Controle vloeistof stuurbekrachtiging . . . . . . . . . . . . . . .288
BRANDSTOFBESPARINGSTECHNOLOGIE ALLEEN 5.7-LITER
MOTOR — INDIEN AANWEZIG . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .289
HANDREM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .289
ELEKTRONISCHE REMREGELING . . . . . . . . . . . . . . . . . .290
ABS-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .291
Tractieregelsysteem (ASR) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .292
Remassistent (BAS) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .292
Electronic Roll Mitigation (ERM) . . . . . . . . . . . . . . . . . . .292
Elektronisch stabiliteitsregelsysteem (ESP) . . . . . . . . . . . .293
Antislingerregeling (ASR) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .295
Hill Start Assist (HSA) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .295
Ready Alert Braking — indien aanwezig . . . . . . . . . . . . . .297
Rain Brake Support (remdroogfunctie) — indien aanwezig . . .297
Hill Descent Control (HDC) — indien aanwezig (alleen modellen
met vierwielaandrijving met MP3023 tussenbak met twee
versnellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .297
Select Speed Control (SSC) — indien aanwezig (alleen modellen
met vierwielaandrijving met MP3023 tussenbak met twee
versnellingen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .299
Controle-/storingslampje ESC en controlelampje ESC UIT . . .302
VEILIGHEIDSINFORMATIE BANDEN . . . . . . . . . . . . . . . . .302
Bandmarkeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .302
Bandenidentificatienummer (TIN). . . . . . . . . . . . . . . . . . .306
Bandenterminologie en definities . . . . . . . . . . . . . . . . . .307
Draagvermogen en bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . .308
249
BRANDSTOFBESPARINGS-
TECHNOLOGIE ALLEEN
5.7-LITER MOTOR — INDIEN
AANWEZIGDeze functie zorgt voor een zuiniger brandstof-
verbruik door vier van de acht cilinders van de
motor uit te schakelen bij lichte belasting en
rustige ritten. Het systeem werkt automatisch,
de bestuurder hoeft niets te bedienen en heeft
geen extra vaardigheden nodig.
OPMERKING:
Nadat de accu is losgekoppeld, kan het
enige tijd duren voordat het systeem weer
volledig werkt.HANDREMVoordat u de auto verlaat, moet u controleren of
de handrem volledig is aangetrokken en de
schakelhendel in de stand PARK zetten.Het handrempedaal bevindt zich in de hoek
links onder het instrumentenpaneel. Om de
handrem aan te trekken, moet u het handrem-
pedaal volledig intrappen. Om de handrem vrij
te zetten, trapt u nogmaals het handrempedaal
in en laat u het pedaal langzaam opkomen,
waarbij u voelt dat de rem wordt vrijgegeven.
Als de handrem is aangetrokken terwijl de con-
tactschakelaar in de stand ON staat, gaat het
waarschuwingslampje voor het remsysteem in
de instrumentengroep branden.OPMERKING:
Wanneer de handrem is aangetrokken en
naar een versnelling wordt geschakeld,
gaat het waarschuwingslampje voor het
remsysteem knipperen. Als beweging van
de auto wordt gedetecteerd, klinkt er een
geluidssignaal om de bestuurder hierop
te wijzen. Zet de handrem volledig vrij
voordat u met de auto gaat rijden.
Dit lampje geeft dan alleen aan dat de
handrem is aangetrokken. Het geeft niet
aan hoe krachtig de handrem is aange-
trokken.
Wanneer u op een helling parkeert is het be-
langrijk dat u op een neerwaartse helling de
voorwielen naar de stoeprand toe draait en op
een opwaartse helling van de stoeprand af. U
moet eerst de handrem aantrekken voordat u
de schakelhendel in de stand PARK zet. Anders
kan het door de belasting van het schakelblok-
keersysteem veel moeite kosten om de scha-
kelhendel uit de stand PARK te bewegen. De
handrem moet altijd aangetrokken zijn als de
bestuurder niet in de auto zit.
