaten en de functie
snelheidsbegrenzing wordt na het be‐ reiken van een lagere snelheid dan
de snelheidslimiet opnieuw geacti‐
veerd.
Deactivering
Druk op y: snelheidsbegrenzer
wordt gedeactiveerd en de snelheid van de auto is niet meer begrensd.
De beperkte snelheid wordt opgesla‐
gen.
Ook verschijnt er een bijbehorend be‐ richt op het Uplevel-display.
Snelheidslimiet hervatten Draai het stelwiel naar RES/+. De op‐
geslagen snelheidslimiet wordt be‐
reikt.Uitschakelen
Druk op L, de indicatie van de snel‐
heidslimiet in het Driver Information
Center dooft. De opslagen snelheid
wordt gewist.
Door via m de cruise control te acti‐
veren of door het contact uit te scha‐
kelen wordt de snelheidsbegrenzer
ook gedeactiveerd en de opgeslagen snelheid gewist.
Parkeerhulp Parkeerhulp achter9 Waarschuwing
De bestuurder is geheel verant‐
woordelijk voor het inparkeren.
Controleer bij het achteruitrijden en het gebruik van de parkeerhulp achter de zone rondom de auto.
De parkeerhulp achter vereenvoudigthet inparkeren door de afstand tus‐sen de auto en eventuele obstakels
achter te meten. Deze informeert en
waarschuwt de bestuurder met ge‐
luids- en visuele signalen.
Het systeem heeft vier ultrasone par‐
keersensoren in de achterbumper.
Activering
Wanneer u de achteruitversnelling in‐ schakelt, is het systeem automatisch
klaar voor gebruik.
Een brandende LED in de parkeer‐ hulptoets r geeft aan dat het sys‐
teem klaar voor gebruik is.
Rijden en bediening149Melding
Het systeem waarschuwt de bestuur‐
der met geluidssignalen tegen moge‐
lijk gevaarlijke obstakels achter de
auto binnen een bereik tot 1,5 meter.
De geluidssignalen volgen elkaar
sneller op naarmate de afstand tot dat obstakel afneemt. Is de afstand klei‐ner dan ongeveer 30 cm, dan klinkt er
een continu geluid.
Ook verschijnt de afstand tot obsta‐
kels op het Driver Information Center
3 90 of, afhankelijk van de versie, op
het Colour-Info-Display 3 96.
DeactiveringHet systeem schakelt automatisch uit wanneer de achteruitversnelling
wordt uitgeschakeld.
Handmatig deactiveren is ook moge‐
lijk door het indrukken van de par‐
keerhulptoets r.
In beide gevallen dooft de LED in de toets.
Storing
Bij een storing of als het systeem tij‐
delijk niet goed werkt, bijv. vanwege
veel geluid buiten of andere storende factoren, knippert de LED in de toets
gedurende drie seconden alvorens
deze dooft. Het controlelampje r
brandt op de instrumentengroep 3 88 en verschijnt er een bericht op
het Driver Information Center.Parkeerhulp voor-achter9 Waarschuwing
De bestuurder is zelf geheel ver‐
antwoordelijk voor het inparkeren.
Controleer bij het achteruit- en
vooruitrijden en het gebruik van de
parkeerhulp de zone rondom de
auto.
De parkeerhulp voor-achter meet de
afstand tussen de auto en voorgele‐
gen obstakels en achter de auto. Het
systeem geeft geluidssignalen en
toont berichten.
Rijden en bediening151snelheid eerder meer dan 25 km/u
was, blijft de parkeerhulp voor ge‐
deactiveerd wanneer de snelheid tot onder 11 km/u daalt.
Wanneer het systeem wordt gedeac‐
tiveerd, dooft de LED in de toets en
verschijnt Parkeerhulp uit op het Dri‐
ver Information Center.
Bij een rijsnelheid van meer dan
25 km/u wordt het systeem automa‐
tisch gedeactiveerd.
