63
DS5_nl_Chap02_ouvertures_ed02-2015
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en
diefstal. Het systeem bestaat uit de volgende
typen beveiliging:
Alarm
- Omtrekbeveiliging
Dit systeem houdt de te openen
carrosseriedelen van de auto in de gaten.
Het alarm gaat af als iemand een portier, de
achterklep of de motorkap probeert te openen.
- Interieurbeveiliging
Dit systeem treedt in werking als er
bewegingen in het interieur worden
waargenomen.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt
ingeslagen, als iets of iemand de auto
binnendringt of als iets of iemand in de auto
beweegt.
- Wegsleepbeveiliging
Dit systeem treedt in werking als er
veranderingen in de wagenhoogte worden
waargenomen.
Het alarm gaat af als de auto wordt opgetild,
verplaatst of aangestoten.
Automatische
beveiligingsfunctie
Dit systeem treedt in werking als iemand
probeert het alarm te saboteren.
Het alarm gaat af als iemand probeert de
accu, de knop of de kabels van de sirene
uit te schakelen of te beschadigen.Raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats
alvorens wijzigingen aan het
alarmsysteem aan te brengen.
Vergrendelen van de auto met
volledig ingeschakeld alarm
Inschakelen
F Zet het contact af en verlaat de auto.
F
D
ruk op de vergrendelknop
van de afstandsbediening of
vergrendel de auto met het
"Keyless entry and start"-
systeem.
Nadat de auto met de
afstandsbediening of het "Keyless entry
and start"-systeem is vergrendeld,
wordt de omtrekbeveiliging na
5
seconden, de interieurbeveiliging na
45
seconden en de wegsleepbeveiliging
na 90
seconden geactiveerd.
Indien een portier of de achterklep niet
goed is gesloten, wordt de auto niet
vergrendeld, maar wordt de uitwendige
beveiliging na 45
seconden wel
ingeschakeld.
Het alarmsysteem is geactiveerd: het
verklikkerlampje van de knop zal één keer per
seconde knipperen.
Toegang tot de auto
OFF
OFF
DS5_nl_Chap02_ouvertures_ed02-2015
Vergrendelen van de auto
met alleen de uitwendige
beveiliging ingeschakeld
Schakel de interieur- en wegsleepbeveiliging uit
om te voorkomen dat het alarm onnodig wordt
ingeschakeld als bijvoorbeeld:
-
e
en ruit op een kier blijft staan,
-
e
en huisdier in de auto achterblijft,
-
d
e auto wordt gewassen,
-
e
en wiel wordt ver wisseld,
-
d
e auto wordt gesleept,
-
d
e auto op een boot wordt vervoerd.Uitschakelen van de interieur- en
wegsleepbeveiliging
F Zet het contact af en druk binnen 10 seconden op deze knop
tot het verklikkerlampje blijft
branden.
F
V
erlaat de auto.
F
D
ruk onmiddellijk op de
vergrendelknop van de
afstandsbediening of vergrendel
de auto met het "Keyless entry
and start"-systeem.
Alleen de uitwendige beveiliging wordt
ingeschakeld; het verklikkerlampje van de knop
zal één keer per seconde knipperen.
Wanneer de auto automatisch weer
wordt vergrendeld (als niet binnen
30
seconden een portier of de
achterklep wordt geopend), wordt het
alarmsysteem niet automatisch weer
ingeschakeld.
Om het alarmsysteem weer in te
schakelen moet u de auto ontgrendelen
en weer vergrendelen met de
afstandsbediening of met het "Keyless
entry and start"-systeem. De interieur- en wegsleepbeveiliging
worden uitsluitend uitgeschakeld als
deze procedure elke keer na het afzetten
van het contact wordt uitgevoerd.
F
D
ruk op de ontgrendelknop
van de afstandsbediening of
ontgrendel de auto met het
"Keyless entry and start"-
systeem.
Uitschakelen
Het alarmsysteem wordt
uitgeschakeld; het verklikkerlampje
van de knop gaat uit.
OFF
OFF
65
DS5_nl_Chap02_ouvertures_ed02-2015
Opnieuw inschakelen van de
interieur- en wegsleepbeveiliging
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in
werking en knipperen de richtingaanwijzers
gedurende dertig seconden.
