
DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van de auto.Uitsluitend de voor wielen mogen van 
sneeuwkettingen worden voorzien. 
Een noodreservewiel mag niet worden 
voorzien van een sneeuwketting.
Houd u altijd aan de ter plekke 
geldende regelgeving over het gebruik 
van sneeuwkettingen en de maximaal 
toegestane snelheid.
Montagetips
F Als u onder weg sneeuwkettingen moet monteren, zet de auto dan langs de kant 
van de weg stil op een vlakke ondergrond.
F
 
T
 rek de handrem aan en plaats eventueel 
wielblokken voor of achter de wielen om te 
voorkomen dat de auto wegglijdt.
F
 
M
 onteer de sneeuwkettingen, volg daarbij 
de aanwijzingen van de fabrikant.
F
 
R
 ijd langzaam weg en rijd een klein stukje 
met een snelheid van maximaal 50
  km/h.
F
 
Z
 et de auto stil en controleer of de 
kettingen correct gespannen zijn.
Rijd niet met sneeuwkettingen op een 
sneeuwvrij gemaakte weg om schade 
aan de banden en het wegdek te 
voorkomen. Als uw auto is voorzien van 
lichtmetalen velgen, controleer dan of 
de ketting en de bevestigingen de velg 
niet raken.
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn 
voor het type velg van uw auto:
Maat van de af 
fabriek gemonteerde  banden Maximale afmeting 
van de schakels
215/60
 
R16 9
 
mm
225/50
 
R17
235/45
 
R18 sneeuwkettingen niet 
mogelijk
235/40
 
R19
Neem voor meer informatie over 
sneeuwkettingen contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Het is bijzonder raadzaam voor vertrek 
het monteren van de sneeuwkettingen 
te oefenen; doe dit op een vlakke en 
droge ondergrond. 

227
DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
Spaarfase
De spaar fase stuurt de elektrische functies van 
de auto aan om het ontladen van de accu te 
voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband met de 
laadtoestand van de accu enkele functies 
(airconditioning, achterruitverwarming,
 
...) 
tijdelijk worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch 
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de 
accu dit toelaat. De eco-mode bepaalt de maximale 
gebruiksduur van een aantal functies om te 
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een 
aantal elektrische functies zoals het audio- 
en telematicasysteem, de ruitenwissers, 
dimlichten, plafonniers, ... nog in totaal 
maximaal 40
 
minuten gebruiken.
Eco-mode
Inschakelen van de  
eco-mode
Vervolgens geeft een melding op het display 
van het instrumentenpaneel aan dat de eco-
mode is ingeschakeld en worden de actieve 
functies in de ruststand gezet.
Als u op het moment dat de eco-mode wordt 
ingeschakeld aan het telefoneren bent, kan het 
gesprek nog gedurende ongeveer 10  minuten 
worden voortgezet via de handsfree set van uw 
autoradio.
Uitschakelen van   
de eco-mode
De functies worden automatisch weer 
ingeschakeld als de motor gestart wordt.
Start om de functies direct weer te kunnen 
gebruiken de motor en laat deze draaien:
-
 
m
 inder dan tien minuten om de functies 
ongeveer vijf minuten te kunnen gebruiken,
-
 
m
 eer dan tien minuten om de functies 
ongeveer dertig minuten te kunnen 
gebruiken.
Neem de tijd die nodig is voor het starten van 
de motor in acht om een juiste lading van de 
accu te garanderen.
Vermijd het herhaaldelijk en continu starten van 
de motor om de accu bij te laden.
Als de accu ontladen is, kan de motor 
niet gestart worden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek 
voor meer informatie over de accu. 
Praktische informatie  

247
DS5_nl_Chap09_verifications_ed02-2015
Niveaus controleren
Let bij werkzaamheden onder de motorkap goed op, want bepaalde delen van de motor kunnen zeer heet zijn (kans op brandwonden) en de 
motorventilateur kan ieder moment aanslaan (zelfs bij afgezet contact).
Motorolieniveau
Het motorolieniveau kan bij aangezet 
contact worden gecontroleerd 
via de motorolieniveaumeter op 
het instrumentenpaneel (volgens 
uitvoering) of met de oliepeilstok.
Het is normaal dat u tussen twee 
onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen. 
CITROËN adviseert u om elke 5000
  km het 
olieniveau te controleren en, indien nodig, olie 
bij te vullen. De controle van het motorolieniveau is 
alleen betrouwbaar als de auto op een 
horizontale ondergrond staat en de motor 
ten minste 30
  minuten niet heeft gedraaid.
Controleer deze niveaus regelmatig en respecteer de voor waarden zoals vermeld in het onderhoudsschema van de fabrikant. Vul indien nodig bij, tenzij anders aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende circuit controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Controle met de oliepeilstok
De plaats van de oliepeilstok is aangegeven 
op de desbetreffende afbeelding van de 
motorruimte.
F 
T
 rek aan het gekleurde uiteinde om de 
oliepeilstok volledig uit de schacht te 
trekken.
F
 