Melding
Het systeem waarschuwt de bestuur‐
der met geluidssignalen tegen moge‐
lijk gevaarlijke obstakels achter de
auto binnen een bereik tot 1,5 meter
en tot 1,2 meter ervoor. Afhankelijk
van de kant waar de auto dichter bij
een obstakel is, hoort u aan de be‐
treffende zijde akoestische waar‐
schuwingssignalen in de auto. De ge‐ luidssignalen volgen elkaar sneller opnaarmate de afstand tot dat obstakel
afneemt. Is de afstand kleiner dan on‐
geveer 30 cm, dan klinkt er een con‐ tinu geluid.Ook verschijnt de afstand tot obsta‐
kels op het Driver Information Center
3 90 of, afhankelijk van de versie, op
het Colour-Info-Display 3 96.
De afstand tot een obstakel voor en
achter wordt aangegeven door ver‐
anderende afstandslijnen op het Dri‐
ver Information Center.
De afstandsmelding kan worden ge‐
blokkeerd door boordinformatie met
een hogere prioriteit. Na het bevesti‐
gen van het bericht via SET/CLR op
de richtingaanwijzer verschijnt de af‐
standsaanduiding weer.
De afstand tot obstakels wordt ge‐
toond op het Colour-Info-Display door
gekleurde zones vóór of achter de
auto 3 96.
Storing
Bij een storing of als het systeem tij‐
delijk niet goed werkt, bijv. vanwege veel geluid buiten of andere storende factoren, knippert de led in de toets
gedurende drie seconden alvorens
deze dooft. Het controlelampje r
brandt op de instrumentengroep
3 88 en verschijnt er een bericht op
het Driver Information Center.
Boordinformatie 3 98.
152Rijden en bedieningGeavanceerde parkeerhulp9Waarschuwing
De bestuurder is geheel verant‐
woordelijk voor het accepteren
van de door het systeem voorge‐
stelde parkeerplek en het inparke‐
ren.
Controleer bij het gebruik van de geavanceerde parkeerhulp de
zone rondom de auto in alle rich‐
tingen.
De geavanceerde parkeerhulp meet
bij het passeren of de parkeerplek
groot genoeg is, berekent het traject
en stuurt de auto automatisch in een
parallel of haaks gelegen parkeer‐
plek.
Instructies verschijnen op het Driver
Information Center 3 90 of, afhanke‐
lijk van de versie, op het Colour-Info-
Display 3 96, ondersteund door ge‐
luidssignalen.
De bestuurder hoeft alleen op te trek‐ ken, te remmen en te schakelen, het
sturen gebeurt automatisch.
De geavanceerde parkeerhulp kan al‐ leen bij vooruit rijden worden geacti‐
veerd.
De geavanceerde parkeerhulp werkt
altijd samen met de parkeerhulp voor-
achter, zie het vorige hoofdstuk.
Beide systemen gebruiken dezelfde
sensoren in de voor- en achterbum‐
per.
Toets D en bedieningslogica
De geavanceerde parkeerhulp en de
parkeerhulp voor-achter gebruiken
beide dezelfde toets voor activeren
en deactiveren:
Kort indrukken van D activeert of
deactiveert de parkeerhulp.
Lang indrukken van D (ongeveer
één seconde ) activeert of deactiveert
de geavanceerde parkeerhulp, zie de afzonderlijke beschrijving verderop.
Via de toetslogica bedient u de sys‐temen als volgt:
● Als alleen de parkeerhulp voor- achter actief is, deactiveert u de
parkeerhulp voor-achter door de
toets kort in te drukken.
● Als alleen de parkeerhulp voor- achter actief is, activeert u de ge‐
avanceerde parkeerhulp door de
toets lang in te drukken.
● Als alleen de geavanceerde par‐ keerhulp actief is, activeert u de
parkeerhulp voor-achter door de
toets kort in te drukken.
● Als alleen de geavanceerde par‐ keerhulp actief is, deactiveert u
de geavanceerde parkeerhulp
door de toets lang in te drukken.
154Rijden en bedieningSelecteer een parallelle of haakse
parkeerplek op het Driver Information Center door op SET/CLR te drukken.
Als er een plek is gevonden, wordt dit
op het Driver Information Center ge‐
toond en klinkt er een geluidssignaal.
Selecteer een parallelle of haakse
parkeerplek door op het Colour-Info-
Display op het pictogram 6 of 7 te
tikken.
