Page 52 of 330

50
elektronische airconditioning (met display)
Dit systeem werkt uitsluitend bij draaiende motor.
1.  Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie
De recirculatiestand dient om de luchttoevoer 
af te sluiten bij stank en stofoverlast.
sc
hakel deze stand, zodra dit mogelijk is, weer 
2. Temperatuurregeling
F "6 "  "5 "Druk op de toetsen  
(rood voor warm) en (blauw voor 
koud) om de temperatuur naar 
behoefte in te stellen.
er
 verschijnen of verdwijnen 
geleidelijk temperatuurbalkjes op het 
display van de airconditioning.
uit om te voorkomen dat de luchtkwaliteit in het 
interieur achteruitgaat en de ruiten beslaan.
F
 
D
ruk op deze toets om de toevoer van 
buitenlucht uit te schakelen en de lucht 
in het interieur te laten recirculeren. 
Het lampje op het display van de 
airconditioning gaat branden. F
 
D
ruk nogmaals op de toets om 
de toevoer van buitenlucht weer 
in te schakelen. Het lampje op 
het display van de airconditioning 
gaat uit.
3. Ontdooiing - ontwaseming vóór
Zie de desbetreffende rubriek. 
comfort  
         
        
        
     
        
        Page 53 of 330

51
4. Aan / Uit airconditioning
F Druk op de toets "A /C ", het 
verklikkerlampje op het display 
van de airconditioning gaat 
branden.
Uitschakelen
Met deze toets wordt de lucht in het 
interieur snel gekoeld.
5.  Airconditioning: toets A/C  MAX
Aan
F Druk op de toets "A /C M A X " , het 
verklikkerlampje op het display van de 
airconditioning gaat branden.
F
 
D
ruk opnieuw op de toets "A /C " , het 
verklikkerlampje op het display van de 
airconditioning gaat uit.
Als de airconditioning wordt uitgeschakeld, 
wordt het thermische comfort niet meer 
geregeld (vocht, beslagen ruiten).
Inschakelen
Uit
F Druk opnieuw op de toets "A /C M A X " , 
het verklikkerlampje op het display van de 
airconditioning gaat uit.
6. Luchtverdeling
F Druk herhaaldelijk op de toets  om de luchtstroom te verdelen 
naar:
-
 
d
 e voorruit en de zijruiten 
(ontwasemen of ontdooien),
-
 
d
 e voorruit, de zijruiten en de 
ventilatieroosters,
-
 
d
 e voorruit, de zijruiten, 
de ventilatieroosters en de 
beenruimte,
-
 
d
 e voorruit, de zijruiten en de 
beenruimte,
-
 
d
 e beenruimte,
-
 
d
 e ventilatieroosters en de 
beenruimte,
-
 d
e ventilatieroosters. 
3  
Comfort  
         
        
        
     
        
        Page 54 of 330
52
7. Luchtopbrengstregeling
F Druk op de toets "Grote 
propeller " om de luchtopbrengst 
te verhogen.
F
 
D
 ruk op de toets "Kleine 
propeller"  om de luchtopbrengst 
te verlagen.
Uitschakelen van het systeem
F Druk op de toets "Kleine propeller"  
van de luchtopbrengstregeling totdat 
alle balkjes op het display van de 
airconditioning zijn verdwenen.
Hiermee worden alle functies van de 
airconditioning uitgeschakeld.
De temperatuur wordt niet meer geregeld, maar 
er blijft een kleine luchtstroom gehandhaafd.
Druk op de toets "Grote propeller"  van de 
luchtopbrengstregeling om het systeem weer in 
te schakelen.
er v
erschijnen geleidelijk balkjes van de 
luchtopbrengst.
ri
jd niet te lang met een uitgeschakeld 
airconditioningssysteem (kans op 
beslaan van de ruiten en vermindering 
van de luchtkwaliteit).
De balkjes van de luchtopbrengst verdwijnen 
geleidelijk. 
Comfort  
         
        
        
     
        
        Page 55 of 330

53
ontwasemen - on tdooien voorzijde
Deze opdruk op het bedieningspaneel geeft aan in welke stand de knoppen moeten 
staan om de voorruit en de zijruiten snel te ontwasemen of te ontdooien.
Met verwarmings-/
ventilatiesysteem Met handbediende 
airconditioning (zonder 
display)Met elektronische 
airconditioning (met 
display)
F Zet de knoppen van de luchttemperatuur 
en de aanjagersnelheid in de met de 
desbetreffende opdruk weergegeven 
stand.
F
 
