In Europa vallen de eigenschappen van kinderzitjes onder de richtlijn
ECE-R44, ze zijn onderverdeeld in vijf gewichtsgroepen:
Groep Gewichtsgroep
Groep 0 tot 10 kg
Groep 0+ tot 13 kg
Groep 1 9-18 kg
Groep 2 15-25 kg
Groep 3 22-36 kg
Alle beveiligingssystemen moeten de typegoedkeuring hebben, alsook
een goed vastgehecht plaatje met het controleteken dat nooit niet
mag worden verwijderd.
In het Alfa Romeo Lineaccessori-assortiment zijn kinderzitjes voor elke
gewichtsgroep opgenomen. Het gebruik van deze kinderzitjes wordt
ten zeerste aanbevolen, omdat ze speciaal voor Alfa Romeo
voertuigen ontworpen zijn.
ERNSTIG GEVAAR. Plaats NOOIT een kinderzitje
achterstevoren op de passagiersstoel van auto's met een
actieve passagiersairbag. Bij een ongeval, hoe klein ook,
kan de airbag ernstig letsel en zelfs de dood van de baby
tot gevolg hebben. Het is raadzaam kinderen altijd in
kinderzitjes op de achterbank te vervoeren: bij een ongeval biedt de
achterbank de meeste bescherming.
Op de zonneklep is een etiket met symbolen
aangebracht dat eraan herinnert dat de airbag
verplicht uitgeschakeld moet worden als een naar
achteren gericht kinderzitje op de voorstoel wordt gemonteerd.
Neem altijd de aanwijzingen op de zonneklep aan passagierzijde
in acht (zie de paragraaf “Frontairbag”).
117
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
❒Indien een kinderzitje tegen de rijrichting in op de achterbank is
gemonteerd, dan is het raadzaam om het zo ver mogelijk naar
voren te plaatsen als de stand van de voorstoel toestaat.
❒Als de passagiersairbag buiten werking is gesteld, controleer dan of
het lampje op het instrumentenpaneel brandt om er zeker van te
zijn dat deze airbag daadwerkelijk is uitgeschakeld.
❒Neem de aanwijzingen die bij het kinderzitje zijn geleverd
zorgvuldig in acht. Bewaar deze aanwijzingen samen met
de overige documenten en dit instructieboek in de auto. Gebruik
geen gebruikte kinderzitjes waarvan de gebruiksaanwijzingen
ontbreken.
❒Elk tegenhoudsysteem is bedoeld voor slechts één kind: vervoer
nooit twee kinderen in een zitje.
❒Controleer altijd of de gordel niet langs de hals van het kind loopt.
❒Controleer of de gordel goed is vastgemaakt door eraan te trekken.
❒Controleer tijdens het rijden dat het kind geen verkeerde houding
aanneemt of de gordels losmaakt.
❒Laat een kind nooit de het diagonale gordelgedeelte onder zijn arm
of achter zijn rug omleggen.
❒Vervoer kinderen nooit op schoot, ook geen pasgeborenen.
Niemand is in staat om een kind vast te houden bij een ongeval.
❒Na een ongeval moet het kinderzitje door een nieuw exemplaar
worden vervangen.FRONTAIRBAGS
“SMART BAG” SYSTEEM (MEERTRAPS
FRONTAIRBAGS)
De auto is uitgerust met meertraps frontairbags (“Smart bags”) voor de
bestuurder en passagier en knie-airbags voor de bestuurder.
De frontairbags (bestuurder en passagier) en knie-airbag bestuurder
beschermen de inzittenden voorin bij middelzware en zware frontale
botsingen, door de airbag tussen de inzittende en het stuurwiel of
het dashboard op te blazen.
Als de airbags niet worden opgeblazen bij andere soorten botsingen
(botsingen opzij, achterop, over de kop slaan enz.), betekent dit niet
dat het systeem slecht functioneert.
Airbags zijn geen vervanging voor maar een aanvulling op de
veiligheidsgordels, die u altijd moet dragen. Bij een botsing worden
degenen die geen veiligheidsgordel dragen naar voren geworpen en
kunnen zo in contact komen met een airbag die nog niet volledig
opgeblazen is. Onder deze omstandigheden wordt de inzittende
minder door de airbag beschermd.
In de volgende omstandigheden kan het voorkomen dat de
frontairbags niet worden opgeblazen:
❒frontale botsingen tegen makkelijk vervormbare onderdelen, die niet
het front van de auto zijn (bijv. spatbord tegen de vangrail, etc. )
❒de auto schuift onder andere voertuigen of veiligheidsbarrières
(bijvoorbeeld onder vrachtwagens of vangrails); in deze situaties
bieden ze geen aanvullende bescherming ten opzichte van de
veiligheidsgordels, zodat hun activering geen zin heeft. In deze
gevallen wijst de uitgebleven activering dus niet op een storing van
het systeem.