Als er een plek is gevonden, wordt dit op het Colour-Info-Display getoond
en klinkt er een geluidssignaal.
Als de bestuurder na het melden van
een beschikbare parkeerplek bij pa‐
rallel gelegen parkeerplekken niet
binnen tien meter of bij haaks gelegen
parkeerplekken niet binnen zes meter stopt, begint het systeem met het
zoeken naar een andere geschikte parkeerplek.Inparkeermodus
De door het systeem gemelde be‐
schikbare parkeerplek wordt geac‐
cepteerd als de bestuurder bij parallel
gelegen parkeerplekken binnen tien
meter of bij haaks gelegen parkeer‐
plekken binnen zes meter na het be‐
richt Stop stopt. Het systeem bere‐
kent het optimale pad om in te parke‐ ren.
Een korte trilling in het stuurwiel na
het inschakelen van de achteruitver‐
snelling geeft aan dat het systeem de
besturing overneemt. Daarna wordt
de auto automatisch ingeparkeerd
met gedetailleerde instructies aan de
Rijden en bediening155bestuurder voor remmen, optrekken
en schakelen. De bestuurder moet de
handen van het stuurwiel houden.
Let altijd goed op het geluid van de
parkeerhulp voor-achter. Een onon‐
derbroken geluid geeft aan dat de af‐ stand tot een obstakel minder dan on‐ geveer 30 cm is.
Als de bestuurder om ongeacht welke
reden toch zelf moet sturen, houd het
stuurwiel dan alleen aan de buiten‐
rand vast. In dat geval werkt de auto‐ matische besturing niet meer.Aan de overkant parkeren
Het systeem is geconfigureerd om
standaard naar parkeerplekken aan de passagierskant te zoeken. Het
systeem zoekt naar parkeerplekken
aan de bestuurderskant door gedu‐
rende het zoeken de richtingaanwij‐
zer aan de bestuurderskant in te
schakelen.
Zodra de richtingaanwijzer wordt uit‐
geschakeld, zoekt het systeem weer
naar parkeerplekken aan de passa‐ gierskant.Displayweergave
De instructies op het display tonen:
● algemene tips en waarschu‐ wingsberichten
● een tip bij een hogere snelheid dan 30 km/u in de zoekmodus
naar een parkeerplek of 8 km/u in
de inparkeermodus
● het verzoek om te stoppen wan‐ neer een parkeerplek is gevon‐
den
● de richting waarin u rijdt om in te parkeren
● het verzoek tot het inschakelen van de achteruit- of de vooruit‐
versnelling
● het verzoek tot optrekken of rem‐
men
● voor sommige instructies ver‐ schijnt er een voortgangsbalk op
het Driver Information Center
● het goed inparkeren, aangege‐ ven door een pop-upsymbool en
een geluidssignaal,
● het annuleren van een inparkeer‐
manoeuvreWeergaveprioriteit
De informatie van de geavanceerde
parkeerhulp op het Driver Information
Center kan worden geblokkeerd door
boordinformatie met een hogere pri‐
oriteit. Na het bevestigen van het be‐
richt via SET/CLR op de richtingaan‐
wijzer verschijnen de instructies van
de geavanceerde parkeerhulp weer
en kunt u het inparkeren voortzetten.
Deactivering
Het systeem wordt gedeactiveerd
door:
● D lang in te drukken
● nadat het inparkeren is gelukt
● tijdens het zoeken naar een par‐ keerplek sneller dan 30 km/u te
rijden
● tijdens het inparkeren sneller dan
8 km/u te rijden
● de constatering dat de bestuur‐ der het stuurwiel aanraakt
● te veel te schakelen: acht par‐ keercycli bij parallel inparkeren of
vijf cycli bij haaks inparkeren
● wanneer u de ontsteking uitscha‐
kelt
156Rijden en bedieningWanneer u het systeem deactiveertof wanneer het zichzelf deactiveert tij‐ dens het inparkeren, dan verschijnt
Parkeren gedeactiveerd op het dis‐
play. Ook klinkt er een geluidssignaal.
