WAARSCHUWING
Laat een kind of iemand anders niet op of tegen een zijruit leunen van een auto met
zij- en gordijn-airbags:
Toestaan dat iemand op of tegen de zijruit leunt, tegen het gedeelte van de
voorpassagierszitting, de stijlen van de voor- en achterruit en de dakrand van waaruit
langs beide zijden de zij- en gordijn-airbags opgeblazen worden is gevaarlijk, ook als
er gebruik gemaakt wordt van een kinderzitje. De schok van een zij- of gordijn-airbag
die wordt opgeblazen kan ernstig of dodelijk letsel toebrengen aan een kind dat niet
goed op zijn plaats zit. Bovendien kunnen door het leunen op of tegen het voorportier
de zij- en gordijn-airbags geblokkeerd worden, waardoor de voordelen van de
aanvullende beveiliging ongedaan gemaakt worden. Bij een voor-airbag en de extra
zij-airbag die uit de voorstoelrugleuning komt, is de achterzitting altijd de beste plaats
voor kinderen. Let er in het bijzonder op dat een kind niet op of tegen de zijruit leunt,
ook niet als het kind zich in een kinderzitje bevindt.
Gebruik nooit meer dan één veiligheidsgordel voor meer dan één persoon
tegelijkertijd:
Het gebruik van één veiligheidsgordel voor meer dan één persoon tegelijkertijd is
gevaarlijk. Een veiligheidsgordel die op deze wijze wordt gebruikt kan de kracht van
de schok niet op de juiste manier spreiden en de twee passagiers zouden tegen elkaar
aan gedrukt kunnen worden en ernstig of mogelijk dodelijk letsel kunnen oplopen.
Gebruik nooit meer dan één veiligheidsgordel voor meer dan één persoon tegelijkertijd
en ga pas met de auto rijden wanneer alle inzittenden hun veiligheidsgordels op de
juiste wijze hebben omgedaan.
Gebruik de spanriem en de spanriemverankering uitsluitend voor een kinderzitje:
Verankeringen voor kinderzitjes zijn bestemd om enkel bestand te zijn tegen de druk
zoals die door correct geïnstalleerde kinderzitjes wordt uitgeoefend. Onder geen
omstandigheden mogen deze verankeringen gebruikt worden voor de bevestiging van
veiligheidsgordels voor volwassenen, tuigjes of voor de bevestiging van andere
voorwerpen of uitrusting aan de auto.
Leid de spanriem altijd tussen de hoofdsteun en de rugleuning:
Het bevestigen van de spanriem bovenop de hoofdsteun is gevaarlijk. Bij een botsing
kan de spanriem van de hoofdsteun afglijden, waardoor het kinderzitje zou kunnen
losraken. Het kinderzitje zou van zijn plaats kunnen schuiven en het kind letsel
mogelijk met dodelijke afloop kunnen toebrengen.
2-34
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Kinderzitje
WAARSCHUWING
Installeer altijd een babyzitje op de
juiste zitplaats:
Het installeren van een babyzitje
zonder eerst de tabel“Geschiktheid
van kinderzitjes voor diverse
zitposities”te raadplegen is gevaarlijk.
Een babyzitje dat op de verkeerde
zitting wordt geïnstalleerd kan niet op
de juiste wijze worden bevestigd. Bij
een botsing zou het kind iets of iemand
in de auto kunnen raken en ernstig
letsel kunnen oplopen, mogelijk met
dodelijke afloop.
WAARSCHUWING
Gebruik dus nooit een achterwaarts
gericht kinderzitje op een
voorpassagierszitting die door een
airbag beveiligd wordt:
Gebruik NOOIT een achterwaarts
gericht kinderzitje op een zitting die
aan de voorzijde door een ACTIEVE
AIRBAG beveiligd is. Dit kan
DODELIJK of ERNSTIG LETSEL
aan het KIND toebrengen.
Het kinderzitje kan door de in werking
tredende airbag met kracht geraakt
worden en van zijn plaats gedrukt
worden. Een kind dat zich in het zitje
bevindt zou dan ernstig gewond
kunnen raken of zelfs om het leven
kunnen komen. Als uw auto uitgerust
is met een deactiveringsschakelaar
voor de voorpassagiersairbag, de
schakelaar altijd in de stand OFF
zetten als het installeren van een
achterwaarts gericht kinderzitje op de
voorpassagierszitting niet te vermijden
is.
2-38
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Kinderzitje
qInstallatiepositie van peuterzitje
Een peuterzitje wordt gebruikt in de
voorwaarts en achterwaarts gerichte
posities, afhankelijk van de leeftijd en de
grootte van het kind. Volg bij het
installeren de instrukties van de fabrikant
in overeenstemming met de betreffende
leeftijd en grootte van het kind, alsmede
de richtingen voor het installeren van het
kinderzitje.
Zie de tabel“Geschiktheid van
kinderzitjes voor diverse zitposities”voor
de installatiepositie van een peuterzitje
(pagina 2-42).
Achterwaarts gericht type
WAARSCHUWING
Installeer een achterwaarts gericht
peuterzitje altijd op de juiste zitplaats:
Het installeren van een achterwaarts
gericht peuterzitje zonder eerst de
tabel“Geschiktheid van kinderzitjes
voor diverse zitposities”te raadplegen
is gevaarlijk. Een achterwaarts gericht
peuterzitje dat op de verkeerde zitting
wordt geïnstalleerd kan niet op de
juiste wijze worden bevestigd. Bij een
botsing zou het kind iets of iemand in
de auto kunnen raken en ernstig letsel
kunnen oplopen, mogelijk met
dodelijke afloop.
WAARSCHUWING
Gebruik dus nooit een achterwaarts
gericht kinderzitje op een
voorpassagierszitting die door een
airbag beveiligd wordt:
Gebruik NOOIT een achterwaarts
gericht kinderzitje op een zitting die
aan de voorzijde door een ACTIEVE
AIRBAG beveiligd is. Dit kan
DODELIJK of ERNSTIG LETSEL
aan het KIND toebrengen.
Het kinderzitje kan door de in werking
tredende airbag met kracht geraakt
worden en van zijn plaats gedrukt
worden. Een kind dat zich in het zitje
bevindt zou dan ernstig gewond
kunnen raken of zelfs om het leven
kunnen komen. Als uw auto uitgerust
is met een deactiveringsschakelaar
voor de voorpassagiersairbag, de
schakelaar altijd in de stand OFF
zetten als het installeren van een
achterwaarts gericht kinderzitje op de
voorpassagierszitting niet te vermijden
is.
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Kinderzitje
2-39
Voorwaarts gericht type
WAARSCHUWING
Nooit een voorwaarts gericht
peuterzitje op de verkeerde zitplaats
installeren:
Het installeren van een voorwaarts
gericht peuterzitje zonder eerst de
tabel“Geschiktheid van kinderzitjes
voor diverse zitposities”te raadplegen
is gevaarlijk. Een voorwaarts gericht
peuterzitje dat op de verkeerde zitting
wordt geïnstalleerd kan niet op de
juiste wijze worden bevestigd. Bij een
botsing zou het kind iets of iemand in
de auto kunnen raken en ernstig letsel
kunnen oplopen, mogelijk met
dodelijke afloop.
WAARSCHUWING
Vermijd het installeren van een
voorwaarts gericht kinderzitje op de
voorpassagierszitting tenzij dit niet te
vermijden is:
Het plaatsen van een voorwaarts
gericht kinderzitje op de
voorpassagierszitting is gevaarlijk. In
het geval van een botsing kan de
kracht van een airbag die wordt
opgeblazen ernstig of dodelijk letsel
aan het kind toebrengen. Als het
installeren van een voorwaarts gericht
kinderzitje op de voorpassagierszitting
niet te vermijden is, de
voorpassagierszitting zover mogelijk
naar achteren schuiven en er voor
zorgen dat de deactiveringsschakelaar
van de voorpassagiersairbag in de
stand OFF staat. Zie
Deactiveringsschakelaar van
voorpassagiersairbag (pagina 2-55).
2-40
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Kinderzitje
qInstallatiepositie van juniorenzitje
Een juniorenzitje wordt uitsluitend in de
voorwaarts gerichte positie gebruikt.
Zie de tabel“Geschiktheid van
kinderzitjes voor diverse zitposities”voor
de installatiepositie van een juniorenzitje
(pagina 2-42).
WAARSCHUWING
Installeer altijd een juniorenzitje altijd
op de juiste zitplaats:
Het installeren van een juniorenzitje
zonder eerst de tabel“Geschiktheid
van kinderzitjes voor diverse
zitposities”te raadplegen is gevaarlijk.
Een juniorenzitje dat op de verkeerde
zitting wordt geïnstalleerd kan niet op
de juiste wijze worden bevestigd. Bij
een botsing zou het kind iets of iemand
in de auto kunnen raken en ernstig
letsel kunnen oplopen, mogelijk met
dodelijke afloop.