Als het alarm voor de 11
e keer afgaat, worden
de alarmsystemen uitgeschakeld.
F
D
ruk op de ontgrendelknop
van de afstandsbediening of
ontgrendel de auto met het
"Keyless entry and start"-
systeem om de omtrekbeveiliging
uit te schakelen.
F
D
ruk op de vergrendelknop
van de afstandsbediening of
vergrendel de auto met het
"Keyless entry and start"-
systeem om alle alarmsystemen
in te schakelen.
Het verklikkerlampje van de knop
zal opnieuw één keer per seconde
knipperen. Als het verklikkerlampje van de knop
snel knippert bij het ontgrendelen van
de auto met de afstandsbediening of
met het "Keyless entry and start"-
systeem, is het alarm tijdens uw afwezigheid
afgegaan. Het lampje stopt met knipperen als
het contact wordt aangezet.
Storing afstandsbediening
Voer in dit geval de volgende handelingen uit
om de beveiligingsfuncties uit te schakelen.
F
O
ntgrendel de auto met de sleutel (in de
afstandsbediening) in het slot van het
bestuurdersportier.
F
O
pen het portier; het alarm gaat af.
F
Z
et het contact aan, het alarm stopt. Het
verklikkerlampje van de knop gaat uit.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen
F Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de sleutel (in
de afstandsbediening) in het slot van het
bestuurdersportier.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het
verklikkerlampje van de knop blijft branden,
duidt dit op een storing in het systeem.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
* Volgens verkoopland.
Automatisch inschakelen*
Het systeem wordt 2 minuten nadat het
l aatste portier of de achterklep is gesloten,
automatisch ingeschakeld.
F
O
m het afgaan van het alarm bij het
openen van een portier of de achterklep
te voorkomen, moet eerst op de
ontgrendelknop van de afstandsbediening
worden gedrukt of moet de auto
ontgrendeld worden met het "Keyless entry
and start"-systeem.
Toegang tot de auto
125
DS5_nl_Chap04_conduite_ed02-2015
F Om deze functie uit te schakelen drukt u nog een keer op de knop: het
verklikkerlampje gaat uit.
Bij het afzetten van het contact wordt de status
van het systeem opgeslagen. Bij een storing in het systeem gaat het
verklikkerlampje in de schakelaar enkele
seconden knipperen; vervolgens gaat het uit.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij slechte weersomstandigheden
(zware regen, hagel enz.) kan het
systeem tijdelijk minder nauwkeurig
werken.
Vooral het rijden op een nat wegdek
of van een droog wegdek op een nat
wegdek terechtkomen kan tot een
vals alarm leiden (zo kan een wolk
waterdruppels in de dode hoek worden
aangezien voor een voertuig).
Let er bij slecht weer en in de winter
altijd op dat de sensoren niet met
modder, sneeuw of ijs bedekt zijn.
Plak geen stickers of andere zaken op
het gedeelte onder de buitenspiegels
waar de waarschuwingslampjes zitten,
omdat de de dodehoekbewaking dan
mogelijk niet goed werkt. Dit geldt ook
voor de detectiezones op de voor- en
achterbumper.
De dodehoekbewaking wordt
automatisch uitgeschakeld als u een
aanhanger trekt met een door het
CITROËN-netwerk gehomologeeerde
trekhaak.
Storingen
Rijden
Richtingaanwijzers
F Links: duw de hendel helemaal omlaag.
F R echts: duw de hendel helemaal omhoog.Drie keer knipperen
Beweeg de hendel iets omhoog of omlaag,
zonder het zware punt te passeren; de
desbetreffende richtingaanwijzers knipperen
vervolgens drie keer.
Wanneer de richtingaanwijzers na
meer dan 20
seconden nog niet zijn
uitgeschakeld, wordt bij een snelheid
van meer dan 60
km/h automatisch het
knippergeluid versterkt.
Alarmknipperlichten
Druk de knop in, de richtingaanwijzers
knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop - afhankelijk van de mate van
remvertraging, als het ABS ingrijpt, maar ook als
er een aanrijding wordt gesignaleerd, worden de
alarmknipperlichten automatisch ingeschakeld.
Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de
alarmknipperlichten uit.
F
U k
unt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door de knop in te drukken.