Storing
Er verschijnt een bericht wanneer:
● er een storing in het systeem is; controlelampje r op de instru‐
mentengroep licht op
● u de parkeermanoeuvre niet goed afmaakt
● het systeem buiten werking is ● een van de bovenstaande rede‐ nen voor deactiveren van toepas‐sing is
Als er tijdens het inparkeren een voor‐
werp wordt herkend, dan verschijnt
Stop op het display. Door het verwij‐
deren van het object wordt het inpar‐
keren hervat. Wordt het niet verwij‐
derd, dan wordt het systeem gedeac‐ tiveerd. Druk lang op D om het sys‐
teem naar een nieuwe parkeerplek te laten zoeken.Algemene opmerkingen over
parkeerhulpsystemen9 Waarschuwing
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen reflecterende oppervlak‐
ken van uiteenlopende aard op
voorwerpen of kleding evenals ex‐ terne geluidsbronnen ertoe leiden
dat het systeem obstakels niet
waarneemt.
In het bijzonder moet gelet worden
op lage obstakels die het onderste gedeelte van de bumper kunnen
beschadigen.
Voorzichtig
Het systeem werkt eventueel min‐
der goed wanneer de sensoren
zijn bedekt, bijv. met ijs of sneeuw.
Het parkeerhulpsysteem werkt bij
een zware belading eventueel
minder goed.
Voor grotere auto's in de buurt
(bijv. off-roads, minivans, vans)
gelden speciale voorwaarden. De
objectherkenning en de juiste af‐
standsindicatie in het bovenste deel van deze voertuigen kan niet
worden gegarandeerd.
Objecten met een erg klein reflec‐ tievlak, bijv. smalle voorwerpen of
zachte materialen, herkent het
systeem mogelijkerwijs niet.
Parkeerhulpsystemen detecteren
geen voorwerpen buiten het de‐
tectiebereik.
Let op
Mogelijk detecteert de sensor een
niet-bestaand object als gevolg van
echostoring van buitengeluiden of
mechanische verstoringen (sporadi‐ sche valse waarschuwingen kunnenvoorkomen).
Zorg ervoor dat de kentekenplaat voor goed gemonteerd is (niet ver‐
bogen en geen speling ten opzichte
van de bumper links of rechts) en dat
de sensoren goed op hun plek zitten.
158Rijden en bediening
Het blindehoeksysteem werkt bij
snelheden van 10 km/u tot 140 km/u. Bij snelheden hoger dan 140 km/u
wordt het systeem inactief, aangege‐
ven door de verlichte waarschuwings‐ symbolen B in beide buitenspiegels.
Als de snelheid weer wordt verlaagd,
verdwijnen de waarschuwingssym‐
bolen. Als een auto dan in de blinde
zone wordt waargenomen, worden de
waarschuwingssymbolen B als nor‐
maal verlicht aan de betreffende
zijde.
Als de auto wordt gestart, lichten beide displays in de buitenspiegels
kort op om aan te geven dat het sys‐
teem operationeel is.
U kunt het systeem activeren of deac‐ tiveren op het Info-Display, Persoon‐lijke instellingen 3 101.
De deactivering wordt aangegeven
met een tekst op het Driver Informa‐
tion Centre.
Detectiezones
De detectiezones beginnen bij de
achterbumper en strekken zich ong.
drie meter naar achteren en naar de zijkanten uit. De zone is ongeveer
tussen de 0,5 meter en twee meter
hoog, vanaf de grond.
Het blindehoeksysteem is ontworpen
om stilstaande voorwerpen, zoals
vangrails, lantaarnpalen, stoepran‐
den, muren en balken te negeren.
Geparkeerde voertuigen of tege‐
moetkomende voertuigen worden
niet gedetecteerd.
Storing
Het kan soms voorkomen dat het sys‐ teem geen signaal afgeeft, bij natte
weersomstandigheden zal dit vaker optreden.Het blindehoeksysteem werkt niet als de bumper aan de linker- of rechter‐
zijde vervuild is met modder, vuil,
sneeuw, ijs, slijk, of tijdens hevige re‐ genval. Instructies voor reinigen
3 210.
Bij een storing in het systeem of als
het systeem door tijdelijke omstan‐
digheden niet operationeel is, dan
verschijnt er een melding in het Driver
Information Centre. De hulp van een
werkplaats inroepen.