Instrumenten en bedieningsorganen85Controlelampen in de
middenconsole
Overzicht
ORichtingaanwijzer 3 85XGordelverklikker 3 85vAirbags en gordelspanners
3 86VAirbag deactiveren 3 86pLaadsysteem 3 86ZStoringsindicatielamp 3 87gLaat auto spoedig nakijken
3 87RRem- en koppelingssysteem
3 87-Pedaal intrappen 3 87uAntiblokkeersysteem (ABS)
3 88[Opschakelen 3 88cStuurbekrachtiging 3 88rUltrasoonparkeerhulp 3 88nElektronische stabiliteitsrege‐
ling UIT 3 88bElektronische stabiliteitsrege‐
ling en Traction Control-
systeem 3 88wBandenspanningscontrolesys‐
teem 3 89IMotoroliedruk 3 89YTe laag brandstofpeil 3 89dStartbeveiliging 3 908Buitenverlichting 3 90CGrootlicht 3 90rMistachterlicht 3 90mCruise control 3 90hPortier open 3 90
Richtingaanwijzer
O brandt of knippert groen.
Brandt kort De parkeerlichten worden ingescha‐keld.
Knippert Een richtingaanwijzer of de alarm‐knipperlichten worden geactiveerd.
Snel knipperen: richtingaanwijzer of
bijbehorende zekering kapot.
Gloeilamp vervangen 3 173, zeke‐
ringen 3 182.
Richtingaanwijzers 3 113.
Gordelverklikker
Gordelverklikker op de
voorstoelen
X van de bestuurdersstoel brandt of
knippert rood op de toerenteller.
Instrumenten en bedieningsorganen99Nr.Boordinformatie12Auto overbeladen13Compressor oververhit15Derde remlicht defect16Remlicht defect17Koplampverstelling defect18Linker dimlicht defect19Mistachterlicht defect20Rechter dimlicht defect21Zijmarkeringslicht links defect22Zijmarkeringslicht rechts defect23Achteruitrijlicht defect24Kentekenverlichting defect25Richtingaanwijzer linksvoor
defect26Richtingaanwijzer linksachter
defect27Richtingaanwijzer rechtsvoor
defect28Richtingaanwijzer rechtsachter
defect35Vervang batterij in handzenderNr.Boordinformatie48Reinig blindehoekdetectiesys‐
teem53Draai tankdop vast56Ongelijke bandenspanning op
vooras57Ongelijke bandenspanning op
achteras58Detectie winterbanden59Open en sluit portierruit
bestuurder60Open en sluit portierruit voor‐
passagier66Service diefstalalarmsysteem67Service stuurslot68Service stuurbekrachtiging75Service airconditioning76Service blindehoekdetectiesys‐
teem79Vul motorolie bij82Vervang motorolie binnenkort84Motorvermogen beperktNr.Boordinformatie89Onderhoud spoedig95Service airbag128Motorkap open134Parkeerhulpstoring, bumper
reinigen136Onderhoud aan parkeerhulp
uitvoeren174Accu bijna leeg258Parkeerhulp uit
Boordinformatie op Uplevel-
display
100Instrumenten en bedieningsorganenDe boordinformatie verschijnt in de
vorm van teksten. Volg de instructies
van deze teksten.
Het display toont teksten over de vol‐ gende onderwerpen:
● vloeistofpeilen
● diefstalalarmsysteem
● remmen
● rijregelsystemen
● cruise control, snelheidsbegren‐ zer
● parkeerhulpsystemen
● verlichting, gloeilamp vervangen
● wis-/wasinstallatie
● portieren, ruiten
● handzender
● veiligheidsgordels
● airbagsystemen
● motor en versnellingsbak
● bandenspanning
● accuBoordinformatie op het Colour-
Info-Display
Sommige belangrijke berichten ver‐
schijnen ook op het
Colour-Info-Display. Sommige be‐ richten verschijnen slechts gedu‐
rende enkele seconden.