V
 eeg de peilstok af met een schone, niet 
pluizende doek.
F
 
S
 teek de oliepeilstok weer volledig in de 
schacht en trek hem er weer uit om het 
oliepeil te controleren: het oliepeil is correct 
als het tussen de merktekens A en B ligt. A = MA XI
B = MINI
Als u ziet dat het oliepeil boven het merkteken 
A of onder het merkteken B ligt, star t de 
motor dan niet .
-
 
A
 ls het oliepeil boven het merkteken MAXI 
ligt (kans op motorschade), neem dan 
contact op met het CITROËN-netwerk of 
met een gekwalificeerde werkplaats.
-
 
A
 ls het oliepeil lager is dan het merkteken 
MINI , vul dan altijd motorolie bij. 
Onderhoud  

DS5_nl_Chap09_verifications_ed02-2015
Actieradiusindicatoren
Zodra de reservevoorraad van het AdBlue®-
reservoir is aangesproken of een storing in het 
SCR-systeem is gesignaleerd, verschijnt bij 
het aanzetten van het contact een indicator die 
aangeeft hoeveel kilometer u nog ongeveer 
kunt rijden voordat het opnieuw starten van de 
motor automatisch wordt geblokkeerd.
Als gelijktijdig een storing wordt gesignaleerd 
en het AdBlue
®-niveau laag is, wordt de laagste 
actieradius weergegeven.
Als de motor mogelijk niet opnieuw kan worden gestart door een te 
laag AdBlue®-niveau
Het wettelijk verplichte 
startblokkeringssysteem wordt 
automatisch geactiveerd zodra het 
AdBlue
®-reservoir leeg is. Actieradius groter dan 2400   km
Als het contact wordt aangezet, wordt er niet 
automatisch een melding over de actieradius 
weergegeven op het instrumentenpaneel.
Druk op deze knop om de actieradius tijdelijk 
weer te geven.
Bij een actieradius van meer dan 5000
  km is de 
waarde minder nauwkeurig. 

DS5_nl_Chap11b_BTA_ed02-2015
Noodoproep of Pechhulp
Wanneer de elektronische 
eenheid airbags een botsing heeft 
gedetecteerd, wordt onafhankelijk van 
het eventueel afgaan van de airbags, 
automatisch een noodoproep gedaan.
Noodoproep met lokalisatiefunctie
Druk in geval van nood langer 
dan 2  seconden op deze toets.
Het knipperen van het groene LED-
lampje en een gesproken bericht 
bevestigen dat de oproep naar de 
helpdesk van "Noodoproep met 
lokalisatiefunctie" is verstuurd*.
Door deze toets meteen opnieuw in te drukken, 
wordt de oproep geannuleerd.
Het groene LED-lampje dooft.
De oproep wordt ook geannuleerd door, op 
ieder willekeurig moment, de toets langer dan 
8
 
seconden in te drukken.
Het groene LED-lampje blijft branden (zonder 
te knipperen) wanneer de verbinding tot stand 
is gebracht.
Aan het einde van het gesprek gaat het lampje uit.
Deze oproep wordt beheerd door de helpdesk 
van "Noodoproep met lokalisatiefunctie" die 
de informatie over de lokalisatie van de auto 
ontvangt en een waarschuwing kan zenden 
naar de gekwalificeerde hulpdiensten.
In landen waar de helpdesk niet operationeel 
is of wanneer de lokalisatie uitdrukkelijk 
is geweigerd, wordt de oproep meteen 
doorgestuurd naar de hulpdiensten (112), 
zonder lokalisatie. * 
 
D
 eze diensten zijn afhankelijk van bepaalde 
voorwaarden en beschikbaarheid.  
Raadpleeg het CITROËN-netwerk. Indien u gebruik maakt van de dienst 
DS Connect BOX met SOS-pakket, 
beschikt u ook over aanvullende 
diensten via uw persoonlijke pagina 
MyCITROËN op de CITROËN-
internetsite voor uw land. Ga hiervoor 
naar www.citroen.com. 