Deze functie kunt u bij elke snelheid
gebruiken, maar komt vooral van pas bij
het wisselen van rijstrook op wegen met
meerdere rijstroken per rijbaan.
Bij uitvoeringen met richtingaanwijzers met
LED-verlichting, wordt het branden van de
LED-verlichting afgewisseld.
De sterkte van de dagrijverlichting wordt minder
tijdens het knipperen van de richtingaanwijzers.
221
DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
Zekeringen dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde
van het dashboard (linkerzijde).
Toegang tot de zekeringen
F Zie de paragraaf "Toegang tot het gereedschap".
Zekeringtabel
Zekeringn r.Stroomsterkte
(A)Functies
F6
A of B 15Autoradio.
F8 3Inbraakalarm.
F13 10Aansteker vóór, 12V-aansluiting vóór.
F14 1012V-aansluiting achter.
F16 3Kaartleeslampen achter.
F17 3Make-upspiegel.
F28
A of B 15Autoradio.
F30 20Ruitenwisser achter.
F32 10Audioversterker.
Praktische informatie
DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
Slepen van uw autoSlepen van een andere
auto
F Maak het klepje in de voorbumper los door
op de bovenkant ervan te drukken.
F
D
raai het sleepoog vast tot de aanslag.
F
Be
vestig de sleepstang. F
T rek het klepje in de achterbumper aan de
linkerkant los via de punt van de ring.
F
D
raai het sleepoog vast tot de aanslag.
F
Be
vestig de sleepstang.
F
S
chakel de alarmknipperlichten van beide
auto's in.
F
R
ijd rustig weg. Rijd vervolgens met een
lage snelheid en leg geen lange
afstanden af.
F
Z
et de versnellingshendel in de
neutraalstand (stand N bij de
automatische transmissie).
H
et niet opvolgen van deze aanwijzing
kan er toe leiden dat bepaalde
onderdelen van het remsysteem of
de aandrijving beschadigd raken en
dat de rembekrachtiger na het starten
mogelijk niet meer werkt.
F O ntgrendel het stuur wiel en zet de
parkeerrem vrij.
F
S
chakel de alarmknipperlichten van beide
auto's in.
F
R
ijd rustig weg. Rijd vervolgens met een
lage snelheid en leg geen lange
afstanden af.
DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
Accessoires
Een ruime keuze aan accessoires en originele onderdelen wordt u aangeboden door het CITROËN-netwerk.
Deze accessoires en onderdelen zijn volledig aangepast aan uw auto, zijn voorzien van een artikelnummer en beschikken over de garantie van CITROËN.
"Comfort":
windgeleiders, rolgordijnen zijruiten, rolgordijn
achter, koelbox, kleerhanger aan hoofdsteun,
leeslamp, caravanspiegels, parkeerhulp,
parfumeur, aansteker, enz.
"Transportmiddelen":
mat bagageruimte, bagagebak, bagagenet,
stutten, allesdrager, fietsendrager, skidrager,
dakkoffer, trekhaak, trekhaakbedrading, enz.
"Styling":
aluminium pedalen, aluminium voetensteun,
lichtmetalen velgen, verchroomde
spiegelhuizen, enz.*
O
m te voorkomen dat pedalen blijven
hangen:
-
l
et erop dat vloermatten op de juiste
plaats liggen en goed zijn vastgemaakt,
-
l
eg nooit meerdere matten op elkaar.
"Veiligheid":
alarminstallatie, anti-takelmodule, car tracking
system, zitverhogingen en kinderzitjes,
hondenrek, alcoholtester, verbanddoos,
brandblusser, gordelsnijder/noodhamer,
gevarendriehoek, veiligheidsvest, wielbouten
met slot, sneeuwkettingen, sneeuwsokken, enz.
"Bescherming":
vloermatten*, spatlappen, stootstrips,
dorpelbeschermer voor de bagageruimte,
beschermhoes voor de auto, enz.
Bij montage van een trekhaak en bedrading
door een andere dan een dealer van het
CITROËN-netwerk, moeten de voorschriften
van de fabrikant worden opgevolgd en moet de
bedrading aangesloten worden op de daarvoor
bestemde aansluitingen van de auto.
De carosseriedelen van de achterzijde van de auto
zijn zo ontworpen dat het opspatten van water of
steenslag zo veel mogelijk wordt voorkomen.