Openen en sluitenUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Afstandsbediening/sleutel Algemeen
In de leveringsomvang zijn twee afstandsbe‐
dieningen met geïntegreerde sleutel inbegre‐
pen.
Elke afstandsbediening heeft een vervangbare
batterij.
Afhankelijk van de landspecifieke of gekozen
speciale uitrusting kunnen de functies van de
toetsen worden ingesteld. Instellingen, zie pa‐
gina 44.
Voor elke afstandsbediening zijn persoonlijke
instellingen in de auto opgeslagen. Personal
Profile, zie pagina 33.
In de afstandsbedieningen wordt informatie
opgeslagen over de onderhoudsbehoefte. Ser‐
vicegegevens in de afstandsbediening, zie pa‐
gina 230.Overzicht1Ontgrendelen2Vergrendelen3Achterklep openen/sluiten
Geïntegreerde sleutel
Toets indrukken, pijl 1, en sleutel eruit trekken,
pijl 2.
Geïntegreerde sleutel past bij de volgende slo‐
ten:
▷Bestuurdersportier.▷Dashboardkastje aan passagierszijde.Seite 32BedieningOpenen en sluiten32
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
RijdenUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Start/stop-knop Principe Door indrukken van de start/
stop-knop wordt het contact in-
of uitgeschakeld en wordt de
motor gestart.
De motor start als bij het indruk‐
ken van de start/stop-knop het rempedaal
wordt ingedrukt.
Contact aan Start/stop-knop indrukken, rem daarbij niet in‐
drukken.
Alle systemen zijn gebruiksklaar.
De controle- en waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel branden niet allemaal
even lang.
Bij afgezette motor het contact en niet-beno‐
digde stroomverbruikers uitschakelen om
leeglopen van de accu te voorkomen.
Contact uit
Start/stop-knop opnieuw indrukken, rem daar‐
bij niet indrukken.Alle controlelampjes in het instrumentenpa‐
neel doven.
Bij afgezette motor het contact en niet-beno‐
digde stroomverbruikers uitschakelen om
leeglopen van de accu te voorkomen.
Aanwijzingen Bij het uitschakelen van het contact wordt au‐
tomatisch de keuzehendelstand P ingescha‐
keld wanneer de keuzehendelstand D of R is
ingeschakeld.
Het contact wordt bij stilstaande auto en afge‐
zette motor onder de volgende omstandighe‐
den automatisch uitgeschakeld:▷Bij het vergrendelen, ook bij ingeschakeld
dimlicht.▷Kort voordat de accu ontladen raakt, zodat
het starten van de motor nog mogelijk is.▷Bij het openen of sluiten van het bestuur‐
dersportier, wanneer de veiligheidsgordel
van de bestuurder is afgedaan en het dim‐
licht is uitgeschakeld.▷Bij het afdoen van de veiligheidsgordel van
de bestuurder, wanneer het bestuurders‐
portier is geopend en het dimlicht is uitge‐
schakeld.
Na ca. 15 minuten zonder verdere bediening
wordt van dimlicht op stadslicht omgescha‐
keld.
Standby-modus van de radio
Standby-modus van de radio activeren: bij
draaiende motor de start/stop-knop indrukken.
Een aantal stroomverbruikers blijft gebruiks‐
klaar.
De standby-modus van de radio wordt in de
volgende situaties automatisch uitgeschakeld:
▷Na ca. 8 minuten.Seite 70BedieningRijden70
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
VerlichtingUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Overzicht Schakelaars in de auto
De lichtschakelaar bevindt zich naast het
stuurwiel.
Verlichtingsfuncties
SymboolFunctieMistachterlichtMistlampAutomatische verlichtingsregeling
Adaptieve bochtverlichtingSymboolFunctieLicht uit
DagrijlichtStadslichtDimlichtInstrumentenverlichting
Stads-, dim- en parkeerlicht
Algemeen
Schakelaarstand:
, ,
Wanneer bij uitgeschakeld contact het be‐
stuurdersportier wordt geopend, wordt de bui‐
tenverlichting bij deze schakelaarstanden au‐
tomatisch uitgeschakeld.