Geluidssignalen Bij het starten van de motor of
tijdens het rijden
Er klinkt maar één geluidssignaal te‐
gelijk.
Het geluidssignaal voor niet gedra‐
gen veiligheidsgordels geniet de pri‐ oriteit boven alle andere geluidssig‐nalen.
● Wanneer de veiligheidsgordel niet wordt gedragen.
● Wanneer bij het wegrijden een van de portieren of de achterklepniet goed gesloten is.
● Wanneer u met aangetrokken handrem een bepaalde snelheid
overschrijdt.● Wanneer u een geprogram‐ meerde snelheid overschrijdt.
● Wanneer er een waarschuwings‐
bericht verschijnt op het Driver
Information Center of op het info‐ display.
● Wanneer de parkeerhulp een ob‐
stakel herkent.
● Na het inschakelen van de ach‐ teruitversnelling en het uittrekken
van de achterdrager.
Bij het parkeren van de auto en/of het openen van het
bestuurdersportier
● Bij ingeschakelde rijverlichting.
Tijdens een Autostop ● Als het bestuurdersportier ge‐ opend is.
Batterijspanning
Midlevel-display
Wanneer de accuspanning laag is,
verschijnt er een waarschuwings
code 174 op het Driver Information
Center.
102Instrumenten en bedieningsorganenTalen (Languages)
Selectie van de gewenste taal.
Tijd en datum
Zie klok 3 76.
Radio-instellingen
Zie de handleiding bij het Infotain‐
ment-systeem voor meer informatie.
Telefooninstellingen
Zie de handleiding bij het Infotain‐
ment-systeem voor meer informatie.
Auto-instellingen ● Klimaat en luchtkwaliteit
Autom. ventilatorsnelheid : Modi‐
ficeert de cabineluchtstroom van
de klimaatregeling in de automa‐
tische modus.
Airconditioningmodus : Regelt de
status van de koelcompressor bij het starten van de auto. Laatste
instelling (aanbevolen) of bij het
starten van de auto is altijd ON of
altijd OFF.
Autom. Achterruitverwarming :
Activeert de automatische ach‐
terruitverwarming.● Comfortinstellingen
Volume geluidssignaal : Veran‐
dert het volume van geluidssig‐
nalen.
Pers. inst. voor bestuurder : Acti‐
veert of deactiveert persoonlijke instellingen.
Wis auto. achter in achteruit :
Activeert of deactiveert automa‐ tische inschakeling achterruitwis‐
ser bij inschakelen achteruitver‐
snelling.
● Parkeerhulp / Botsdetectie
Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert de ultrasoonsensoren.
Dodehoekwaarschuwing : Wijzigt
de instellingen van het blinde‐
hoeksysteem.
● Buitenverlichting
Buitenverlichting bij ontgr. :
Activeert of deactiveert de instap‐ verlichting.
Duur tijdens uitstappen :
Activeert of deactiveert de uit‐
stapverlichting en wijzigt de duur
ervan.● Portiervergrendeling
Automatische portiervergr. : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portiervergrendelingsfunc‐
tie na inschakelen van het con‐
tact.
Geen vergr. bij portier open : Ac‐
tiveert of deactiveert de portier‐
vergrendelingsfunctie wanneer
een portier openstaat.
Vertr. Portiervergrendeling : Acti‐
veert of deactiveert de ver‐
traagde portiervergrendelings‐
functie. Deze menuoptie wordt
weergegeven met Geen vergr. bij
portier open gedeactiveerd: Cen‐
trale vergrendeling 3 22.
● Vergr., ontgr., start op afstand
Feedb ontgr. op afstand :
Activeert of deactiveert het alarmknipperlichtsignaal bij het
ontgrendelen.
Passieve portierontgr. : Wijzigt de
configuratie om alleen het be‐
stuurdersportier of de hele auto
te ontgrendelen.
104Instrumenten en bedieningsorganen●Comfort & gemak
Volume geluidssignaal : Veran‐
dert het volume van geluidssignalen.