Handrem
289
WAARSCHUWING!
Gebruik de stand PARK nooit als vervan-
ging voor de handrem. Trek de handrem
altijd volledig aan als u de auto parkeert,
om te voorkomen dat de auto gaat rollen
en mogelijk letsel of schade veroorzaakt.
Verwijder altijd uw sleutelhouder bij het
uitstappen en sluit de auto af.
Laat nooit kinderen alleen in een auto
achter of in de buurt van een auto die niet
is afgesloten. Het achterlaten van kinderen
zonder toezicht in een auto is om verschil-
lende redenen gevaarlijk. Kinderen of der-
den lopen dan het risico op ernstig of zelfs
dodelijk letsel. Waarschuw kinderen dat ze
niet aan de handrem, het rempedaal of de
schakelhendel mogen komen.
Wanneer u het voertuig verlaat, moet u
zich er altijd van verzekeren dat de
Keyless Ignition Node in de stand "OFF"
staat. Verwijder daarna de sleutelhouder
uit de auto en vergrendel de auto.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
Laat de sleutelhouder niet achter in of in
de buurt van de auto (of op een voor
kinderen bereikbare plaats) en laat het
contact van een voertuig met Keyless
Enter-N-Go™ niet in de stand ACC of
ON/RUN staan. Een kind zou de knoppen
van de elektrische raambediening of an-
dere schakelaars kunnen bedienen of de
auto in beweging kunnen zetten.
Controleer of de handrem volledig is vrij-
gezet voordat u gaat rijden. Als u dit niet
doet, kan dit leiden tot een defect van de
remmen, en daardoor tot een aanrijding.
Trek de handrem altijd volledig aan als u
de auto parkeert, om te voorkomen dat de
auto gaat rollen en mogelijk letsel of
schade veroorzaakt. Controleer ook of de
schakelhendel in de stand PARK staat. Als
dit wordt nagelaten kan de auto gaan
rollen en schade of letsel veroorzaken.
LET OP!
Als het waarschuwingslampje voor het rem-
systeem blijft branden nadat de handrem is
vrijgezet, duidt dit op een storing in het
remsysteem. Laat het remsysteem onmid-
dellijk controleren door een erkende dealer.ELEKTRONISCHE
REMREGELINGUw auto is uitgerust met geavanceerde elektro-
nische remregeling, die bestaat uit: ABS-
systeem, tractieregelsysteem (ASR), remassis-
tent (BAS), Electronic Roll Mitigation (ERM) en
Elektronisch stabiliteitsregelsysteem (ESP).
Deze vijf systemen werken samen om onder
verschillende rijomstandigheden de stabiliteit
en de controle over de auto te verbeteren.
Uw voertuig is mogelijk ook uitgerust met Trailer
Sway Control (TSC) (antislipregeling), Hill Start
Assist (HSA) (wegrijhulp op hellingen), Ready
Alert Braking (RAB) (anticiperend remsysteem),
Rain Brake Support (RBS) (remdroogfunctie bij
nat weer) en, als het voorzien is van vierwiel-
290
OPMERKING:
Bij hard remmen kunt u pulserende haperin-
gen voelen en een klikkend geluid horen. Dit
is normaal, het geeft aan dat het ABS-
systeem in werking is.Tractieregelsysteem (ASR)Dit systeem bewaakt de hoeveelheid wielspin
van elk van de aangedreven wielen. Als wiel-
spin van een of meer wielen wordt gedetec-
teerd, worden de doorslippende wielen afge-
remd en wordt het motorvermogen verminderd
voor een betere acceleratie en stabiliteit.