Stadslicht
Schakelaarstand:
De auto is rondom verlicht.
Stadslicht niet gedurende een langere tijd in‐
geschakeld laten, anders wordt de accu ontla‐
den en kan de motor evt. niet meer worden ge‐
start.
Voor het parkeren het eenzijdige parkeerlicht,
zie pagina 107, inschakelen.
Dimlicht
Schakelaarstand:
Dimlicht brandt bij ingeschakeld contact.
Bij inrichting met Night Vision met Dynamic
Light Spot wordt een aanvullend accentlicht,
zie pagina 124, ingeschakeld.
Seite 106BedieningVerlichting106
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
RijstabiliteitsregelsystemenUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Antiblokkeersysteem ABS ABS voorkomt het blokkeren van de wielen tij‐
dens het remmen.
De bestuurbaarheid blijft ook bij noodstops be‐
houden, daardoor wordt de actieve veiligheid
verhoogd.
Het ABS is na het starten van de motor be‐
drijfsklaar.
Remassistent
Bij snel intrappen van het rempedaal veroor‐
zaakt dit systeem automatisch een zo hoog
mogelijke rembekrachtiging. De remweg wordt
bij noodstops derhalve zo kort mogelijk gehou‐
den. Hierbij wordt eveneens gebruik gemaakt
van de voordelen van het ABS.
Het rempedaal ingetrapt houden zolang rem‐
men noodzakelijk is.Wegrijassistent
Het systeem ondersteunt bij het hellingop‐
waarts wegrijden. Gebruik van de parkeerrem
is hiervoor niet vereist.1.Auto met rempedaal op zijn plaats houden.2.Rempedaal loslaten en vlot wegrijden.
Na het loslaten van het rempedaal wordt de
auto gedurende ca. 2 seconden op zijn plaats
gehouden.
Naargelang de belading of bij rijden met aan‐
hangwagen kan de auto soms een klein stukje
achteruitrollen.
Dynamic Performance
Control DPC
De Dynamic Performance Control verhoogt zo‐
wel de souplesse van de auto als de koerssta‐ biliteit.
Het systeem zorgt voor een traploze verdeling
van de aandrijfkoppels over de beide achter‐
wielen.
Naargelang de situatie wordt het aandrijfkop‐
pel verplaatst van het wiel aan de binnenzijde
van de bocht naar het wiel aan de buitenzijde,
of omgekeerd.
Om de wendbaarheid te verhogen, wordt bij
een sportieve rijstijl het achterwiel aan de bui‐
tenzijde van de bocht versneld.
Er wordt directer gereageerd op het sturen, te‐
gelijk wordt de neiging tot ondersturen van de vierwielaandrijving gereduceerd.
Bij de neiging tot oversturen werkt het sys‐
teem stabiliserend, door het achterwiel aan de
binnenzijde van de bocht te versnellen.
Het systeem verbetert de tractie op voelbare
wijze en verhoogt tegelijk de rijveiligheid, met
Seite 137RijstabiliteitsregelsystemenBediening137
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
name op bestratingen met wisselende wrij‐
vingswaarden.
M Drive Principe
Individuele instellingen kunnen in twee vooraf
opgeslagen configuraties voor de auto aange‐
bracht worden.
Bij het starten van de motor is standaard een
efficiënte autotoestand actief. M Drive is ge‐
deactiveerd.
Overzicht
Configuraties De configuraties zijn als volgt vooraf opgesla‐
gen:▷"M Drive 1": ontspannen comfortabel rij‐
den.▷"M Drive 2": sportief dynamisch rijden.
Instelmogelijkheden
Sym‐
boolBetekenis Dynamische stabiliteitscontrole
DSC, zie pagina 139, en M Dynamic
Mode MDM. Programma's van de M Motordyna‐
miekcontrole, zie pagina 86. Programma's van de Vertical Dyna‐
mic Control, zie pagina 142. Programma's van Servotronic, zie
pagina 143. Drivelogic, zie pagina 84: schakel‐
modi en Drivelogic-rijprogramma's. Aanzichten van het Head-Up-Dis‐
play, zie pagina 103.M Drive configureren
De vooraf opgeslagen configuraties kunnen in‐
dividueel ingesteld worden.
Op het Control Display:1."Instellingen"2."M Drive 1" of "M Drive 2"3.Gewenste instelmogelijkheid selecteren.4.Gewenst programma selecteren.
De individuele instellingen voor het huidig ge‐
bruikte profiel worden opgeslagen.
Bij geactiveerde M Drive wordt een verande‐
ring van de instelling op het Control Display di‐
rect overgenomen.
M Drive activeren/deactiveren
Activeren Overeenkomstige toets op het stuurwiel in‐
drukken:
▷M Drive 1 activeren.▷M Drive 2 activeren.
Als in M Drive DSC OFF of MDM ingesteld is,
verschijnt een melding op het instrumentenpa‐
neel. Deze melding door opnieuw indrukken
van de toets bevestigen.
Uitschakelen
Overeenkomstige toets op het stuurwiel op‐
nieuw indrukken.
Controlelampjes
▷Controlelampje brandt: overeen‐
komstige M Drive is geactiveerd.▷Controlelampje knippert: M Drive
kon niet geactiveerd worden. Anti‐
blokkeersysteem ABS of Dynami‐
sche stabiliteitscontrole DSC zijn
net de rijstabiliteit aan het regelen.
M Drive opnieuw activeren, als con‐
trolelampje niet meer knippert.Seite 138BedieningRijstabiliteitsregelsystemen138
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
BMW X5 M en BMW X6 M techniekUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
V8-high-performance-motor De V8-high-performance motor haalt uit 4,4 li‐
ter cilinderinhoud een maximaal vermogen van
423 kW en een maximaal koppel van 750 Nm.
Met zijn spontane reactiegedrag ontstaat een
zeer breed bruikbaar toerentalbereik. Het
maximale toerental ligt bij 6800/min en is elek‐
tronisch geregeld. Vanwege de hoge motordy‐
namiek wordt bij stilstaande auto het maximale
toerental verlaagd.
Warmdraaien
Tijdens het warmdraaien heeft de V8-high- performance-motor vanwege de emissierege‐
ling een iets minder soepel loopgedrag.
Bij koude motor heeft de uitlaat een licht meta‐
len ondertoon, wat door het systeem wordt
veroorzaakt.
Verdere aanwijzingen over het warmdraaien:
Toerentalmeter, zie pagina 92, en Motoroliet‐
emperatuur, zie pagina 92.
M Compound-rem Het high-performance remsysteem beschikt
over geperforeerde compound remschijven.Door constructieve bijzonderheden veroor‐ zaakt kunnen bij het remmen geluiden door de
werking ontstaan. Dit heeft echter geen in‐
vloed op het prestatieniveau, bedrijfsveiligheid en stabiliteit van de rem.
Correct remmen
Om het remsysteem in optimale toestand te
houden, is het nuttig om deze regelmatig in
overeenstemming met het karakter van de
auto te belasten.
Aandrijflijn De vierwielaandrijving xDrive zorgt voor een
permanent variabele draaimomentverdeling
tussen voor- en achteras. Bij deze auto zorgt
de combinatie van xDrive en Dynamic Perfor‐
mance Control voor een hoge mate aan de
voor de BMW M kenmerkende rijdynamiek.
Door het activeren van de M Dynamic-modus
kunnen dynamiek en stuurprecisie op alle snel‐
heden nog worden verhoogd.
Racen op een circuit
Voorwaarden
Voor het racen op een circuit:▷Deelname aan een Training van de BMW
Driving Experience.▷Motoroliepeil controleren en zo nodig mo‐
torolie bijvullen.▷Auto bij een Service Partner of een gekwa‐
lificeerde specialist laten controleren.
Aanwijzingen
Racen op een circuit leidt tot verhoogde slij‐
tage. De auto is niet voor autosport-wedstrijd‐
Seite 192RijtipsBMW X5 M en BMW X6 M techniek192
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
MotorolieUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Algemeen Het motorolieverbruik is afhankelijk van de
rijstijl en van de gebruiksomstandigheden.
Het motorolieverbruik kan hoger zijn, bijv. in de
volgende situaties:▷Bij een sportieve rijstijl.▷Bij het inrijden van de motor.▷Bij het stationair draaien van de motor.▷Bij het gebruik van soorten motorolie, die
als ongeschikt zijn aangemerkt.
Daarom regelmatig, na elke tankbeurt, het mo‐
toroliepeil controleren.
Bij dynamisch rijgedrag, bijv. snel rijden door
bochten, kan het systeem het oliepeil niet me‐
ten. Bij dergelijk rijgedrag het motoroliepeil
meten via de uitvoerige meting, zie pa‐
gina 225.
De auto beschikt over een elektronische olie‐
peilcontrole.
De elektronische oliepeilcontrole beschikt over
twee meetprincipes:
▷Statusweergave▷Uitvoerige metingElektronische
oliepeilcontrole
Statusweergave
Principe
Het motoroliepeil wordt tijdens het rijden elek‐
tronisch bewaakt en in het Control Display
weergegeven.
Als het motoroliepeil het minimum bereikt, ver‐
schijnt er een Check-Control-melding.
Voorwaarden
Een actuele meetwaarde staat ter beschikking na ca. 30 minuten rijden. Bij een korte rit wordt
de status van de laatste, voldoende lange rit
weergegeven.
Wanneer vaak korte ritten worden afgelegd, re‐
gelmatig een uitvoerige meting uitvoeren.
Peil motorolie tonen Op het Control Display:1."Auto-info"2."Autostatus"3. "Motoroliepeil"
Meldingen motorolie-indicator
ATTENTIE
Te weinig motorolie veroorzaakt motor‐
schade. Er bestaat gevaar voor schade. On‐
middellijk motorolie bijvullen.◀
Erop letten dat er niet te veel motorolie gevuld
wordt.
ATTENTIE
Te veel motorolie kan de motor of de ka‐
talysator beschadigen. Er bestaat gevaar voor
schade. Niet te veel motorolie bijvullen. Te veel
bijgevulde motorolie door een Service Partner
Seite 224MobiliteitMotorolie224
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
AcculaderSpeciaal voor de auto ontwikkelde en op het
boordnet afgestemde boordnet afgestemde
acculaders zijn verkrijgbaar bij een Service
Partner of een gekwalificeerde specialist.
Stroomonderbreking
Na een tijdelijke stroomonderbreking moeten
sommige modellen opnieuw geïnitialiseerd
en/of individuele instellingen worden geactuali‐
seerd, bijv.:▷Stoel-, spiegel- en stuurkolomgeheugen:
posities opnieuw opslaan.▷Tijd: instellen.▷Datum: instellen.▷Glazen dak: systeem initialiseren, zie pa‐
gina 50.
Oude accu verwerken
Oude batterijen door een Service Part‐
ner of een gekwalificeerde specialist la‐ ten afvoeren of op een verzamelpunt
afgeven.
Gevulde accu's moeten tijdens het vervoer en
de opslag rechtop staan. Tijdens het transport
tegen omvallen beveiligen.
Zekeringen Aanwijzingen WAARSCHUWING
Door verkeerde of gerepareerde zekerin‐
gen kunnen elektrische kabels en onderdelen
overbelast worden. Er bestaat brandgevaar.
Doorgebrande zekeringen niet repareren of
door een zekering met een andere kleur of am‐
perage vervangen.◀
Een kunststofpincet en gegevens betreffende
de zekeringtoewijzing vindt u bij de zekeringen
in de bagageruimte.
In het interieur
Bevestigingen losmaken, pijlen, en afdekking
openen.
In de bagageruimte
Afdekking van de rechter zijbekleding open‐
klappen, pijl.
Gegevens betreffende het zekeringenoverzicht
vindt u op een afzonderlijk vouwblad.
Seite 237Vervangen van onderdelenMobiliteit237
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15