Verlichting123VerlichtingRijverlichting.............................. 123
Lichtschakelaar .......................123
Automatische verlichting .........124
Grootlicht ................................. 125
Lichtsignaal ............................. 125
Koplampverstelling ..................125
Koplampinstelling in het buitenland ............................... 125
Dagrijlicht ................................. 126
Adaptief rijlicht (AFL) ...............126
Alarmknipperlichten .................127
Richtingaanwijzers ..................127
Mistlampen voor ......................127
Mistachterlichten .....................128
Parkeerlichten ......................... 128
Achteruitrijlichten .....................128
Beslagen lampglazen ..............128
Binnenverlichting .......................129
Regelbare instrumentenverlichting .........129
Leeslampen ............................. 130
Verlichting zonneklep ..............130
Verlichtingsfuncties ....................130
Verlichting middenconsole ......130
Instapverlichting ......................130Uitstapverlichting .....................130
Ontlaadbeveiliging accu ..........131Rijverlichting
Lichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
7:verlichting uit8:zijmarkeringslichten9:dimlicht
Controlelamp 8 3 101.
128VerlichtingLichtschakelaar in stand AUTO: bij
het inschakelen van de mistlampen
wordt het dimlicht automatisch inge‐
schakeld.
Mistachterlichten
Om in te schakelen r
indrukken.
Lichtschakelaar in stand AUTO: bij
het inschakelen van het achterlicht
wordt het dimlicht automatisch inge‐ schakeld.
Lichtschakelaar in stand 8: mistach‐
terlicht kan alleen in combinatie met
voorste mistlampen worden inge‐
schakeld.
Het mistachterlicht van de auto wordt bij het aankoppelen van een aanhan‐
ger uitgeschakeld.
Parkeerlichten
Bij het parkeren kunnen de parkeer‐
lichten aan één kant worden inge‐
schakeld:
1. Contact uitschakelen.
2. Richtingaanwijzerhendel volledig omhoog- (parkeerlichten rechts)
of omlaaghalen (parkeerlichten links).
Bevestiging door een geluidssignaal
en de bijbehorende controlelamp van
de richtingaanwijzer.
Achteruitrijlichten
Het achteruitrijlicht gaat branden
wanneer de ontsteking is ingescha‐
keld en de auto in de achteruitver‐
snelling staat.
Beslagen lampglazen De binnenkant van de lampenglazen
kan bij koud en vochtig weer, bij he‐
vige regen of na een wasbeurt korte
tijd beslaan. De condens verdwijnt na
korte tijd vanzelf, om dit te versnellen de rijverlichting inschakelen.
253Bandenspanning .......................202
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ................................ 100, 203
Bandenspanningswaarden ........241
Batterijspanning .........................111
Bedieningsorganen ......................83
Bekerhouders .............................. 62
Bekleding .................................... 225
Beladingsinformatie .....................80
Beslagen lampglazen ................128
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 158
Beveiliging van de auto ................27
Binnenspiegels ............................. 30
Binnenverlichting ...............129, 194
Bochtverlichting .......................... 126
Bolle vorm .................................... 29
Boordgereedschap .....................200
Boordinformatie .........................108
Brandstof .................................... 164
Brandstofkeuzeschakelaar ..........91
Brandstofmeter ............................ 90
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot 170
Brandstof voor benzinemotoren 164
Brandstof voor dieselmotoren ...164
Brandstof voor rijden op LPG .....164
Buitenspiegels .............................. 29
Buitentemperatuur .......................86
Buitenverlichting .........................123C
Car Pass ...................................... 20
Centrale vergrendeling ................22
Claxon ................................... 13, 84
Code ........................................... 108
Conformiteitsverklaring ...............243
Contactslotstanden ....................143
Controlelampen ......................89, 92
Controle over de auto ................142
Controles .................................... 178
Cruise control ....................101, 158
D Dagrijlicht ............................ 124, 126
Dagteller ...................................... 90
Dak ............................................... 34
Dakbelasting ................................. 80
Dakdrager .................................... 80
Dashboard .................................... 10
Detectiesystemen .......................159
Diefstalalarmsysteem ..................27
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 184
Dimlicht of grootlicht ...........123, 125
Draagsysteem achterzijde ............65
Driepuntsgordel ........................... 47
Driver Information Center ...........102
E Eerste hulp ................................... 79
Elektrisch bediende ruiten ...........31Elektrische aansluitingen .............88
Elektrische handrem .............98, 155
Elektrische handrem defect ..........98
Elektrische verstelling ..................29
Elektrisch systeem...................... 195
Elektronische hulpsystemen bij het rijden ................................. 156
Elektronische rijprogramma’s ....152
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction
Control ...................................... 99
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 157
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ..............99
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............135
Erkenning van software ..............245
Event Data Recorders (EDR) .....249
F
Fietsendrager ............................... 65
Flex-Fix-systeem .......................... 65
Frontaal airbagsysteem ...............52
G Gebruik van deze handleiding .......3
Geluidssignalen .........................110
Gereedschap ............................. 200
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4