WAARSCHUWING
Vermijd het installeren van een
voorwaarts gericht kinderzitje op de
voorpassagierszitting tenzij dit niet te
vermijden is:
Het plaatsen van een voorwaarts
gericht kinderzitje op de
voorpassagierszitting is gevaarlijk. In
het geval van een botsing kan de
kracht van een airbag die wordt
opgeblazen ernstig of dodelijk letsel
aan het kind toebrengen. Als het
installeren van een voorwaarts gericht
kinderzitje op de voorpassagierszitting
niet te vermijden is, de
voorpassagierszitting zover mogelijk
naar achteren schuiven en er voor
zorgen dat de deactiveringsschakelaar
van de voorpassagiersairbag in de
stand OFF staat. Zie
Deactiveringsschakelaar van
voorpassagiersairbag (pagina 2-55).
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Kinderzitje
2-41
Voorzorgsmaatregelen betreffende het aanvullende
beveiligingssysteem (SRS)
De aanvullende beveiligingssystemen (SRS) van de voor- en zijkant omvatten
verschillende typen airbags.Ga na met welke soorten airbags uw auto is uitgerust door
de plaatsen met de aanduiding“SRS AIRBAG”op te zoeken.Deze indikators zijn
zichtbaar op de plaats waar de airbags ingebouwd zijn.
De airbags zijn op de volgende plaatsen ingebouwd:
lDe stuurwielnaaf (bestuurderszijde-airbag)
lHet dashboard aan de passagierszijde (passagierszijde-airbag)
lDe buitenste zijden van de rugleuningen van de voorzittingen (zij-airbags)
lDe voorruit- en achterruitstijlen en de dakrand langs beide zijden (gordijn-airbags)
De aanvullende beveiligingssystemen van de airbags zijn bestemd voor het verlenen van
aanvullende bescherming in bepaalde situaties, zodat het gebruik van de veiligheidsgordels
op de volgende manieren altijd van belang is:
Zonder gebruik van de veiligheidsgordels kunnen de airbags geen voldoende bescherming
bieden tijdens een aanrijding. Gebruik van de veiligheidsgordels is van belang voor:
lDe passagier van een zich opblazende airbag vandaan te houden.
lDe kans op letsel tijdens een aanrijding waarbij de airbag niet wordt opgeblazen te
verminderen, zoals bij: over de kop slaan of aanrijdingen vanaf de achterzijde.
lDe kans op letsel te verminderen tijdens frontale, bijna frontale botsingen of
aanrijdingen vanaf de zijkant die niet ernstig genoeg zijn om de airbags op te blazen.
lDe kans om uit het voertuig te worden geslingerd te verminderen.
lVermindering van de kans op letsel aan het onderlichaam en benen tijdens een
aanrijding, aangezien de airbags voor deze lichaamsdelen geen bescherming bieden.
lDe bestuurder in een positie te houden waarbij een betere controle over de auto mogelijk
is.
Een kind dat te klein is om gebruik te kunnen maken van een veiligheidsgordel dient op de
juiste wijze beveiligd te worden via het gebruik van een kinderzitje (pagina 2-30).
Bepaal nauwkeurig welk kinderzitje voor uw kind noodzakelijk is en volg zowel de
richtlijnen voor installatie in dit instruktieboekje als de instrukties van de fabrikant van het
kinderzitje.
Belangrijke veiligheidsuitrusting
SRS airbags
2-49
WAARSCHUWING
In auto's uitgerust met airbags dienen veiligheidsgordels gedragen te worden:
Het uitsluitend vertrouwen op de airbags voor bescherming tijdens een aanrijding is
gevaarlijk. Airbags alleen kunnen geen ernstig letsel voorkomen. De betreffende
airbags worden uitsluitend opgeblazen bij het eerste ongeval, zoals een frontale, bijna
frontale of zijdelingse botsing met een gematigde of grotere kracht. De inzittenden
dienen dus altijd hun veiligheidsgordels te dragen.
Kinderen mogen niet meerijden op de voorpassagierszitting:
Het plaatsen van een kind van 12 jaar of jonger op de voorzitting is gevaarlijk. In het
geval een airbag geactiveerd wordt, zou het kind ernstig of zelfs dodelijk letsel kunnen
oplopen. Een slapend kind is geneigd tegen een portier te leunen en loopt daardoor
meer risico bij een gematigde botsing aan de voorpassagierszijde van het voertuig door
de zij-airbag geraakt te worden. Bevestig een kind van 12 jaar of jonger voor zover
mogelijk steeds op de achterzittingen en maak daarvoor gebruik van het juiste
kinderzitje overeenkomstig de leeftijd en de grootte van het kind.
