Externe apparaten39Menu AfbeeldingenSelecteer voor weergeven van het af‐beeldingenmenu Menu onder aan het
scherm.
Hoofdmenu afbeeldingenviewer
Selecteer Hoofdmenu foto-viewer om
een lijst met alle afbeeldingenmap‐
pen weer te geven, zie bovenstaand.
Timer diavoorstelling
Selecteer Timer Diashow voor het
aanpassen van de tijd gedurende
welke een afbeelding in een diavoor‐
stelling verschijnt. Het betreffende
submenu verschijnt. Selecteer de ge‐ wenste optie.
Afbeeldingen in willekeurige volgorde
Activeer Shuffle foto's voor het weer‐
geven van de afbeeldingen van een
diavoorstelling in willekeurige volg‐
orde.Apps gebruiken
De smartphone verbinden Verbind de smartphone als deze nietmet het Infotainmentsysteem verbon‐ den is:
● iPod/iPhone: verbind het appa‐
raat met de USB-poort 3 35.
● Android phone: breng een Blue‐
tooth-verbinding tot stand
3 69.
De app downloaden Let op
Voordat een goedgekeurde applica‐ tie kan worden bediend met de be‐
dieningselementen en de menu's
van het Infotainmentsysteem, moet
de betreffende app op de smart‐
phone geïnstalleerd zijn.
Download de gewenste app op uw
smartphone vanuit de betreffende
app store.
De app starten
Druk op ; en selecteer de betref‐
fende smartphone app op het start‐ scherm.Er komt een verbinding met de appli‐
catie op de smartphone tot stand.
Het hoofdmenu van de app verschijnt
op het display van het Infotainment‐
systeem.
Navigatie41de route berekend vanaf de huidige
locatie tot de geselecteerde bestem‐
ming.
Routebegeleiding gebeurt via ge‐ sproken opdrachten en een richtings‐
pijl en met behulp van een meerkleu‐
rig kaartdisplay.
GebruikInformatie op de kaartweergave
Voor het weergeven van de kaart
rondom de huidige locatie hebt u de
keuze:
● Druk op NAVI.
● Druk op ; en selecteer dan
Navigatie .Routebegeleiding niet actief
Als routebegeleiding niet actief is,
verschijnt de volgende informatie:
● Op de bovenste regel: informatie
over de momenteel actieve audi‐ obron en de tijd.
● Onder de bovenste regel: sym‐ bool GPS.
● In de linkerbovenhoek: een kom‐
pas dat het noorden aangeeft.
● Kaartdisplay van het gebied rond
de huidige positie.
● Huidige positie: aangegeven door een rode driehoek in een
grijze cirkel.
● Markante punten (POI), bijv. tankstations, parkeerterreinen of
restaurants: aangegeven met bij‐ behorende symbolen (indien ge‐
activeerd).
● Op de onderste regel: straat‐ naam van de huidige positie.
Routebegeleiding actief
Als routebegeleiding actief is, ver‐
schijnt de volgende informatie:
● Op de bovenste regel: informatie
over de momenteel actieve audi‐ obron en de tijd.
● Onder de bovenste regel: sym‐ bool GPS.
42Navigatie● Onder de bovenste regel: naamvan de straat die na de volgende
kruising moet worden gevolgd.
● In de linkerbovenhoek: een kom‐
passymbool dat het noorden
aangeeft.
● Kaartdisplay van het gebied rond
de huidige positie.
● Huidige positie: aangegeven door een rode driehoek in een
grijze cirkel.
● Route: aangegeven met een blauwe lijn.
● Eindbestemming: aangegeven met een zwarte geblokte vlag.
● Viapunt (tussenbestemming): aangegeven met een rode dia‐
mant.
● Markante punten (POI), bijv. tankstations, parkeerterreinen of
restaurants: aangegeven met bij‐
behorende symbolen (indien ge‐
activeerd).
● Verkeersincidenten, bijv. file: aangegeven met bijbehorende
symbolen (indien geactiveerd).● Links: richtingspijl en afstand tot de volgende manoeuvre.
● Links: resterende afstand tot de eindbestemming of tot het vol‐
gende viapunt.
● Links: geschatte aankomsttijd of resterende reistijd.