Een voorziening van het ASR-systeem, Brake
Limited Differential (BLD), functioneert op de-
zelfde wijze als een limited-slipdifferentieel en
regelt de wielspin van een aangedreven as. Als
één wiel van een aangedreven as sneller draait
dan het andere, wordt het doorslippende wiel
afgeremd. Hierdoor kan er meer motorkoppel
naar het niet-doorslippende wiel gaan. Deze
functie blijft actief zelfs als ESP in de modus
"Gedeeltelijk uit"staat. Raadpleeg voor meer
informatie “Elektronisch stabiliteitsregelsys-
teem (ESP)” in dit hoofdstuk.
Remassistent (BAS)De remassistent (BAS) is ontworpen om de
remwerking van de auto te optimaliseren tijdens
noodremsituaties. Het systeem herkent een
noodremsituatie aan de hand van de snelheid
en kracht waarmee het rempedaal wordt inge-
trapt en optimaliseert de remdruk dienovereen-
komstig. Dit draagt bij aan een verkorting van
de remweg. Het BAS vult het ABS aan. Wan-
neer u het rempedaal zeer snel intrapt, is de
assistentie van het BAS-systeem optimaal. Om
van het systeem te profiteren moet u het rem-
pedaal tijdens de noodstop ononderbroken
intrappen (niet "pompend"remmen). Verminder
de druk op het rempedaal niet, tenzij u niet
langer hoeft te remmen. Zodra u het rempedaal
loslaat, wordt het BAS-systeem uitgeschakeld.WAARSCHUWING!
Met het BAS-systeem wordt niet voorko-
men dat de auto onderworpen blijft aan de
wetten van de natuur en het systeem zorgt
evenmin voor meer grip op het wegdek.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
BAS kan geen ongelukken voorkomen,
zeker geen ongelukken die worden veroor-
zaakt door te hoge snelheden in bochten,
het rijden op zeer glad wegdek, of aqua-
planing.
Gebruik de mogelijkheden van een auto
met BAS nooit op een roekeloze of risico-
volle wijze die de veiligheid van de be-
stuurder of anderen in gevaar brengt.Electronic Roll Mitigation (ERM)Door bewaking van de stuurbewegingen en de
snelheid van de auto anticipeert dit systeem op
de mogelijkheid dat een wiel loskomt van het
wegdek. Wanneer het ERM-systeem vaststelt
dat de mate waarin de hoek van het stuur
verandert, en de snelheid van het voertuig
voldoende zijn om het wiel op te tillen, wordt er
bijgeremd en kan het motorvermogen worden
verminderd. Zo wordt de kans kleiner dat het
wiel wordt opgetild. Het ERM-systeem grijpt
alleen in bij zeer ernstige of ontwijkende rijma-
noeuvres.
292
Het systeem kan de kans op het optillen van
een wiel alleen verminderen tijdens zeer ern-
stige of ontwijkende rijmanoeuvres. Het sys-
teem kan niet voorkomen dat het wiel wordt
opgetild als gevolg van andere factoren, zoals
de staat van de weg, het verlaten van de rijbaan
of het raken van objecten of andere voertuigen.WAARSCHUWING!
Er zijn veel factoren, zoals de belading van
het voertuig en de weg- en rijomstandighe-
den, die ervoor kunnen zorgen dat een wiel
wordt opgetild of het voertuig kantelt. Het
ERM-systeem kan niet in alle gevallen voor-
komen dat een wiel wordt opgetild of de auto
kantelt, met name niet wanneer de rijbaan
wordt verlaten of wanneer er objecten of
andere voertuigen worden geraakt. Gebruik
de mogelijkheden van een auto met ERM
nooit op een roekeloze of gevaarlijke wijze
die de veiligheid van de bestuurder of ande-
ren in gevaar brengt.
Elektronisch stabiliteitsregelsysteem
(ESP)Dit systeem verbetert de bestuurbaarheid en
stabiliteit van de auto onder diverse rijomstan-
digheden. ESP corrigeert over- en ondersturen
van het voertuig door het juiste wiel af te
remmen. Zo wordt tegengestuurd bij onder- of
oversturen. Ook kan het motorvermogen wor-
den verminderd om het voertuig te helpen bij
het handhaven van de juiste rijrichting.