Z
 et de knop van de luchttoevoer in de 
stand "
to
evoer van buitenlucht"
 (
knop naar rechts geschoven).
F
 
Z
 et de knop van de luchtverdeling in de 
stand "Voorruit". F
 D ruk op deze toets. H
et lampje van de toets gaat 
branden.
F
 
D
 ruk nogmaals op deze toets om 
de airconditioning uit te zetten.
 H
et lampje van de toets gaat uit.
F
 Z et de knoppen van de luchttemperatuur 
en de aanjagersnelheid in de met de 
desbetreffende opdruk weergegeven 
stand.
F
 
Z
 et de knop van de luchttoevoer in de 
stand "
to
evoer van buitenlucht"
 (
knop naar rechts geschoven).
F
 
Z
 et de knop van de luchtverdeling in de 
stand "Voorruit".
F
  s
c
 hakel de airconditioning in door de 
desbetreffende toets in te drukken; de 
bijbehorende knop gaat branden. 
3  
comfort  
         
        
        
     
        
        Page 56 of 330

54
Achterruitverwarming
De achterruitver warming kan worden ingeschakeld met de toets op het bedieningspaneel 
van de verwarming/ventilatie of de airconditioning.
AAN
De achterruitverwarming werkt uitsluitend bij 
draaiende motor.
F 
D
 ruk op deze toets om de achterruit 
en de buitenspiegels (afhankelijk van 
de uitvoering) te ontwasemen. Het 
controlelampje van de toets gaat branden.
UIT
De achterruitverwarming wordt automatisch 
uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te 
voorkomen.
F
  u  kunt de achterruitver warming ook eerder 
uitschakelen door nogmaals op de toets te 
drukken. Het controlelampje van de toets 
gaat uit.
F
  s
c
 hakel, zodra de omstandigheden 
het toelaten, de achterruit- en 
buitenspiegelverwarming uit (volgens 
uitvoering), omdat een geringer 
stroomverbruik leidt tot een verlaging van 
het brandstofverbruik.
Verwarming onderzijde 
voorruit*
bij koud weer zal, bij het inschakelen van de 
achterruitver warming, ook de onderzijde van 
de voorruit worden ver warmd om er voor te 
zorgen dat de ruitenwissers niet door sneeuw 
of ijs op de voorruit vastgeplakt blijven.
Deze functie is actief zodra de 
buitentemperatuur lager is dan 0°
c.
* V
olgens land van bestemming. 
comfort  
         
        
        
     
        
        Page 146 of 330
144
Zekeringen dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde 
van het dashboard (linkerzijde).
Toegang tot de zekeringen
F Zie de paragraaf "toegang tot het gereedschap".
ZekeringnummerStroomsterkteFuncties
F02 5
 
A Hoogteverstelling koplampen, diagnoseaansluiting, 
bedieningspaneel airconditioning.
F09 5
 
A Alarm, alarm (montage achteraf).
F11 5
 
A
ex
tra verwarming.
F13 5
 
A Parkeerhulp, parkeerhulp (montage achteraf).
F14 10
 
A
be
dieningspaneel airconditioning.
F16 15
 
A Aansteker, 12V-aansluiting.
F17 15
 
A Autoradio, autoradio (montage achteraf).
F18 20
 
A Autoradio / 
b
l
uetooth, autoradio (montage achteraf).
F19 5
 
A Monochroom display 
c
.
F2
3 5
 
A Plafonniers, kaartleeslampen.
F26 15
 
A
cl
axon.
F27 15
 
A
ru
itensproeierpomp.
F28 5
 
A
s
tuurslot.
Overzicht zekeringen 
Praktische informatie  
         
        
        
     
        
        Page 151 of 330

149
spaarfase
De spaar fase stuurt de elektrische functies van 
de auto aan om het ontladen van de accu te 
voorkomen.
ti
jdens het rijden kunnen in verband met de 
laadtoestand van de accu enkele functies 
(airconditioning, achterruitverwarming,
 