● Op de onderste regel: straat‐ naam van de huidige positie.
Kaart manipuleren
Zichtbaar kaartgedeelte verschuiven
U kunt het zichtbare kaartgedeelte op
het kaartscherm met de toets met
acht richtingen willekeurig in alle rich‐
tingen verschuiven.
U kunt de toets met acht richtingen in het midden van de multifunctionele
knop in alle richtingen kantelen.
Kantel de toets naar één kant. Het
zichtbare gedeelte beweegt in de be‐ treffende richting.
Druk voor het opnieuw weergeven
van de kaart rondom de huidige loca‐
tie op BACK.Schaal van kaart wijzigen
Draai wanneer de kaart wordt weer‐ gegeven aan de multifunctionele
knop om een schaalverdeling onder‐
aan het scherm weer te geven.
Draai nogmaals aan de multifunctio‐
nele knop om de schaal naar wens
aan te passen.
Kaartweergave wijzigen
De kaart kan op drie (routebegelei‐
ding niet actief) of vijf (routebegelei‐
ding actief) verschillende manieren
worden weergegeven, zie "Kaart in‐
stellen" hieronder.
Druk steeds op NAVI om tussen de
verschillende kaartmodi te wisselen.
Kaart instellen
Richtingindicator
Druk op de multifunctionele knop om
Navigatiemenu weer te geven. Selec‐
teer Kaartrichting om het betreffende
submenu weer te geven.
Navigatie57Selecteer Opgeslagen voor het weer‐
geven van een lijst met alle terug‐ vindsessies. Selecteer de gewenste
terugvindsessie om het menu Details
trajectmarkering weer te geven.
Selecteer Naam bew. voor het wijzi‐
gen van de naam van de betreffende
terugvindsessie. Er verschijnt een toetsenbord. Voer de gewenste naam
in en selecteer Klaar.
Selecteer Laden om het broodkrui‐
melhoofdmenu weer te geven. Als u
de betreffende terugvindsessie voort‐ durend op de kaart wilt blijven zien,
activeer dan Display.
Selecteer Op kaart tonen voor het di‐
rect weergeven van de gehele terug‐ vindsessie in het betreffende kaart‐
gedeelte.
Selecteer Verw. om de betreffende
terugvindsessie te wissen.
Traject Na het berekenen van een route kuntu bepaalde gedeeltes handmatig wij‐
zigen of de gehele route opnieuw be‐
rekenen.Lijst met afslagen
De Lijst met afslagen geeft alle stra‐
ten/wegen en afslagmanoeuvres op de berekende route vanaf de huidige
locatie weer.
Druk op DEST en selecteer dan Lijst
met afslagen . De lijst met afslagen
verschijnt.
Selecteer voor het uitsluiten van be‐
paalde straten/wegen van de route
Vermijden naast de betreffende
straat/weg.
De route wordt opnieuw berekend en
de betreffende straat/weg wordt uit‐
gesloten.
Lijst Vermijden
Straten/wegen die uit de oorspronke‐ lijke route zijn uitgesloten, verschij‐
nen in de Vermijdingslijst .
Druk op DEST en selecteer dan Ver‐
mijdingslijst om het betreffende sub‐
menu weer te geven.
Selecteer Weergavelijst om alle ver‐
meden straten/wegen weer te geven.
Selecteer Alle items verwijderen voor
het wissen van alle te vermijden stra‐ ten/wegen en terug te keren naar de
oorspronkelijke route.
Omleiding
Druk op DEST en selecteer dan
Omleiding .
Selecteer Omleiding op afstand voor
het wijzigen van de route gedurende een bepaalde afstand. Er verschijnt
een menu met daarin verschillende
afstanden.
Selecteer de gewenste afstand. De
route wordt op basis daarvan op‐
nieuw berekend.
Selecteer Omleiding complete route
voor het blokkeren van de gehele route. De oorspronkelijke route wordt
Spraakherkenning59SpraakherkenningAlgemene informatie....................59
Gebruik ........................................ 60
Overzicht spraakcommando's .....63Algemene informatie
Geïntegreerde spraakherkenning De spraakherkenning van het Info‐
tainmentsysteem stelt u in staat om
diverse functies van het Infotainment‐
systeem met uw stem te besturen. De
spraakbesturing herkent comman‐
do's en cijferreeksen, ongeacht de
desbetreffende spreker. De instruc‐
ties en cijferreeksen kunnen zonder
pauze tussen de afzonderlijke woor‐ den worden uitgesproken.
