120
Berlingo-2-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
GRIP CONTROL
Gebruiksvoorschriften
uw auto is hoofdzakelijk ontworpen
voor het gebruik op verharde wegen,
maar het is ook mogelijk om zo nu
en dan te rijden op minder goed
begaanbare wegen.
V
ooral als uw auto zwaar beladen is,
is deze niet geschikt voor gebruik als
terreinauto. Denk hierbij aan:
-
rijden op terreinen die de
onderzijde van de auto zouden
kunnen beschadigen of waarbij
onderdelen (brandstofleiding,
brandstofkoeler,...) geraakt zouden
kunnen worden door stenen of
andere objecten,
-
rijden op terrein met steile hellingen
en weinig grip,
-
oversteken van beekjes en
stroompjes.
In sneeuw, modder of zand zorgt dit
aandrijfsysteem in combinatie met
de juiste banden voor een uitstekend
compromis tussen veilig
heid, grip en
tractie.
Met dit systeem kan de auto in de
meeste gevallen waarbij sprake is van
weinig grip toch vooruit komen.
u moet het gaspedaal ver genoeg
intrappen om ervoor te zorgen dat de
motor voldoende vermogen levert,
zodat het systeem de verschille
nde
parameters optimaal kan aansturen.
Veiligheid tijdens het rijden
Berlingo-2-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
u kunt kiezen uit verschillende
standen:
Normaal (ESP)
ESP OFF Sneeuw
In deze stand past het
systeem bij het wegrijden
de regeling aan op de
hoeveelheid grip die elk
voorwiel op dat moment heeft.
tijdens het optrekken optimaliseert
het systeem de wielslip zodanig dat de
beschikbare grip effectief wordt gebruikt
voor een maximale acceleratie.
Off road
(modder, vochtig gras, ...)
In deze stand wordt bij
het wegrijden veel wielslip
toegestaan bij het wiel met de
minste grip, zodat de modder
van de band wordt verwijderd
en het wiel vervolgens weer grip krijgt.
er wordt zo veel mogelijk koppel
naar het wiel met de meeste grip
overgebracht.
tijdens het optrekken verdeelt het
systeem de wielslip zodanig dat de
handelingen van de bestuurder zo veel
mogelijk effect hebben.
Zand
In deze stand is het
gelijktijdig licht doorslippen
van de aangedreven wielen
toegestaan, zodat de auto
vooruit komt en het risico van
ingraven wordt beperkt.
Activeer op zand geen andere standen,
omdat anders de kans bestaat dat de
auto vast komt te zitten in het terrein.
Deze stand is de normale
stand voor situaties
waarin weinig wielslip
optreedt, gebaseerd op
de meest voorkomende
omstandigheden tijdens het rijden op
autowegen en snelwegen.
elke keer als u het contact afzet, wordt
het esP automatisch weer ingeschakeld.
Deze stand is alleen geschikt
voor het wegrijden en bij lage
snelheden.
Deze stand is alleen mogelijk
bij snelheden tot 50
km/h.
11 9
Veiligheid tijdens het rijden
VEILIGHEID
5
122
Berlingo-2-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
ACTIVE CITy BRAkE
Active City Brake is een rijhulpfunctie
die beoogt een frontale aanrijding te
voorkomen of de snelheid van een
frontale aanrijding te verminderen
wanneer de bestuurder niet of
onvoldoende ingrijpt (onvoldoende
intrappen van het rempedaal).Dit systeem is ontwikkeld om de
veiligheid te verbeteren.
De bestuurder moet zelf altijd het
verkeer in de gaten blijven houden en de
afstand tot en de snelheid van andere
weggebruikers blijven inschatten.
Active City Brake is slechts een
hulpsysteem; de bestuurder moet altijd
attent blijven. Bekijk de lasersensor nooit
met een optisch instrument
(vergrootglas, microscoop enz.)
op een afstand van minder dan
10
cm: kans op oogletsel.
Werkingsprincipe
Dit systeem detecteert met een
lasersensor boven aan de voorruit
voertuigen die in dezelfde richting
rijden of die vóór de auto stilstaan.
Indien noodzakelijk remt de auto
automatisch af om een aanrijding met
de voorligger te voorkomen.
Dit automatische noodremsysteem
remt later af dan de bestuurder
normaal gesproken zou doen. Het
systeem grijpt dus alleen in als de
kans op een aanrijding groot is.
Voorwaarden voor activering
Active City Brake werkt als aan de
volgende voorwaarden wordt voldaan:
●
het contact is aangezet,
●
de auto rijdt vooruit,
●
de snelheid ligt tussen ongeveer
5 en 30 km/h,
●
de remhulpsystemen (ABS, EBD,
BAs) zijn niet defect,
●
de stabiliteitscontrolesystemen
(Asr, esP) zijn niet uitgeschakeld
of defect,
●
de auto maakt geen scherpe bocht,
●
het systeem is de laatste
10 seconden niet in werking
getreden.
Veiligheid tijdens het rijden
Berlingo-2-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Werking
Als uw auto te dicht bij de voorligger
komt of de voorligger te snel nadert,
remt het systeem automatisch om een
aanrijding te voorkomen.
u wordt dan door de weergave van
een melding gewaarschuwd.
De remlichten van uw auto gaan
branden om andere weggebruikers te
waarschuwen.
De aanrijding kan automatisch worden
voorkomen als het snelheidsverschil
tussen uw auto en de voorligger niet
groter is dan 15
km/h.
Is het verschil groter
, dan probeert het
systeem een aanrijding te voorkomen
of de kracht van de botsing te
beperken door de auto af te remmen.
Het automatische noodremsysteem
kan de auto volledig tot stilstand
brengen als dit nodig is.
In dat geval blijven de remmen
enige tijd (ongeveer 1,5
seconde)
geactiveerd terwijl de auto stilstaat. De
bestuurder kan in die tijd de controle
over de auto overnemen en het
rempedaal intrappen. Het ingrijpen van het systeem
kan ook tot gevolg hebben
dat de motor afslaat, behalve
als de bestuurder tijdens het
automatische remmen snel genoeg het
koppelingspedaal intrapt.
tijdens het automatische remmen
kan de bestuurder zelf, door het
rempedaal stevig in te trappen,
altijd proberen harder te remmen dan
het noodremsysteem.
na een aanrijding wordt
het systeem automatisch
uitgeschakeld; het werkt dan
niet meer
.
Ga naar het CI
troËn-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het
systeem weer gebruiksklaar te laten
maken.
Grenzen van het systeem
Het systeem detecteert slechts
stilstaande voertuigen of voertuigen die
in dezelfde richting rijden.
Het detecteert geen kleine
voertuigen (fietsen, motorfietsen),
voetgangers of dieren en ook
geen stilstaande voorwerpen die
niet reflecteren.
Het systeem treedt niet in werking of
wordt uitgeschakeld als de bestuurder:
-
het gaspedaal diep intrapt
-
of een ruk aan het stuur geeft
(uitwijkmanoeuvre).
onder zeer slechte
weersomstandigheden (zware
regenval, sneeuw
, mist, hagel
enz.) neemt de remweg toe waardoor
het systeem minder efficiënt een
aanrijding kan voorkomen.
De bestuurder moet dus altijd bijzonder
oplettend blijven.
Laat nooit sneeuw op de motorkap
liggen, voorwerpen boven de
motorkap uitkomen of voorwerpen
op het dak naar voren uitsteken: ze
zouden in het gezichtsveld van de
sensor kunnen komen en de detectie
van voertuigen kunnen hinderen.
11 9
Veiligheid tijdens het rijden
VEILIGHEID
5
124
Berlingo-2-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Uitschakelen
Het systeem kan worden uitgeschakeld
via het configuratiemenu van de auto.