ESP bepaalt met behulp van sensors in het
voertuig de door de bestuurder gewenste rijrich-
ting. Het systeem vergelijkt deze baan dan met
de werkelijke rijrichting van het voertuig. Wan-
neer de werkelijke baan niet overeenkomt met
de gewenste baan, remt ESP het juiste wiel af
om over- of onderstuur tegen te gaan.
Overstuur: de auto draait meer dan correct is
voor de stand van het stuur
Onderstuur: de auto draait minder dan cor-
rect is voor de stand van het stuur.
Het controle-/storingslampje ESP in de instru-
mentengroep begint te knipperen zodra de ban-
den grip verliezen en het ESP-systeem wordt
geactiveerd. Het controle-/storingslampje ESP knippert ook wanneer het ASR-systeem actief
is. Als het controle-/storingslampje ESP gaat
knipperen tijdens het optrekken, neem dan gas
terug en rijd verder terwijl u zo min mogelijk gas
geeft. Pas uw snelheid en rijstijl altijd aan de
toestand van het wegdek aan.
WAARSCHUWING!
Met het ESC-systeem wordt niet voorkomen
dat de auto onderworpen blijft aan de wetten
van de natuur en het systeem zorgt evenmin
voor meer grip op het wegdek. ESC kan
geen ongelukken voorkomen, zeker geen
ongelukken die worden veroorzaakt door te
hoge snelheden in bochten, het rijden op
zeer glad wegdek, of aquaplaning. ESC kan
evenmin ongelukken voorkomen die het ge-
volg zijn van het verlies van de controle over
het voertuig doordat het rijgedrag niet is
aangepast aan de omstandigheden. Alleen
een oplettende en bekwame bestuurder met
een veilige rijstijl kan ongelukken voorko-
(Vervolgd)
293
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
men! Gebruik de mogelijkheden van een
auto met ESC nooit op een roekeloze of
risicovolle wijze die de veiligheid van de
bestuurder of anderen in gevaar brengt.
Het ESP-systeem kent twee bedrijfsmodi in de
groep 4WD HIGH en tweewielaangedreven
voertuigen, en één bedrijfsmodus in de groep
4WD LOW.
Groep High (modellen met
vierwielaandrijving) of modellen met
tweewielaandrijving
On (Aan)
Dit is de normale bedrijfsmodus van ESP in de
groep 4WD HIGH en in voertuigen met twee-
wielaandrijving. Als de auto wordt gestart of als
de tussenbak (indien aanwezig) vanuit de groep
4WD LOW of vanuit NEUTRAL wordt terugge-
schakeld naar de groep 4WD HIGH dan is het
ESP-systeem in deze "On"-modus. Deze mo-
dus dient te worden gebruikt onder bijna alle
rijomstandigheden. Het ESP mag alleen om specifieke redenen in de bedrijfsmodus
"Partial
Off" (gedeeltelijk uit) worden geschakeld, zoals
hieronder beschreven.
Gedeeltelijk uitgeschakeld
Deze instelling bereikt u door kort op de scha-
kelaar "ESP uit" te drukken. Wanneer ESP in de
stand "Partial Off" (gedeeltelijk uit) staat, is de
ASR-functie van ESP uitgeschakeld (behalve
BLD, dat wordt beschreven in de paragraaf over
ASR) en brandt het controlelampje "ESP uit".