279
DS5_nl_Chap11b_BTA_ed02-2015
*  Deze dienst is afhankelijk van bepaalde voorwaarden en beschikbaarheid.  
Het CITROËN netwerk raadplegen.
Pechhulp met lokalisatiefunctie
Wanneer u uw auto buiten het 
CITROËN-netwerk hebt gekocht, 
raden wij u aan de aanwezigheid van 
deze diensten bij het netwerk te laten 
controleren en eventueel configureren.
In een meertalig land kunt u het 
systeem laten configureren in de 
officiële landstaal van uw voorkeur.
Om technische redenenen, zoals het 
verbeteren van de telematicadiensten 
aan de klant, behoudt de fabrikant zich 
het recht voor om op elk willekeurig 
moment het telematicasysteem in de 
auto te wijzigen.
Druk langer dan 2
 
seconden op 
deze toets voor het aanvragen van 
hulp bij het stranden van de auto.
Een gesproken bericht bevestigt 
dat de oproep is verstuurd*.
Door deze toets meteen opnieuw in te drukken, 
wordt de aanvraag geannuleerd.
Dit wordt bevestigd door een gesproken 
bericht.
Werking van het systeem
Bij het aanzetten van het 
contact gaat het groene lampje 
3   seconden branden. Dit duidt 
op een goede werking van het 
systeem.
Als het oranje lampje blijft branden, moet de 
noodbatterij worden vervangen.
In beide gevallen kan er mogelijk geen 
noodoproep of pechhulpoproep worden 
verstuurd.
Raadpleeg zo snel mogelijk een erkend 
reparateur. Het knipperen en vervolgens 
doven van het oranje lampje duidt 
op een storing in het systeem.
Bij een storing in het systeem kan er 
wel met de auto worden gereden. 
Audio en telematica  

DS5_nl_Chap11d_RD5_ed02-2015
Basisfuncties
Aan/uit.
Volumeregeling.
Selecteren van een opgeslagen 
voorkeuzezender.
Lang indrukken: opslaan van een zender als 
voorkeuzezender.
Weergave van de lijst met ontvangen 
radiozenders, nummers of CD/MP3-
speellijsten.
Lang indrukken: ordenen van MP3-/ 
WMA-bestanden / bijwerken van de 
lijst met ontvangen radiozenders.
Instellen van de audio-opties:
klankkleur, hoge tonen, bassen, 
loudness, geluidsverdeling, 
balans links/rechts, voor/achter, 
snelheidsafhankelijke volumeregeling. Functie TA (verkeersinformatie) aan/
uit.
Lang indrukken: toegang tot de soort 
informatie.
Automatisch zoeken naar zenders in 
aflopende/oplopende volgorde.
Selecteren van het vorige/volgende 
nummer van de CD, USB, Streaming audio.
Navigeren in een lijst.
Toegang tot het hoofdmenu.Annuleren van de bewerking.
Omhoog in de menustructuur (menu 
of afspeellijst). Bevestigen of weergave van het 
snelmenu.
Stapsgewijs zoeken naar een radiozender 
met een lagere/hogere frequentie.
Selecteren van de vorige/volgende 
 
MP3-afspeellijst.
Selecteren van de vorige/volgende map/
muziekstijl/artiest/playlist van het USB-
apparaat.
Navigeren in een lijst.
Selecteren van het golfbereik AM/FM.
Selecteren van de geluidsbron:
Radio, CD, AUX, USB, Streaming.
Aannemen van een inkomende oproep.
Selecteren van de weergave op het 
display:
Volledig scherm: Audio   
(of telefoon als er een gesprek gaande is)/
Verkleind scherm: Audio (of telefoon 
als er een gesprek gaande is) - Tijd of 
Boordcomputer.
Lang indrukken: scherm uit (DARK). 

283
DS5_nl_Chap11d_RD5_ed02-2015
Stuurkolomschakelaars
Media: veranderen van 
multimediabron.
Telefoon: gesprek aannemen.
Tijdens telefoongesprek: toegang 
tot het menu Telefoon (gesprek 
beëindigen, privacy-modus, 
handsfree-modus).
Telefoon, ingedrukt houden: 
inkomend gesprek weigeren, gesprek 
beëindigen; als de telefoon niet 
wordt gebruikt: toegang tot het menu 
Telefoon.Verlagen van het volume.
Radio, draaien: automatisch zoeken 
naar vorige/volgende zender.
Media, draaien: vorige/volgende 
track.
Drukken: bevestigen van een 
selectie. Radio: weergeven van de zenderlijst.
Media: weergeven van de track list.
Radio, ingedrukt houden: bijwerken 
van de zenderlijst.
Verhogen van het volume. 
Audio en telematica