Bij onjuist gebruik of onjuiste com‐ mando's geeft de spraakherkenningvisuele en/of akoestische feedback
en wordt u gevraagd het gewenste commando te herhalen. Bovendienbevestigt de spraakherkenning be‐
langrijke instructies en stelt zo nodig
een vraag hierover.
In het alegmeen zijn er verschillende
manieren voor het uitspreken van de commando's voor de taken. Voor de
meeste ervan, behalve het invoeren
van een bestemming en het stem‐
toetsenblok, is een enkel commando
voldoende.Ga als volgt te werk als voor de han‐
deling meer dan één commando no‐
dig is:
Geef in het eerste commando het te
verrichten type handeling aan, bijv.
"Navigatiebestemming invoeren".
Het systeem reageert met vragen die
u door een dialoog voor het invoeren
van de benodigde voeren. Zeg als er
een bestemming voor routebegelei‐
ding nodig is bijvoorbeeld "Navigatie" of "Bestemming invoeren".
Let op
Om te voorkomen dat gesprekken in
de auto onbedoeld de systeemfunc‐ ties beïnvloeden, start de stemher‐
kenning pas nadat deze is geacti‐
veerd.
Ondersteunde talen ● Niet alle talen die voor het display
van het Infotainmentsysteem be‐
schikbaar zijn, zijn ook beschik‐
baar voor de spraakherkenning.
● Als de momenteel geselecteerde
displaytaal niet door de spraak‐
herkenning wordt ondersteund, is de spraakherkenning niet be‐
schikbaar.
60SpraakherkenningIn dat geval moet u een andere
taal selecteren voor het display
als u het infotainmentsysteem via
spraakcommando's wilt bedie‐
nen. Taal van display wijzigen, zie "Taal" in het hoofdstuk "Sys‐
teeminstellingen" 3 22.
Adresinvoer voor bestemmingen in
het buitenland
Als u het adres van een bestemming in het buitenland via spraakcomman‐
do's wilt invoeren, moet u de taal van
het infotainmentdisplay in de taal van
het betreffende land wijzigen.
Als het display bijv. momenteel op
Engels is ingesteld en u de naam van
een stad in Frankrijk wilt invoeren, moet u de displaytaal in Frans wijzi‐gen.
Uitzonderingen: Voor het invoeren
van adressen in België kunt u de dis‐
playtaal naar keuze in Frans of Ne‐
derlands wijzigen. Voor het invoeren
van adressen in Zwitserland kunt u de displaytaal naar keuze in Frans, Duits
of Italiaans wijzigen.Taal van display wijzigen, zie "Taal"
in het hoofdstuk "Systeeminstellin‐
gen" 3 22.
Invoervolgorde voor
bestemmingsadressen
De volgorde waarin de delen van een adres met het spraakherkennings‐
systeem moeten worden ingevoerd is
afhankelijk van het land waarin de be‐ stemming ligt.
Het systeem geeft een voorbeeld van
de betreffende invoervolgorde.
Spraakdoorschakel-toepassing
Via de spraakdoorschakel-toepas‐ sing van het Infotainmentsysteem
hebt u toegang tot de spraakherken‐
ningscommando's op uw smart‐
phone. Raadpleeg de gebruiksaan‐
wijzing van uw smartphone om na te
gaan of uw smartphone deze functie
ondersteunt.Gebruik
Geïntegreerde spraakherkenning
Spraakherkenning activeren Let op
Tijdens een actief telefoongesprek is
spraakherkenning niet beschikbaar.
Druk op w rechts op het stuurwiel.
Het geluid van het audiosysteem
wordt onderdrukt, w op het display
wordt gemarkeerd en een gesproken
bericht vraagt u om een commando uit te spreken.
Zodra de spraakherkenning gereed is voor gesproken commando's, klinkt
er een pieptoon.
U kunt nu een spraakcommando ge‐
ven om een systeemfunctie direct te
starten (bijv. een voorkeuzezender
afspelen) of om een dialoogreeks te
starten met een aantal dialoogstap‐
pen (bijv. het invoeren van een be‐
stemmingsadres); zie "Bediening via
spraakcommando's" verderop.
