9Toegang tot de auto
Gebruiksvoorschriften
Plaats nooit voor werpen op het dak als het dak is geopend of gesloten.
Wanneer u de auto voor een langere periode buiten parkeert, is het raadzaam het dak te
beschermen met een hoes.
Open het dak niet bij sneeuw of ijzel, om te voorkomen dat het dak hierdoor beschadigd raakt.
Gebruik nooit scherp gereedschap om ijs of sneeuw van het dak te ver wijderen.
Gebruik nooit een ijskrabber of een spuitbus met ruitontdooier om ijs van de achterruit te ver wijderen.
Schakel de achterruitver warming niet in als het dak volledig is geopend (om over verhitting
te voorkomen).
Om blijvende vouwlijnen in het cabriodak te voorkomen, is het raadzaam het dak niet
gedurende lange periodes geopend te houden.
Het wordt afgeraden de airconditioning van de auto te gebruiken als het dak is geopend.
Ga nooit op de daktraverse zitten en plaats er geen voor werpen op als het dak is geopend.
Het is raadzaam het dak te sluiten als u de auto parkeert en verlaat.
Ook als het dak is gesloten, is het beter om geen waardevolle spullen in de auto achter te laten.
Haal de sleutel uit het contact als u de auto verlaat, om te voorkomen dat het dak
ongewenst in beweging wordt gezet.
Als uw auto is voorzien van functies met spraakcommando's, werken deze mogelijk minder
goed als het dak is geopend.
Bescherming van de elektromotoren voor het openen en sluiten van het dak: als het dak in
korte tijd veelvuldig wordt geopend en gesloten, kunnen de elektromotoren over verhit raken
waardoor het dak stilvalt. Wacht in dat geval 10 minuten met het bedienen van het dak om
de elektromotoren te laten afkoelen.
Resetten
Laat de schakelaar tijdens de procedure
voor het resetten niet los.
Storing
Raadpleeg in geval van een elektrische
storing het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Als de automatische bediening van het dak niet
meer werkt, moet deze functie worden gereset.
)
Houd de schakelaar bij draaiende motor
ingedrukt in de richting voor het sluiten van
het dak.
)
Na ongeveer 5 seconden sluit het dak
volledig tot aan de positie 0
.
De bediening van het dak is dan gereset.
6Rijden
Overgang naar de START-stand
Het controlelampje "ECO"
gaat uit en
de motor wordt automatisch gestart:
- bij een handgeschakelde
versnellingsbak
, als u het
koppelingspedaal intrapt,
- bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak of een automatische
transmissie
:
●
met de selectiehendel in stand A / D
of
M
, wanneer u het rempedaal loslaat,
●
met de selectiehendel in stand N
en het
rempedaal niet ingetrapt, wanneer u de
selectiehendel in stand A / D
of M
zet,
●
of wanneer u de achteruitversnelling
inschakelt.
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
Als het systeem in de STOP-stand
wordt uitgeschakeld, dan wordt de
motor direct weer gestart.
U kunt deze functie op elk willekeurig moment
uitschakelen door de schakelaar "ECO OFF"
in
te drukken.
Het controlelampje in de schakelaar gaat
branden en er verschijnt een melding op het
display.
Uitschakelen
Uit veiligheids- of comfortover wegingen kan de
START-stand automatisch worden geactiveerd
als:
- het bestuurderportier wordt geopend,
- de autogordel van de bestuurder wordt
losgemaakt,
- de snelheid van de auto hoger is
dan 11 km/h (elektronisch gestuurde
versnellingsbak),
- er bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, instelling
airconditioning...).
Het controlelampje "ECO"
knippert
een paar seconden en gaat
ver volgens uit.
Dat onder deze omstandigheden de START-
stand wordt geactiveerd, is volkomen
normaal.
Als u bij een auto met een
handgeschakelde versnellingsbak in de
STOP-stand een versnelling inschakelt,
maar daarbij het koppelingspedaal niet
helemaal intrapt, verschijnt er een melding
met het verzoek het koppelingspedaal
helemaal in te trappen, omdat anders de
motor niet gestart kan worden.