Alle overige stabiliteitsvoorzieningen van het
ESP-systeem functioneren normaal. Deze mo-
dus is bedoeld voor situaties waarin het voer-
tuig zich in diepe sneeuw, zand of gravel be-
vindt en waar de wielen sneller moeten draaien
dan het ESP normaal gesproken zou toestaan,
om weer grip te krijgen. Om ESP weer in te
schakelen, drukt u kort op de schakelaar "ESP
uit". Hierdoor wordt de normale bedrijfsmodus
"ESP aan" hersteld. OPMERKING:
Om de trekkracht tijdens het rijden met
sneeuwkettingen of bij het wegrijden in diepe
sneeuw, zand of grind te verbeteren, is het
raadzaam de functie
Partial Off (gedeeltelijk
uit) in te schakelen door kort op de schakelaar
ESP uit te drukken. Wanneer er geen reden
meer is om de functie Partial Off (gedeeltelijk
uit) te gebruiken, drukt u kort op de schake-
laar ESP Uit om ESP weer in te schakelen. Dit
is ook mogelijk tijdens het rijden.WAARSCHUWING!
Wanneer ESC in de stand "Gedeeltelijk uit"
staat, wordt de ASR-functie van ESC uitge-
schakeld (behalve de slipbeperking die is
beschreven de paragraaf over ASR) en
brandt het indicatielampje "ESC uit". Wan-
neer ESC in de stand "Gedeeltelijk uit"staat,
wordt de functie voor het verminderen van
het motorvermogen van ASR uitgeschakeld
en neemt de verbeterde voertuigstabiliteit
die het ESC-systeem biedt af.
(Vervolgd)
294
WAARSCHUWING!
(Vervolgd)
Trailer Sway control (TSC) is uitgescha-
keld wanneer het ESC-systeem in de
stand "Partial Off" (Gedeeltelijk uit) staat.
Groep 4WD LOW
Gedeeltelijk uitgeschakeld
Dit is de normale bedrijfsmodus van ESP in de
groep 4WD LOW. Als de auto wordt gestart in
de groep 4WD LOW of als de tussenbak (indien
aanwezig) wordt geschakeld van de groep 4WD
HIGH of NEUTRAL naar groep 4WD LOW,
bevindt het ESP-systeem zich in de modus
"Partial Off" (Gedeeltelijk uit).Antislingerregeling (ASR)ASR maakt gebruik van sensoren in de auto die
het gevaarlijk slingeren van de aanhanger de-
tecteren. ASR neemt de nodige maatregelen
om het slingeren te stoppen. Het systeem kan
het motorvermogen verlagen en de betreffende
wielen afremmen om het slingeren tegen te
gaan. ASR wordt automatisch ingeschakeld
wanneer een gevaarlijk slingerende aanhanger
wordt gedetecteerd. ASR is niet in staat om het slingeren van alle aanhangers te stoppen. Ga
tijdens het trekken van een aanhanger altijd
voorzichtig te werk en volg de aanbevelingen
voor het disselgewicht van de aanhanger.
Raadpleeg
"Trekken van een aanhanger" in dit
hoofdstuk voor meer informatie. Wanneer ASR
is ingeschakeld, knippert het controle-/
storingslampje ESP, wordt het motorvermogen
verlaagd en voelt u dat de wielen afzonderlijk
worden afgeremd om te proberen het slingeren
van de aanhanger te stoppen. Als het ESP-
systeem in de stand "Partial Off"(gedeeltelijk
uit) staat, is ASR uitgeschakeld.
WAARSCHUWING!
Als TSC tijdens het rijden wordt geactiveerd,
rem dan af, zet de auto zo snel mogelijk op
een veilige plaats aan de kant en verdeel de
lading van de aanhanger opnieuw om het
slingeren tegen te gaan.Hill Start Assist (HSA)Het HSA-systeem is bedoeld om de bestuurder te
helpen bij het wegrijden vanuit stilstand op een
helling. HSA handhaaft gedurende een korte pe- riode dezelfde remkracht die de bestuurder heeft
uitgeoefend, nadat de bestuurder zijn voet van
het rempedaal haalt. Als de bestuurder tijdens
deze korte periode geen gas geeft, zal het sys-
teem minder remkracht uitoefenen en zal de auto
van de helling rollen. Het systeem vermindert de
remkracht in verhouding tot de hoeveelheid gas
die gegeven wordt zodra de auto in de bedoelde
rijrichting begint te bewegen.