Dit menu kan bij aangezet contact
worden geopend.
De status van het systeem wordt bij het
afzetten van het contact opgeslagen.
Als het systeem is uitgeschakeld, wordt
elke keer dat de auto wordt gebruikt,
een melding weergegeven om aan te
geven dat het systeem is uitgeschakeld.
Met het monochrome display C
F
Druk op de toets MENU
om het
hoofdmenu te openen.
F
s
electeer "
Personalisatie-
Configuratie".
F
s
electeer "
Parameters auto
bepalen".
F
s
electeer "
Rijhulpsysteem".
F
s
electeer "
Automatisch
noodremsysteem: OFF" of
"Automatisch noodremsysteem:
ON".
F
Druk op de toetsen "7
" of "8" om
het vakje aan of uit te vinken en zo
het systeem in of uit te schakelen.
F
Druk op de toetsen "5
" of "6",
vervolgens op de toets O
k om
het vakje
"O
k"
te selecteren en
bevestig of druk op de toets Terug
om de handeling af te breken. Met het touchscreen
F
Druk op de toets "MENU
".
F
s
electeer het menu "
Rijden ".
F
s
electeer op de secundaire pagina
"Configuratie auto"
.
F
s
electeer het tabblad
"Rijhulpsysteem"
.
F
Vink het vakje
"Autom.
noodremsysteem" aan of uit om
het systeem in of uit te schakelen.
F
Bevestig uw keuze.
Veiligheid tijdens het rijden
Berlingo-2-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Storingen
Storing van de sensor
De werking van de lasersensor
kan worden gehinderd door vuil
op de voorruit of door het beslaan
van de voorruit. In dat geval wordt
een melding weergegeven om u te
waarschuwen.
schakel de voorruitontwaseming in en
reinig de voorruit ter hoogte van de
sensor regelmatig.
Plak of bevestig geen voorwerpen
op de voorruit vóór de sensor
.Storing van het systeem
Bij een storing van het systeem
wordt u door een geluidssignaal
en de weergave van de melding
"Storing automatisch remsysteem"
gewaarschuwd.
Laat het systeem controleren door
het CI
troËn-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. Als de voorruit ter hoogte van de
sensor beschadigd is, schakel het
systeem dan uit en neem contact
op met het CI
troËn-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats
om de voorruit te laten vervangen.
Verwijder de sensor niet, stel de
sensor niet af en test de sensor niet.
Werkzaamheden aan de sensor
mogen alleen door het CItroËn-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats worden uitgevoerd.
Bij het trekken van een aanhanger
of als uw auto wordt gesleept,
moet het systeem worden
uitgeschakeld.
11 9
Veiligheid tijdens het rijden
VEILIGHEID
5
126
Berlingo-2-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
126
VEILIGHEIDSGORDELS
Hoogteverstelling
knijp de knop van de geleider in
en schuif deze omhoog of omlaag
(veiligheidsgordel bestuurdersstoel en
enkele passagiersstoel).
Vastmaken
trek aan de gordel en steek de gesp in
de gordelsluiting.
trek aan de gordel om de
vergrendeling van de gesp te
controleren.
Verklikkerlampje(s) niet-
vastgemaakte veiligheidsgordel Losmaken
Druk op de rode knop.
Als een inzittende voorin zijn
veiligheidsgordel niet heeft
vastgemaakt, gaat bij het starten van
de motor dit verklikkerlampje branden.
Gebruiksvoorschrift
De bestuurder dient er vóór het
wegrijden zeker van te zijn dat alle
inzittenden hun veiligheidsgordels op
de juiste manier hebben vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens
het rijden hun veiligheidsgordel dragen,
ook al betreft het een korte rit.
De veiligheidsgordels zijn voorzien
van een oprolautomaat die ervoor
zorgt dat de lengte van de gordel
automatisch wordt aangepast aan uw
lichaamsbouw.