Uiterst gevaarlijk! Gebruik nooit een achterwaarts gericht kinderzitje op de
voorpassagierszitting welke voorzien is van een airbag die geactiveerd zou kunnen
worden:
Gebruik NOOIT een achterwaarts gericht kinderzitje op een zitting die aan de
voorzijde door een ACTIEVE AIRBAG beveiligd is. Dit kan DODELIJK of ERNSTIG
LETSEL aan het KIND toebrengen.
Zelfs bij een gematigde botsing kan het kinderzitje door een activerende airbag
geraakt worden en met kracht naar achteren verplaatst worden, waardoor het kind
ernstig of dodelijk letsel zou kunnen oplopen. Als uw auto uitgerust is met een
deactiveringsschakelaar voor de voorpassagiersairbag, bij het installeren van een
achterwaarts gericht kinderzitje op de voorpassagierszitting de schakelaar altijd in de
stand OFF zetten.
2-50
Belangrijke veiligheidsuitrusting
SRS airbags
WAARSCHUWING
Ga niet te dichtbij de airbags van bestuurder en voorpassagier zitten:
Het te dichtbij de airbagmodules van bestuurder en voorpassagier zitten of er handen
of voeten op plaatsen is uiterst gevaarlijk. De airbags van bestuurder en voorpassagier
worden met grote kracht en snelheid opgeblazen. Als iemand er zich te dichtbij bevindt
kan dit ernstig letsel veroorzaken. De bestuurder dient altijd alleen de rand van het
stuurwiel vast te houden. De passagier op de voorzitting dient beide voeten op de vloer
te houden. De inzittenden van de voorzitting dienen hun zittingen zover mogelijk naar
achteren af te stellen en altijd rechtop tegen de rugleuningen te zitten en op de juiste
wijze gebruik te maken van de veiligheidsgordels.
Ga in het midden van de zitting zitten en draag de veiligheidsgordels op de juiste wijze:
Het te dichtbij de zij-airbagmodules zitten of er handen op plaatsen of tegen het
portier geleund slapen of uit de ramen hangen is uiterst gevaarlijk. De zij- en gordijn-
airbags worden met grote kracht en snelheid direct langs het portier aan de zijde waar
de auto geraakt is opgeblazen. Ernstig letsel kan worden veroorzaakt als iemand te
dicht bij het portier zit of tegen een raam leunt of als passagiers op de achterzitting
zich aan de zijkanten van de rugleuningen van de voorzittingen vasthouden. Geef de
zij- en gordijn-airbags voldoende ruimte om te functioneren door tijdens het rijden in
het midden van de zitting plaats te nemen en de veiligheidsgordels op de juiste wijze te
dragen.
Bevestig geen voorwerpen op of in de buurt van de plaats waar de airbags van
bestuurder en voorpassagier geactiveerd worden:
Het bevestigen van een voorwerp aan de airbagmodules van bestuurder en
voorpassagier of iets voor de modules plaatsen is gevaarlijk. Bij een aanrijding zou het
voorwerp de activering van de voor-airbag kunnen hinderen en aan de inzittenden
letsel kunnen toebrengen.
Bevestig geen voorwerpen op of in de buurt van de plaats waar een zij-airbag
geactiveerd wordt:
Het bevestigen van voorwerpen aan de voorzitting op zodanige manier dat de buitenste
zijde van de zitting op enigerlei wijze wordt afgedekt, is gevaarlijk. Bij een aanrijding
zou het voorwerp de werking van de zij-airbag welke vanuit de buitenste zijde van de
rugleuning van de voorzitting wordt opgeblazen kunnen hinderen, waardoor de
aanvullende beveiliging van het zij-airbagsysteem ongedaan gemaakt wordt of de
airbag in een richting kunnen sturen die gevaarlijk is. Verder bestaat de kans dat de
airbag opengesneden wordt en dat het gas ontsnapt.
Hang geen opbergnetten, kaartzakjes of rugzakken met riemen aan de voorzittingen.
Gebruik nooit zittinghoezen op de voorzittingen. Houd de zij-airbagmodules in uw
voorzittingen steeds vrij van obstakels, zodat de zij-airbags bij een botsing vanaf de
zijkant ongehinderd in werking kunnen treden.
Belangrijke veiligheidsuitrusting
SRS airbags
2-51