86InleidingInleidingAlgemene aanwijzingen...............86
Antidiefstalfunctie ......................... 87
Overzicht bedieningselementen ..88
Gebruik ........................................ 91
Basisbediening ............................ 92
Geluidsinstellingen ......................94
Volume-instellingen .....................95Algemene aanwijzingen
Het infotainmentsysteem biedt u eer‐
steklas infotainment voor in uw auto.
De radio is voor de frequentieberei‐
ken AM, FM en DAB voorzien van
twaalf automatisch in te stellen voor‐ keurzenders. Bovendien kunnen er
nog diverse voorkeurzenders hand‐
matig worden ingesteld (ongeacht
frequentiebereik).
Met de ingebouwde audiospeler kunt
u genieten van audio- en mp3/
wma-cd's.
U kunt ook externe gegevensopslag‐ apparaten, zoals een iPod, MP3-spe‐
ler of USB-stick of een draagbare cd-
speler als externe audiobron op het
Infotainmentsysteem aansluiten.
De digitale soundprocessor biedt u di‐ verse vooraf ingestelde klankinstellin‐
gen, waarmee u het geluid kunt opti‐
maliseren.
Als optie kan het Infotainmentsys‐
teem worden gebruikt met de bedie‐ ningselementen op het stuurwiel of
via het spraakherkenningssysteem.Het Infotainmentsysteem kan ook
worden uitgerust met een mobielete‐
lefoonportal.
Door het goeddoordachte design van de bedieningselementen, de heldere
displays en de grote multifunctionele
knop kunt u het systeem gemakkelijk
en intuïtief bedienen.
Let op
Deze handleiding beschrijft alle voor
de diverse Infotainmentsystemen beschikbare opties en functies. Be‐
paalde beschrijvingen, zoals die voor display- en menufuncties, gel‐
den vanwege de modelvariant,
landspecifieke uitvoeringen, speci‐
ale uitrusting en toebehoren wellicht niet voor uw auto.
Belangrijke informatie over de
bediening en de
verkeersveiligheid9 Waarschuwing
Het Infotainmentsysteem moet
worden gebruikt zodat er te allen
tijde veilig met de auto kan worden
Inleiding913w
Volume verhogen ..................91
4 ─
Volume verlagen ...................91
5 xn
Kort drukken: gesprek
beëindigen/weigeren ...........120
of oproeplijst sluiten ............120
of geluidsonderdrukking
activeren/deactiveren ............91
of spraakherkenning
uitschakelen ........................ 109Gebruik
Bedieningselementen
Het Infotainmentsysteem wordt be‐
diend met behulp van functietoetsen,
multifunctieknoppen en op het display weergegeven menu's.
Invoer kan naar keuze plaatsvinden via:
● de centrale bedieningseenheid op het instrumentenpaneel 3 88
● bedieningsknoppen op het stuur 3 88
● het spraakherkenningssysteem 3 109
Het Infotainmentsysteem in- of
uitschakelen
Druk kortstondig op X. Na het inscha‐
kelen is de laatst geselecteerde Info‐
tainmentbron actief.
Automatisch uitschakelen
Als het Infotainmentsysteem is inge‐
schakeld met X terwijl het contact is
uitgeschakeld, schakelt het na 10 minuten automatisch weer uit.Volume instellen
Draai X. De actuele instelling ver‐
schijnt op het display.
Bij het inschakelen van het Infotain‐
mentsysteem wordt automatisch het
laatst geselecteerde volume inge‐
steld mits dit het maximale inschakel‐
volume niet overschrijdt.
Het volgende kan afzonderlijk worden ingesteld:
● het maximale inschakelvolume 3 95
● het volume voor verkeersberich‐ ten 3 95
Voor snelheid gecompenseerd
volume
Is de automatische volumeregeling geactiveerd 3 95 wordt het volume
tijdens het rijden automatisch aange‐
past voor het compenseren van weg- en windgeluiden.
Mute
Druk op PHONE (wanneer de tele‐
foonportal beschikbaar is: enkele se‐ conden indrukken) om het geluid van
audiobronnen te onderdrukken.