...) 
tijdelijk worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch 
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de 
accu dit toelaat.
Het is raadzaam de accu los te 
koppelen als uw auto langer dan een 
maand buiten gebruik is. Accu's bevatten schadelijke stoffen, 
zoals zwavelzuur en lood. Accu's 
moeten volgens de wettelijke 
voorschriften worden afgevoerd en 
mogen in geen geval bij het huisvuil 
terechtkomen.
Lever lege batterijen en accu's in bij een 
speciaal afvalstoffendepot.
be
scherm uw ogen en gezicht voordat u 
handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend 
uit in een goed geventileerde ruimte, ver 
van open vuur of vonken veroorzakende 
bronnen, om elk risico van brand- of 
explosiegevaar uit te sluiten.
Probeer niet een bevroren accu 
op te laden: de accu moet eerst 
worden ontdooid om explosiegevaar 
uit te sluiten. Als de accu bevroren 
is geweest, laat deze dan eerst 
controleren, voordat u hem laat 
opladen door het 
c
It
ro
Ën-
netwerk 
of een gekwalificeerde werkplaats. 
Zij controleren of de inwendige 
componenten zijn beschadigd en of de 
behuizing scheuren vertoont, waardoor 
giftige en corrosie-veroorzakende 
accuzuren zouden kunnen weglekken.
ke
er de polariteiten niet om en gebruik 
uitluitend een 12-volt accu.
Maak de accupoolklemmen niet los bij 
draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder de 
accupoolklemmen los te nemen.
Was uw handen als de werkzaamheden 
beëindigd zijn.
Het aanduwen om de motor te starten 
is bij een auto met een elektronisch 
gestuurde versnellingsbak of een 
automatische versnellingsbak niet 
toegestaan.
Laden met behulp van een 
acculader
F Maak de accupoolklemmen los.
F
 V olg de aanwijzingen van de fabrikant van 
de acculader.
F
  s
l
 uit de accukabels weer aan, te beginnen 
met de (-) kabel.
F
  c
o
 ntroleer of de accupolen en de klemmen 
schoon zijn. Indien ze bedekt zijn met een 
(witte of groene) oxidatielaag, neem dan 
de accukabels los en reinig de polen en 
klemmen.
ee
n aantal functies is niet beschikbaar 
als de laadtoestand van de accu 
onvoldoende is. 
9  
Praktische informatie  
         
        
        
     
        
        Page 171 of 330

169
C-Elysee_nl_Chap10_verifications_ed01-2014
C-Elysee_nl_Chap10_verifications_ed01-2014
controles
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij.niettemin is het raadzaam om 
regelmatig te controleren of de 
accupolen en -klemmen schoon zijn, 
vooral bij warm weer en in de winter.
Roetfilter (diesel)
Als het roetfilter vervuild is, 
wordt u hierop geattendeerd 
door het permanent branden van dit lampje in 
combinatie met een waarschuwingsmelding op 
het display (volgens uitvoering).
Ga om het roetfilter te regenereren, zodra de 
omstandigheden het toelaten, met een snelheid 
van minimaal 60
  km/h rijden tot het lampje 
dooft.
Als het lampje blijft branden is het minimum 
brandstofadditiefniveau bereikt: raadpleeg de 
paragraaf "
ni
veau brandstofadditief".
bi
j een nieuwe auto kunt u de 
eerste paar keer dat het roetfilter 
geregenereerd wordt een brandlucht 
ruiken; dit is volkomen normaal.
Als langdurig met zeer lage snelheid 
wordt gereden of de motor langdurig 
stationair draait, kan bij gasgeven 
soms rook uit de uitlaat waargenomen 
worden. Dit heeft geen invloed op de 
prestaties en heeft geen gevolgen voor 
het milieu.
ra
adpleeg, tenzij anders aangegeven, het onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking heeft op de motoruitvoering van uw auto voor het 
controleren van bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door het 
c
It
ro
Ën-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Luchtfilter en interieurfilter
Laat de filters periodiek vervangen 
volgens de in het onderhoudsschema 
van de fabrikant aangegeven 
intervallen.
Oliefilter
Laat bij het olie verversen tevens het 
oliefilter vervangen.
r
aadpleeg het onderhoudsschema 
van de fabrikant voor het 
vervangingsinterval van dit 
onderdeel.
ra
adpleeg voordat u de accukabels 
losneemt de rubriek "Praktische informatie" 
voor meer informatie over de te nemen 
voorzorgsmaatregelen. Als de omgeving (veel stof...) en het gebruik 
(veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding 
geven, moeten de filters twee keer zo vaak 
worden vervangen
.
ee
n verstopt interieur filter kan de prestaties 
van de airconditioning verstoren en 
onaangename geuren veroorzaken. 
10  
onderhoud