Voorwaarden voor activering van HSA
HSA wordt geactiveerd als aan de volgende
voorwaarden wordt voldaan:
De auto moet stilstaan.
De auto moet op een helling van ongeveer
6% of meer staan.
De gekozen versnelling moet overeenkomen
met de stand van de auto op de helling (in
een vooruitversnelling als de voorkant van de
auto naar boven is gericht; in de achteruit-
versnelling (REVERSE) als de voorkant van
de auto naar beneden is gericht).
HSA werkt in de achteruitversnelling (RE-
VERSE) en alle vooruitversnellingen als aan de
voorwaarden voor activering wordt voldaan. Het
295
BRANDSTOFVEREISTEN —
DIESELMOTORTank diesel van goede kwaliteit bij een benzi-
nestation van een bekend merk. Voor goede
prestaties het hele jaar door wordt dieselbrand-
stof nr. 2 aanbevolen; deze voldoet aan ASTM-
norm D-975 klasse S15. Als de auto wordt
blootgesteld aan extreme kou (temperatuur la-
ger dan 20° F of -7° C) of langdurig wordt
gebruikt bij lagere temperaturen dan normaal,
gebruik dan op het klimaat afgestemde diesel-
brandstof nr. 2 of verdun dieselbrandstof nr. 2
met 50% dieselbrandstof nr. 1. Dit zorgt voor
betere bescherming tegen bevriezing van de
brandstof of wasvorming op de brandstoffilters.
Gebruik voor deze auto uitsluitend hoog-
waardige diesel welke voldoet aan de richt-
lijnen van EN 590. Ook biodieselmengsels
tot 7% welke voldoen aan EN 590 mogen
worden gebruikt.
WAARSCHUWING!
Meng de brandstof niet met alcohol of ben-
zine. Deze stoffen kunnen onstabiel zijn on-
der bepaalde omstandigheden en gevaarlijk
of explosief wanneer ze worden gemengd
met dieselbrandstof.LET OP!
De fabrikant eist dat u voor deze auto die-
selbrandstof met ultralaag zwavelgehalte
(maximaal 15 ppm zwavel) gebruikt en ver-
biedt het gebruik van dieselbrandstof met
laag zwavelgehalte (maximaal 500 ppm
zwavel), om schade aan het emissieregel-
systeem te voorkomen.
Dieselbrandstof bevat vrijwel altijd een kleine
hoeveelheid water. Om problemen met het
brandstofsysteem te voorkomen, dient het wa-
ter dat is verzameld in de waterafscheider, te
worden afgetapt. Als u hoogwaardige brandstof
gebruikt en het bovenstaande advies bij koud
weer opvolgt, zijn er geen brandstofadditieven voor de auto nodig. Een
"premium"dieselbrand-
stof met een hoog cetaangetal (indien verkrijg-
baar) kan het koud starten en warmdraaien
verbeteren.
AdBlue® (dieseluitlaatvloeistof voor
dieselmotoren)Uw auto is uitgerust met een systeem voor
selectieve katalytische reductie (SCR-systeem)
om te voldoen aan de zeer strenge dieselemis-
sienormen van het Environmental Protection
Agency.
Het doel van het SCR-systeem is de hoeveel-
heid NOx (stikstofoxiden die motoren uitstoten),
dat schadelijk is voor onze gezondheid en het
milieu, tot vrijwel nul terug te brengen. Kleine
hoeveelheden AdBlue® wordt vóór de katalysa-
tor in de uitlaat gespoten waar het na verdam-
ping de smog veroorzakende stikstofoxiden
(NOx) omzet in onschadelijke stikstof (N2) en
waterdamp (H2O), twee natuurlijke componen-
ten van de lucht die wij inademen. U kunt in uw
auto rijden met het geruststellende idee dat uw
voertuig bijdraagt aan een schoner en gezonder
milieu voor de huidige én komende generaties.
330