124
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Breng geen stickers of andere voorwerpen op het
stuurwiel, op het dashboard in de zone van de
passagiersairbag, op de zijkant van de dakbekleding
en op de stoelen aan. Plaats nooit voorwerpen (bijv. mobiele
telefoons) op het dashboard aan passagierszijde, omdat deze het
correct openen van de airbag kunnen hinderen en tevens de
inzittenden ernstig kunnen verwonden.
FRONTAIRBAG BESTUURDERSZIJDE
Deze bestaat uit een onmiddellijk opblaasbaar kussen dat in een
speciale ruimte in het midden van het stuurwiel is geplaatst fig. 103.
Rijd altijd met de handen op de stuurwielrand zodat
de airbag indien nodig ongehinderd opgeblazen kan
worden. Rijd niet met voorover gebogen lichaam. Ga
goed rechtop zitten en steun tegen de rugleuning.
FRONTAIRBAG AAN PASSAGIERSZIJDE
Deze bestaat uit een onmiddellijk opblaasbaar kussen dat in een
speciale ruimte in dashboard is opgeborgen fig. 104: deze airbag
heeft een groter volume dan de bestuurdersairbag.
ZEER GEVAARLIJK Plaats NOOIT een kinderzitje tegen de
rijrichting in op de passagiersstoel van auto's met een
actieve passagiersairbag. Bij een ongeval, hoe klein ook,
kan de airbag ernstig letsel en zelfs de dood van het kind
tot gevolg hebben. Daarom moet de passagiersairbag altijd
uitgeschakeld worden als een kinderzitje tegen de rijrichting in
gemonteerd wordt op de voorste passagiersstoel. Bovendien moet de
voorste passagiersstoel zo ver mogelijk naar achteren zijn geschoven
om te voorkomen dat het kinderzitje eventueel in aanraking komt met
het dashboard. Schakel de passagiersairbag onmiddellijk weer in als
het kinderzitje is verwijderd.
fig. 103A0J0047fig. 104A0J0050
125
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
FRONTAIRBAG PASSAGIER EN
KINDERZITJES
Plaats NOOIT een kinderzitje achterstevoren op de
passagiersstoel van auto's met een actieve
passagiersairbag. Bij een ongeval, hoe klein ook, kan
de airbag ernstig letsel en zelfs de dood van de baby tot gevolg
hebben.
NeemALTIJDde aanwijzingen vermeld op het etiket op de zonneklep
aan passagierszijde in acht fig. 105.
fig. 105A0J0450
126
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
FRONTAIRBAG PASSAGIER EN KINDERZITJES: WAARSCHUWING
fig. 106A0J0451
127
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
KNIE-AIRBAG BESTUURDERSZIJDE
Deze airbag is opgenomen in een speciale ruimte onder het stuurwiel
fig. 107. Deze biedt extra bescherming in het geval van een frontale
botsing.
Uitschakeling airbags aan passagierszijde: frontairbag
en zijairbag ter bescherming van bekken, borst en
schouders (zijairbag)
Als een kind in een kinderzitje dat achterstevoren op de voorstoel is
geplaatst vervoerd moet worden, schakel dan de frontairbag en
zijairbag voor bescherming van bekken, borst en schouders aan
passagierszijde (zijairbag) uit.
Als de airbags uitgeschakeld zijn, gaat er een lampje
branden in
de bekleding boven de achteruitkijkspiegel fig. 108.
Voor het uitschakelen van deze airbags, raadpleeg de
paragraaf “Menuopties” in het hoofdstuk
“Kennismaking met de auto”.
ZIJAIRBAGS (ZIJAIRBAG -
HOOFDAIRBAG)
Om de bescherming van de inzittenden in geval van flankbotsingen te
verbeteren, is de auto uitgerust met zijairbags die borst en schouders
van bestuurder en voorpassagier beschermen en hoofdairbags die het
hoofd van de inzittenden voor- en achterin beschermen
(gordijnairbags).
Als de zijairbags niet worden opgeblazen bij andere soorten
aanrijdingen (frontale botsingen, kop-staartaanrijdingen, over de kop
slaan enz.), betekent dit niet dat het systeem slecht functioneert.
ZIJAIRBAGS VOORIN (ZIJAIRBAGS)
Deze bestaan uit twee soorten kussens die zich in de rugleuning van
de voorstoelen bevinden fig. 109 en die het bekken, de borst en
schouders van de inzittenden bij middelzware zijdelingse botsingen
beschermen.
fig. 107A0J0056fig. 108A0J0402
128
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
HOOFDAIRBAGS (WINDOW BAGS)
De twee gordijnairbags zitten achter de dakbekleding aan de
zijkanten en zijn afgedekt met speciale afwerkingselementen fig. 110.
