Page 135 of 729
Kenmerken van uw auto
34
4
1. Instelling
Ga, om de Smart Tailgate te activeren,
naar de Modus gebruikersinstellingen en
selecteer Smart Tailgate op het LCD-
display. ❈ Zie "LCD-display" in dit hoofdstuk voor
meer informatie.
2. Detectie en waarschuwing
Als u zich in de detectiezone (ongeveer 50 - 100 cm (20 - 40 in.) achter de auto)
bevindt terwijl u de Smart Key bij u
draagt, knipperen de alarmknipperlichten
en klinkt de zoemer gedurende ongeveer
3 seconden om te waarschuwen dat de
Smart Key is gesignaleerd en dat de
achterklep open zal gaan.✽✽AANWIJZING
Kom niet in de detectiezone als u niet
wilt dat de achterklep opengaat. Als u
onbedoeld in de detectiezone komt en de
alarmknipperlichten en de zoemer in
werking treden, verlaat dan de
detectiezone met de Smart Key. De
achterklep zal gesloten blijven.
ODM044508
Page 136 of 729

435
Kenmerken van uw auto
3. Automatisch openen
De alarmknipperlichten knipperen en de
zoemer klinkt tweemaal en vervolgens
gaat de achterklep langzaam open.
Uitschakelen van de Smart Tailgate-functie met de Smart Key
1. Portieren vergrendelen
2. Portieren ontgrendelen
3. Achterklep openen
Als u op een willekeurige toets van de
Smart Key drukt tijdens de detectie- en
waarschuwingsfase, wordt de Smart
Tailgate-functie gedeactiveerd. Zorg
ervoor dat u op de hoogte bent van de
procedure voor het deactiveren van de
Smart Tailgate-functie, voor het geval
zich een noodsituatie voordoet.
WAARSCHUWING
Controleer of de achterklep gesloten is voordat u met de auto gaat rijden.
Zorg ervoor dat er zich geen personen of voorwerpen in de
buurt van de achterklep bevinden
als deze wordt geopend of
gesloten.
Zorg ervoor dat de voorwerpen in de bagageruimte niet uit de auto
kunnen vallen als de achterklep
wordt geopend terwijl de auto op
een helling staat. Dit kan ernstig
letsel tot gevolg hebben.
Zorg ervoor dat u de Smart Tailgate-functie deactiveert
voordat u de auto gaat wassen.
Anders kan de achterklep per
ongeluk opengaan.
Bewaar de Smart Key buiten het bereik van kinderen. Kinderen
kunnen de intelligente achterklep
per ongeluk openen als ze achterde auto spelen.
ODM044509
ODMECO2030
■
Smart key
Page 232 of 729

4131
Kenmerken van uw auto
De modus verandert van fileparkeren(rechts → links) naar achteruit
inparkeren (rechts → links) wanneer de
toets van de slimme parkeerhulp wordt
ingedrukt.(LHD)
De modus verandert van fileparkeren (links →rechts) naar achteruit
inparkeren (links →rechts) wanneer de
toets van het Smart Parking Assist-
systeem wordt ingedrukt.(RHD)
Als de toets nogmaals wordt ingedrukt, wordt het systeem uitgeschakeld.3. Zoek een parkeerplaats
Rijd langzaam naar voren en houddaarbij een afstand aan van ongeveer
50 - 150 cm tot geparkeerde auto's. De
sensoren opzij zoeken naar een
parkeerplaats.
Als de rijsnelheid hoger is dan 20 km/h, wordt er een melding weergegeven om
u erop te wijzen snelheid te minderen.
Het systeem wordt uitgeschakeld bij een rijsnelheid van meer dan 30 km/h.
✽✽ AANWIJZING
Schakel de alarmknipperlichten in wanneer zich in de buurt van de auto
veel andere auto's bevinden.
Als het parkeerterrein klein is, rijd dan langzaam dichter langs de
parkeerplaats.
Het zoeken van een parkeerplaats
wordt alleen voltooid wanneer er
voldoende ruimte is om de auto te
manoeuvreren.
ODM046719LODM046675L
ODM046717LODM046673L
Page 246 of 729
4145
Kenmerken van uw auto
ALARMKNIPPERLICHTEN
De alarmknipperlichten moeten worden
gebruikt als u door omstandigheden
gedwongen bent de auto op een
gevaarlijke plaats tot stilstand te
brengen. Zet, als u de auto innoodsituaties tot stilstand moet brengen,
de auto zo ver mogelijk naast de rijbaan. De alarmknipperlichten worden
ingeschakeld door de schakelaar voor de
alarmknipperlichten in te drukken.
Hierdoor gaan alle richtingaanwijzers
tegelijk knipperen. De alarmknipper-
lichten werken ook als de sleutel niet inhet contactslot zit.
Druk nogmaals op de schakelaar voor de
alarmknipperlichten om ze uit te
schakelen.
ODM042242
ODM042243
■
Type A
■Type B
Page 510 of 729

Rijden met uw auto
62
5
Noodstopsignaal
(Emergency Stop Signal-ESS)
(indien van toepassing) Het Emergency Stop Signal-systeem
waarschuwt achteropkomendebestuurders door het remlicht te laten
knipperen wanneer de auto plotseling
sterk afremt. Het systeem wordt
geactiveerd als:
De auto plotseling afremt (rijsnelheid is
hoger dan 55 km/h en de deceleratie
van de auto is groter dan 7 m/s 2
)
Het ABS in werking treedt Het lampje stopt met knipperen
wanneer de rijsnelheid lager is dan 40
km/h en het ABS wordt gedeactiveerd
of de auto niet meer sterk afremt. In
plaats daarvan gaan de
alarmknipperlichten automatisch
branden. In plaats daarvan gaan de
alarmknipperlichten automatisch
branden.
De alarmknipperlichten doven
wanneer de rijsnelheid hoger is dan 10
km/h zodra de auto weer begint te
rijden. De alarmknipperlichten doven
ook wanneer de auto langere tijd met
een lage snelheid rijdt. U kunt de
lichten uitschakelen door de
schakelaar van de alarmknipperlichten
in te drukken. Downhill Brake Control (DBC)
(indien van toepassing) ❈
Dit onderdeel wijkt mogelijk af van de afbeelding.
De Downhill Brake Control (DBC)
ondersteunt de bestuurder bij het afrijden
van een steile helling, zonder dat debestuurder het rempedaal hoeft in te
trappen. De DBC vertraagt de auto tot
minder dan 10 km/h, zodat de bestuurderalleen maar de auto hoeft te besturen.
De DBC is standaard uitgeschakeld
wanneer het contact ingeschakeld wordt.
U kunt DBC in- of uitschakelen met de toetsOPMERKING
Het ESS-systeem werkt niet wanneer de alarmknipperlichten al
zijn ingeschakeld.
ODM056047
Page 514 of 729

Rijden met uw auto
66
5
Het AEB-systeem is bedoeld om het
risico op een ongeval te verkleinen of te
vermijden. Het herkent de afstand tot de
voorligger of tot een voetganger met
sensoren (d.w.z. radar en camera) en
waarschuwt indien nodig de bestuurder
dat er een kans bestaat op een ongeval
met een waarschuwingsmelding of
waarschuwingsalarmen. Systeeminstelling en -activering
Systeeminstelling
De bestuurder kan de AEB activeren
door het contact in stand ON te zetten en
vervolgens 'User Settings', 'Driving
Assist', en 'Autonomous Braking System'
te selecteren. De AEB wordt
gedeactiveerd als de bestuurder desysteeminstelling ongedaan maakt.
AUTONOMOUS EMERGENCY BRAKING (AEB) (INDIEN VAN TOEPASSING)
WAARSCHUWING
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen bij het
gebruik van Autonomous
Emergency Braking (AEB):
Het systeem dient slechts als hulpmiddel en vermindert niet de
noodzaak om zeer voorzichtig en
oplettend te rijden. Het bereik van
de parkeersensoren is beperkt en
niet alle objecten worden even
goed gesignaleerd. Let te allentijde op de wegomstandigheden.
Rijd NOOIT harder dan de wegomstandigheden of de
bochten toelaten.
Rijd altijd voorzichtig om onverwachte en plotselinge
situaties te voorkomen. AEB
brengt de auto niet volledig tot
stilstand en voorkomt geen
aanrijdingen.
ODM056093L
Page 515 of 729

567
Rijden met uw auto
Het waarschuwingslampje in
het LCD-display gaat
branden als u het AEB-
systeem uitschakelt. De
bestuurder kan de AAN/UIT-status van
de AEB aflezen in het LCD-display. Als
het waarschuwingslampje AAN blijft
terwijl de AEB geactiveerd is, adviseren
we u het systeem te laten controleren
door een officiële HYUNDAI-dealer.
De bestuurder kan de alarmsnelheid
instellen op Early, Normal of Late door
het contact in stand ON te zetten en
vervolgens 'User Settings', 'Driving
Assist', 'FCW (Forward Collision
Warning)', en 'Early/Normal/Late' teselecteren.
Als de snelheid 'Early' is geselecteerdklinkt het waarschuwingsalarm direct
na ontvangst van het AEB-signaal.
Selecteer 'Normal' als dat te snel is.
De snelheid 'Late' moet alleen geselecteerd worden bij weinig verkeer
en lage rijsnelheden.
Desondanks kunt u zelfs de snelle alarmsnelheid te langzaam vinden als
uw voorligger plotseling stopt.Voorwaarden voor activeren
De AEB kan worden geactiveerd als AEB
is geselecteerd in het LCD-display en als
aan de volgende voorwaarden is
voldaan.
- De ESC is geactiveerd.
- Voor het herkennen van eenvoetganger: de rijsnelheid ligt tussen 8 en 70 km/h.
- Voor het herkennen van een voorligger: de rijsnelheid ligt tussen 8 en 180 km/h.
(Voor de veiligheid van de inzittenden
wordt er echter niet bruusk geremd
wanneer de rijsnelheid hoger wordt dan80 km/h, ook al regelt het systeem hetremsysteem.)
ODM056094L
Page 516 of 729
Rijden met uw auto
68
5
AEB-waarschuwingsmelding en
systeemregeling
De AEB geeft waarschuwingsmeldingen
en waarschuwingsalarmen
overeenkomstig het risico op een
aanrijding. Verder regelt het systeem het
remsysteem overeenkomstig het risico
op een aanrijding.Forward Warning (1ewaarschuwing)
De waarschuwingsmelding verschijnt in
het LCD-display en de
waarschuwingsalarmen klinken.
WAARSCHUWING
De bestuurder kan de AEB activeren en deactiveren door op de knop op het stuurwiel te
drukken. Het is echter veiliger deAEB te bedienen nadat u de auto
op een veilige plaats geparkeerdhebt.
De AEB wordt automatisch geactiveerd nadat het contact in
stand ON is gezet.
De bestuurder kan de AEB deactiveren door desysteeminstelling in het LCD-
display uit te schakelen.
De AEB wordt automatisch gedeactiveerd als de ESC wordt
uitgeschakeld. Als de ESC is
uitgeschakeld, kan de AEB niet
worden geactiveerd in het LCD-
display.
ODM056082L