Aanpassing door bestuurder : Ac‐
tiveert of deactiveert persoonlijke
instellingen.
Automatisch wissen bij achteruit :
Activeert of deactiveert automa‐ tische inschakeling achterruitwis‐
ser bij inschakelen achteruitver‐ snelling.
● Aanrijding / detectie
Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert de ultrasoonsensoren.
Waarschuwing dode hoek : Wij‐
zigt de instellingen van het blin‐
dehoeksysteem.
● Verlichting
Uitstapverlichting : Activeert of
deactiveert de uitstapverlichting en wijzigt de duur ervan.
Voertuiglocalisatielampen : Acti‐
veert of deactiveert de welkomst‐ verlichting.● Elektrische portiervergr.
Automatische portiervergrende‐
ling : Activeert of deactiveert de
automatische portiervergrende‐
lingsfunctie na inschakelen van
het contact.
Anti buitensluiten bij niet
vergrendelde deur : Activeert of
deactiveert de portiervergrende‐
lingsfunctie wanneer een portier
openstaat.
Vertraagd portierslot : Activeert of
deactiveert de vertraagde por‐
tiervergrendelingsfunctie. Deze
menuoptie wordt weergegeven
met Anti buitensluiten bij niet
vergrendelde deur gedeacti‐
veerd: Centrale vergrendeling 3 22.
● Instellingen vergr., ontgr.
Verklikkerlampje ontgrendelen
op afstand : Activeert of deacti‐
veert het alarmknipperlichtsig‐
naal bij het ontgrendelen.
Portierontgrendeling op afstand :
Wijzigt de configuratie om alleen het bestuurdersportier of de hele
auto te ontgrendelen.Op afstand ontgrendelde
portieren opnieuw vergrendelen :
Activeert of deactiveert de auto‐
matische hervergrendeling na
het ontgrendelen zonder de auto
te openen.
● Fabrieksinstellingen voertuig :
Zet de instellingswaarden terug
naar de standaard fabrieksinstel‐
lingen.
Talen
Selectie van de gewenste taal.
Tekstscroll
Zie de handleiding bij het Infotain‐
ment-systeem voor meer informatie.
Volume pieptoon bij bediening
Zie de handleiding bij het Infotain‐
ment-systeem voor meer informatie.
Maximale startvolume
Zie de handleiding bij het Infotain‐
ment-systeem voor meer informatie.
Systeemversie
Zie de handleiding bij het Infotain‐
ment-systeem voor meer informatie.
Instrumenten en bedieningsorganen107Een mobiel toestel met de OnStar
WiFi Hotspot verbinden:
1. Druk op j en selecteer vervol‐
gens de WiFi-instellingen in het
Info-Display. De getoonde instel‐
lingen zijn onder andere de naam van de Wi-Fi Hotspot (SSID), het
wachtwoord en het verbindings‐
type.
2. Start een Wi-Fi-netwerkzoekop‐ dracht via uw mobiele apparaat.
3. Selecteer de hotspot van uw auto
(SSID) wanneer deze wordt aan‐
gegeven.
4. Voer uw wachtwoord in, wanneer u daarom wordt gevraagd.
Let op
Selecteer Z en spreek met een On‐
Star-adviseur of log in bij uw account
als u de SSID of het wachtwoord wilt
wijzigen.
U kunt de functie Wi-Fi Hotspot uit‐
schakelen door op Z te drukken en
een OnStar-adviseur te spreken.Smartphone-app
Met de myOpel-app voor smartpho‐
nes kunt u bepaalde autofuncties via
uw smartphone bedienen.
De volgende functies zijn beschik‐
baar:
● Portieren vergrendelen of ont‐ grendelen.
● Claxonneren of lichten laten knip‐
peren.
● Brandstofpeil, resterende le‐ vensduur motorolie en banden‐
spanning (alleen met het ban‐
denspanningscontrolesysteem)
controleren.
● Navigatiebestemming naar het apparaat sturen als er een inge‐bouwd navigatiesysteem is.
● Auto op een map lokaliseren.
● Wi-Fi-instellingen beheren.
U kunt deze functies gebruiken door
de app uit de betreffende app store te
downloaden.
Externe service
U kunt, indien gewenst, iedere wille‐ keurige telefoon gebruiken om een
OnStar-adviseur te bellen. Deze kandan vanaf zijn locatie specifieke au‐
tofuncties aansturen. U vindt het be‐
treffende OnStar-telefoonnummer op
de landspecifieke website.
De volgende functies zijn beschik‐
baar:
● Portieren vergrendelen of ont‐ grendelen.
● Informatie over de voertuigloca‐ tie doorgeven.
● Claxonneren of lichten laten knip‐
peren.
Hulp bij gestolen voertuig
Als de auto is gestolen, kan de On‐ Star-service 'Hulp bij gestolen voer‐
tuig' helpen bij het lokaliseren en op‐
halen van de auto.Diefstalalarm
Als het diefstalalarmsysteem is geac‐
tiveerd, wordt er een bericht naar On‐ Star gestuurd. U ontvangt hierover
een sms of e-mail.
Indien nodig, geeft u de diefstal door
aan de autoriteiten en vraagt u hulp
van de OnStar-service 'Hulp bij ge‐
stolen voertuig'. Neem telefonisch
contact op met een OnStar-adviseur.
110VerlichtingVerlichtingRijverlichting.............................. 110
Lichtschakelaar .......................110
Automatische verlichting .........111
Grootlicht ................................. 111
Lichtsignaal ............................. 111
Koplampverstelling ..................112
Koplampinstelling in het buitenland ............................... 112
Dagrijlicht ................................. 112
Alarmknipperlichten .................112
Richtingaanwijzers ..................113
Mistachterlichten .....................113
Parkeerlichten ......................... 113
Achteruitrijlichten .....................114
Beslagen lampglazen ..............114
Binnenverlichting .......................114
Regelbare instrumentenverlichting .........114
Verlichtingsfuncties ....................116
Instapverlichting ......................116
Uitstapverlichting .....................116
Ontlaadbeveiliging accu ..........117Rijverlichting
Lichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
7:Verlichting uit8:Zijmarkeringslichten9:Dimlicht of grootlicht
Controlelamp 8 3 90.
Lichtschakelaar met
automatische verlichting
Lichtschakelaar draaien:
AUTO:Automatische verlichting:
het dimlicht wordt automa‐
tisch in- en uitgeschakeld,
afhankelijk van het omge‐
vingslichtm:Activering of deactivering
van de automatische ver‐
lichting. Schakelaar keert
terug naar AUTO8:Zijmarkeringslichten9:Dimlicht of grootlicht
112VerlichtingKoplampverstellingHandmatig instellen
koplampreikwijdte
U kunt de lichtbundelhoogte aanpas‐
sen aan de belading om verblinding
te voorkomen: draai het kartelwiel‐
tje ? in de gewenste stand.
0:zitplaatsen voorin bezet1:alle zitplaatsen bezet2:alle zitplaatsen bezet en bagage
in de bagageruimte3:bestuurdersstoel bezet en ba‐
gage in de bagageruimteKoplampinstelling in het
buitenland
Het asymmetrische dimlicht biedt
meer zicht op de rand van de weg aan de passagierskant.
Stel bij het rijden in landen met links‐
rijdend verkeer de koplampen bij om
tegenliggers niet te verblinden.
Draai de stelknop op beide koplamp‐
huizen 1
/4 slag rechtsom om de toe‐
ristenmodus in te stellen.
Dagrijlicht
Het dagrijlicht maakt de auto overdag
beter zichtbaar.
Deze gaat bij het inschakelen van het
contact automatisch branden.
Alarmknipperlichten
Om in te schakelen ¨
indrukken.
De alarmlichten worden automatisch
ingeschakeld wanneer de airbags bij
een ongeval in werking treden.