Page 203 of 271

Verzorging van de auto201
U kunt een AGM-accu herkennen aan
het label op de accu. Wij bevelen het
gebruik aan van een originele Opel
accu.
Let op
Als u een andere AGM-accu ge‐
bruikt dan de originele Opel accu is
het mogelijk dat het Stop/Start-sys‐
teem slechter presteert.
Het wordt geadviseerd de accu door
een werkplaats te laten vervangen.
Stop-startsysteem 3 143.
Accu opladen9 Waarschuwing
Bij auto's met een stop-startsys‐
teem moet u ervoor zorgen dat het oplaadvermogen geen 14,6 volt
overschrijdt wanneer u een accu-
oplader gebruikt. Anders kan de
accu beschadigd raken.
Starthulp gebruiken 3 232.
Waarschuwingssticker
Betekenis van de symbolen: ● Geen vonken, open vuur en niet roken.
● Altijd een veiligheidsbril dragen. Explosieve gassen kunnen aan‐
leiding geven tot blindheid of let‐
sel.
● Houd de accu buiten het bereik van kinderen.
● De accu bevat zwavelzuur dat blindheid of ernstige brandwon‐
den kan veroorzaken.
● Zie de gebruikershandleiding voor meer informatie.
● Er kan explosief gas aanwezig zijn in de buurt van de accu.
Page 214 of 271

212Verzorging van de autoNr.Stroomkring19Elektrische ruitbediening voorin20Elektrische ruitbediening
achterin21Centrale elektrische eenheid,
achter22Grootlicht links (halogeen)23Koplampsproeiers24Rechter dimlicht (xenon)25Linker dimlicht (xenon)26Mistlampen27Verwarming dieselbrandstof28Start-stopsysteem29Elektrische handrem30ABS-pomp31–32Airbag33Adaptief rijlicht (AFL), automati‐
sche verlichting34Uitlaatgasrecirculatie35Elektrisch bediende ruiten,
regensensor, buitenspiegelNr.Stroomkring36Verwarming en ventilatie37–38Vacuümpomp39Regelmodule brandstofsysteem40Wis-/wasinstallatie voor41Grootlicht rechts (halogeen)42Koelventilator43Voorruitwissers44–45Koelventilator46–47Claxon48Koelventilator49Brandstofpomp50Koplamphoogteregeling, adap‐
tief rijlicht (AFL)51–52Hulpverwarming, dieselmotorNr.Stroomkring53Transmissieregelmodule,
motorregelmodule54Vacuümpomp, instrumenten‐
groep, verwarming, ventilatie en
airco
Klik na het vervangen van doorge‐
brande zekeringen het deksel van de
zekeringenkast weer vast.
Wanneer u de klep van de zekering‐
houder niet goed sluit, kunnen er sto‐
ringen optreden.
Page 222 of 271

220Verzorging van de autoachterwiel rechterzijde en achterwiel
linkerzijde. De richtingaanwijzer in de huidige actieve stand wordt verlicht
totdat de sensor is gekoppeld.
Raadpleeg uw werkplaats voor on‐
derhoud of voor het aanschaffen van
een inleergereedschap. U hebt twee
minuten voor het koppelen van de po‐
sitie van het eerste wiel en vijf minu‐
ten voor het koppelen van de positie
van alle vier de wielen. Bij het over‐
schrijden van deze tijd stopt het kop‐
pelen en moet u opnieuw beginnen.
De koppelingsprocedure voor de ban‐ denspanningssensoren is als volgt:
1. Trek de handrem aan.
2. Schakel het contact in.
3. Op auto's met automatische ver‐ snellingsbak: zet de keuzehendel
in P.
Bij auto's met handgeschakelde
versnellingsbak: selecteer Neu‐
traalstand.
4. Gebruik MENU op de richtingaan‐
wijzerhendel om Informatiemenu
voertuig op het Driver Information
Center te selecteren.5. Draai het stelwieltje om naar het bandenspanningsmenu te schui‐
ven.
6. Druk op SET/CLR om het koppe‐
len van de sensoren te starten. Er
moet een bericht met een vraag
om acceptatie van het proces ver‐ schijnen.
7. Druk nogmaals op SET/CLR om
de selectie te bevestigen. De cla‐
xon piept twee keer om aan te ge‐
ven dat de ontvanger in de inleer‐ modus staat.
8. Begin met de voorwiel aan de lin‐ kerzijde.
9. Zet de inleertool bij het ventiel te‐ gen de wang van de band. Druk
daarna op de toets om de ban‐
denspanningssensor te activeren. De claxon piept ter bevestiging
dat de sensoridentificatiecode
aan de positie van dit wiel is ge‐
koppeld.
10. Ga verder met het voorwiel rechts
en herhaal de procedure zoals be‐
schreven in stap 9.11. Ga verder met het achterwiel rechts en herhaal de procedure
zoals beschreven in stap 9.
12. Ga verder met het achterwiel links
en herhaal de procedure zoals be‐
schreven in stap 9. De claxon
klinkt twee keer ter aanduiding dat de sensoridentificatiecode aan de
linkerachterband is gekoppeld en
dat de procedure voor het koppe‐
len van de bandenspanningssen‐
soren afgesloten is.
13. Schakel het contact uit.
14. Breng alle vier banden op de aan‐
bevolen bandenspanning zoals
aangegeven op het etiket ban‐
denspanningsinformatie.
15. Zorg dat de bandenlaadstatus volgens de geselecteerde span‐
ning is ingesteld 3 98.
Bandenspanning
De bandenspanning minstens om de 14 dagen en vóór elke lange rit bij
koude banden controleren. Het reser‐ vewiel niet vergeten. Dit geldt ook
voor auto's met een bandenspan‐ ningscontrolesysteem.
Page 269 of 271

267QQuickheat ................................... 136
R
Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 262
Regelbare instrumentenverlichting ...........126
Registreren van autogegevens en privacy ................................ 261
Remassistentie .......................... 157
Rem- en koppelingssysteem .......93
Rem- en koppelingsvloeistof ......241
Remmen ............................ 155, 199
Remvloeistof .............................. 200
Reparatie ongevalschade ...........257
Reservewiel ............................... 229
Richtingaanwijzer ........................91
Richtingaanwijzers ..................... 124
Richtingaanwijzers vooraan ......205
Roetfilter ............................... 95, 146
Rugleuning neerklappen .............51
Ruiten ........................................... 31
Rijgedrag en aanhangertips ......188
Rijhoogte .................................... 140
Rijregelsystemen ........................158
Rijverlichting .......................... 12, 96
S Selectieve katalysatorreductie ....147
Service ............................... 138, 240Service-display ............................ 88
Service-informatie ...................... 240
Sjorogen ...................................... 77
Slepen ................................ 188, 234
Sleutel, opgeslagen instellingen ...22
Sleutels ........................................ 20
Sleutels, sloten ............................. 20
Sneeuwkettingen .......................223
Snelheidsbegrenzer ...................163
Snelheidsmeter ............................ 86 Softtop ......................................... 35
Spiegelverstelling ..........................8
Sproeiervloeistof ........................199
Startbeveiliging ......................29, 96
Starten en bedienen ...................141
Starthulp gebruiken ...................232
Stoelpositie .................................. 48
Stoelventilatie ............................... 55
Stoelverstelling .............................. 7
Stoelverwarming ........................... 55
Stop/Start-systeem .....................143
Storing ....................................... 153
Storing elektrische handrem .........93
Storingsindicatielamp ..................92
Stroomonderbreking ..................153
Sturen ......................................... 140
Stuurbedieningsknoppen .............80
Stuurbekrachtiging........................ 94
Stuurwiel instellen .......................... 9Stuurwielverstelling ...................... 80
Symbolen ....................................... 4
T
Tanken ....................................... 185
Te laag brandstofpeil ...................96
Toerenteller ................................. 87
Top-Tether-bevestigingsogen ......70
Traction Control .........................158
Traction Control-systeem UIT....... 95 Trekhaak............................. 188, 190
Trekstang.................................... 188
Typeplaatje ................................ 243
U Uitlaatgassen ............................. 146
Uitrol-brandstofafsluiter .............142
Uitstapverlichting .......................127
Uw autogegevens ..........................3
V Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 222
Vaste luchtroosters ....................137
Veiligheidsgordel ...........................8
Veiligheidsgordels .......................56
Velgen en banden .....................216
Ventilatie ............................... 55, 129
Verbanddoos ............................... 77
Vergrendelingssysteem ...............27
Verkeersbordherkenning ............179