Gebruik geen accessoires om de
veiligheidsgordels minder strak te
laten aansluiten (zoals wasknijpers,
klemmen, veiligheidsspelden, ...).
Controleer zowel voor als na het
gebruik van de gordel of deze goed is
opgerold.
Controleer na het neerklappen of
verplaatsen van een stoel of de
achterbank of de gordel goed is
opgerold en de gordelsluiting zich op
de juiste plaats bevindt.
De gordelspanners van de
veiligheidsgordels vóór kunnen,
afhankelijk van de aard en de kracht
van de aanrijding, onafhankelijk van
de airbags afgaan. De gordelspanners
trekken de veiligheidsgordels direct
stevig tegen het lichaam van de
inzittenden. Het afgaan van de
gordels gaat gepaard met een
lichte onschadelijke rookvorming
en een geluid als gevolg van de
pyrotechnische lading in het systeem.
De gordelkrachtbegrenzer beperkt de kracht
waarmee de gordel tegen het lichaam van
de inzittenden getrokken wordt.
De zitting van de voorpassagiersstoel
kan zijn voorzien van een detectiemat
voor de aanwezigheid van een
passagier. Leg in dat geval geen
zware voorwerpen op de voorstoel
om te voorkomen dat er onnodig een
waarschuwing wordt gegeven.
Veiligheidsgordels
127
Berlingo-2-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Voorschriften voor kinderen:
-
maak voor kinderen tot 12 jaar of
kleiner dan 1,50 m gebruik van een
geschikt kinderzitje.
-
laat nooit een kind op schoot
zitten tijdens het rijden. De
veiligheidsgordel mag door niet
meer dan één persoon gedragen
worden.
raadpleeg voor meer informatie
over kinderzitjes in rubriek 5 het
gedeelte "kinderen in de auto".
reinig de veilig
heidsgordels met
zeepsop of een reinigingsmiddel
voor textiel, verkrijgbaar bij het
CI
troËn-netwerk.
om aan de wettelijke
veilig
heidsvoorschriften te
blijven voldoen is het raadzaam
werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels door het CI
troËn-
netwerk te laten uitvoeren.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto
regelmatig (ook na een kleine aanrijding)
controleren door het CI
troËn-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats: de gordels
mogen geen slijtagesporen en scheuren
vertonen en er mogen geen wijzigingen
aan de gordels zijn aangebracht.
De oprolautomaten zijn voorzien van
een automatische blokkeerinrichting
die in werking treedt bij een aanrijding,
een noodstop of het over de kop slaan
van de auto.
De veiligheidsgordels met
pyrotechnische gordelspanners werken
alleen als het contact aan staat.
u kunt de gordel losmaken door de
rode knop op de gesphouder in te
drukken. Geleid de gordel tijdens het
oprollen.
Als
de gordelspanners zijn geactiveerd,
gaat het verklikkerlampje airbag
branden.
raadpleeg het CItroËn-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
V
oor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
-
mag deze door niet meer dan één
persoon worden gedragen,
-
moet worden voorkomen dat de
gordel gedraaid raakt en moet de
gordel in een vloeiende beweging
naar voren worden getrokken,
-
dient deze strak om het lichaam te
worden gedragen.
De schoudergordel moet langs het
holle gedeelte van de schouder
worden geplaatst.
De heupgordel moet zo laag mogelijk
op het bekken worden geplaatst.
Draai de gespen van de
veiligheidsgordels niet om; de gordels
zijn dan niet voldoende effectief.
Als de zitplaatsen zijn voorzien van
armsteunen, moet de heupgordel altijd
onder de armsteun door worden geleid.
Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.Autogordels zitplaatsen vóór
De autogordels vóór zijn voorzien van
pyrotechnische gordelspanners en
gordelkrachtbegrenzers.
Autogordels zitplaatsen achter
(5 zitplaatsen)
De zitplaatsen achter zijn voorzien van
driepuntsgordels met oprolautomaten.
VeILIGHeID
5
Veiligheidsgordels