Dit type airbag is ontworpen om het hoofd van de inzittenden voorin
en achterin te beschermen bij flankbotsingen, dankzij het grote
oppervlak dat in opgeblazen toestand wordt beslagen.
Bij lichte flankbotsingen is het opblazen van de hoofdairbags niet
vereist.
Bij lichte frontale botsingen (waarbij de bescherming van de
omgelegde gordel volstaat) worden de airbags niet opgeblazen. Om
die reden moeten veiligheidsgordels steeds worden omgelegd.
Het systeem biedt de beste bescherming bij een zijdelingse botsing als
de passagier correct op zijn stoel zit, zodat de hoofdairbag zo goed
mogelijk opgeblazen kan worden.
Hang geen harde voorwerpen aan de kledinghaken of
de steunhandgrepen.
Steun niet met het hoofd, de armen of de ellebogen
tegen het portier, de ruiten of in het gebied van de
hoofdairbag om mogelijke verwondingen tijdens het
opblazen te voorkomen.
Steek nooit het hoofd, de armen of ellebogen uit het
raam.
BELANGRIJK
Reinig de stoelen niet met water of stoom onder druk (met de hand of
in een automatisch wasapparaat).
De front- en/of zijairbags kunnen in werking treden bij heftige
botsingen tegen de onderkant van de auto (bijv. botsing met treden,
trottoirbanden, kuilen of verkeersdrempels, enz.).
fig. 109A0J0103fig. 110A0J0051
129
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als de airbag geactiveerd wordt, ontsnapt een kleine hoeveelheid
poeder: dit poeder is niet schadelijk en duidt niet op het begin van een
brand. Dit poeder kan echter de huid en ogen irriteren: was ze in dit
geval met neutrale zeep en water.
Alle werkzaamheden aan airbags (controle, reparatie en vervanging)
moeten door het Alfa Romeo Servicenetwerk worden uitgevoerd.
Als de auto wordt gesloopt, moet het airbagsysteem onbruikbaar
gemaakt worden door het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Gordelspanners en airbags worden op verschillende manieren
geactiveerd, afhankelijk van het type botsing. Als een of meerdere van
deze voorzieningen niet in werking treden, dan duidt dat niet op een
storing in het systeem.
Als de contactsleutel naar MAR wordt gedraaid en het
lampje
gaat niet branden of blijft branden tijdens
het rijden (bij sommige versies samen met de melding
op de display), dan is er mogelijk een storing in de
veiligheidssystemen. In dat geval kunnen de airbags of
gordelspanners niet geactiveerd worden bij een ongeval of, in
een zeer beperkt aantal gevallen, op verkeerde wijze
geactiveerd worden. Laat het systeem onmiddellijk controleren
door het Alfa Romeo Servicenetwerk alvorens verder te rijden.
Reis niet met voorwerpen op schoot of voor de borst
en houd niets in de mond (pijp, pen, etc.). Dit kan
ernstig letsel veroorzaken als de airbag in werking
treedt.
Laat bij diefstal of poging tot diefstal, vandalisme of
overstromingen het airbagsysteem door het Alfa
Romeo Servicenetwerk controleren.
Als de contactsleutel in de stand MAR staat en de
motor is afgezet, kunnen de airbags ook geactiveerd
worden als de auto door een andere auto wordt
aangereden. Daarom mag, wanneer de passagiersairbag is
ingeschakeld, en ook al staat de auto stil, GEEN tegen de
rijrichting in gemonteerd kinderzitje op de voorstoel gemonteerd
worden. Als bij een botsing de airbag wordt opgeblazen, kan
dit leiden tot ernstig letsel en zelfs tot de dood van het kind.
Daarom moet de passagiersairbag altijd uitgeschakeld worden
als een kinderzitje tegen de rijrichting in gemonteerd wordt op
de voorste passagiersstoel. Bovendien moet de voorste
passagiersstoel zo ver mogelijk naar achteren zijn geschoven om
te voorkomen dat het kinderzitje eventueel in aanraking komt
met het dashboard. Schakel de passagiersairbag onmiddellijk
weer in als het kinderzitje is verwijderd. Onthoud tevens dat als
de sleutel in de stand STOP staat, bij een ongeval geen enkel
veiligheidssysteem (airbags of gordelspanners) geactiveerd
wordt. In dat geval duidt de uitgebleven activering niet op een
storing van het systeem.
130
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER