Page 273 of 719

4–117
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
Het moment waarbij het systeem de koplampen overschakelt verandert onder de
volgende omstandigheden. Als het systeem de koplampen niet juist overschakelt,
handmatig tussen grootlicht en dimlicht overschakelen, overeenkomstig het zicht en de
verkeersomstandigheden.
Wanneer er lichtbronnen in het gebied zijn, zoals straatlantaarns, verlichte
aanwijsborden en verkeerslichten.
Wanneer er lichtweerkaatsende voorwerpen in de omgeving zijn, zoals
lichtweerkaatsende platen en borden.
Wanneer het zicht verminderd is tijdens regen, sneeuw of mist.
Bij het rijden op wegen met scherpe bochten of in heuvelachtig gebied.
Wanneer de koplampen/achterlichten van voertuigen vóór u of op de tegenovergestelde
rijbaan niet duidelijk zichtbaar of onverlicht zijn.
Wanneer het voldoende donker is, zoals bij zonsopgang of schemering.
Wanneer de bagageruimte beladen is met zware voorwerpen of de
achterpassagierszittingen bezet zijn.
Wanneer het zicht verminderd is doordat spatwater van de banden van een voertuig
vóór u op uw voorruit terechtkomt.
Page 274 of 719

4–118
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Gebruik van het systeem
Het koplampregelsysteem (HBC) schakelt
het licht van de koplampen automatisch
over tussen grootlicht en dimlicht
nadat het contact op ON is gezet en de
koplampschakelaar in de stand AUTO en
grootlicht staat.
Het koplampregelsysteem (HBC) bepaalt
dat het buiten donker is op basis van de
helderheid van de omgeving. Tegelijkertijd
gaat het koplampregelsysteem
(HBC) indicatielampje (groen) in de
instrumentengroep branden.
OPMERKING
Bij een rijsnelheid van 30 km/h
of hoger, worden de koplampen
automatisch op grootlicht ingesteld
wanneer er geen voertuigen vóór u
rijden of geen tegenliggers naderen.
Wanneer de rijsnelheid minder dan
ongeveer 20 km/h is, schakelt het
koplampregelsysteem (HBC) de
koplampen over op dimlicht.
Het is mogelijk dat bij het maken
van een bocht het dimlicht niet naar
grootlicht overschakelt.
De werking van het
koplampregelsysteem (HBC)
kan uitgeschakeld worden. Zie
Gebruikersinstellingen op pagina
9-14 .
Handmatig overschakelen
Overschakelen naar dimlicht
Zet de hendel in de stand voor dimlicht.
Het indicatielampje (groen) van het
koplampregelsysteem (HBC) gaat uit.
Overschakelen naar grootlicht
Draai de koplampschakelaar naar de stand
.
Het indicatielampje (groen) van het
koplampregelsysteem (HBC) gaat uit en
het
gaat branden.
Page 275 of 719
4–119
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
*Bepaalde modellen.
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) *
Het LDWS systeem stelt de bestuurder op de hoogte dat de auto van zijn rijstrook afwijkt.
Het systeem bespeurt de witte of gele strepen op de rijstrook met gebruik van de
vooruitrijcamera (FSC) en als dit bepaalt dat de auto van de rijstrook gaat afwijken,
waarschuwt het de bestuurder door middel van de Active Driving Display (voertuigen
met Active Driving Display), het knipperen van het LDWS waarschuwingslampje en het
activeren van de LDWS waarschuwingszoemer.
Gebruik het LDWS bij het rijden op wegen met witte of gele strepen.
Zie Vooruitrijcamera op pagina 4-165 .
Vooruitrijcamera (FSC)
LDWS waarschuwingslampje
Het waarschuwingslampje gaat branden als het systeem defect is.
Zie Waarschuwingslampjes op pagina 4-42 .
Page 276 of 719

4–120
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
WAARSCHUWING
Gebruik het LDWS niet onder de volgende omstandigheden:
De kans bestaat dat het systeem niet adequaat reageert op de werkelijke
rijomstandigheden, waardoor ongelukken veroorzaakt kunnen worden.
Bij het rijden op wegen met scherpe bochten.
Bij het rijden onder slechte weersomstandigheden (regen, mist en sneeuw).
De functies van het LDWS hebben beperkingen:
Blijf altijd uw baan aanhouden met behulp van het stuurwiel en rijd voorzichtig. Het
systeem is niet bestemd is om compensatie te geven voor onvoldoende voorzichtigheid
van de bestuurder en als u teveel op het LDWS vertrouwt kan dit tot ongelukken leiden.
De bestuurder is verantwoordelijk voor het veilig uitvoeren van rijbaanveranderingen
en overige manoeuvres. Let altijd nauwkeurig op de richting waarin de auto rijdt en de
directe omgeving ervan.
OPGELET
Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen. Als de hoogte van de auto of de
dempingskracht van de vering wordt gewijzigd, kan het LDWS niet juist functioneren.
OPMERKING
Als uw auto van zijn rijstrook afwijkt, wordt het LDWS in werking gesteld
(waarschuwingsgeluid en indicatielampje). Stuur de auto adequaat bij om de auto weer
naar het midden van de rijstrook te brengen.
Wanneer de richtingaanwijzerhendel wordt bediend om van rijstrook te veranderen,
wordt de LDWS waarschuwing automatisch uitgeschakeld. De LDWS waarschuwing
wordt werkzaam wanneer de richtingaanwijzerhendel teruggezet wordt en het systeem
de witte of gele strepen bespeurt.
Als het stuurwiel, het gaspedaal of het rempedaal abrupt worden bediend en de
auto dicht in de buurt van een witte of gele streep komt, bepaalt het systeen dat de
bestuurder van rijbaan verandert en wordt de LDWS waarschuwing automatisch
uitgeschakeld.
Het is mogelijk dat het LDWS niet functioneert tijdens de periode onmiddellijk
nadat de auto van zijn rijstrook is afgeweken en het LDWS in werking is getreden, of
wanneer de auto binnen een korte periode van tijd herhaalde malen van de rijstrook is
afgeweken.
Page 277 of 719