Telefoon129
Voer de pincode van de sim van de
mobiele telefoon in. De mobiele tele‐
foon wordt gekoppeld aan de tele‐
foonportal. Diensten van de mobiele
netwerkprovider kunnen worden ge‐ bruikt via de telefoonportal.
Op apparatenlijst opgeslagen
mobiele telefoon aansluiten
Kies de gewenste mobiele telefoon
en selecteer vervolgens Selecteren in
het weergegeven menu.
Zodra de telefoonportal de mobiele
telefoon heeft herkend, kan het tot
stand komen van de verbinding wor‐
den bevestigd.
De mobiele telefoon kan via de tele‐
foonportal worden bediend.
Mobiele telefoon van
apparatenlijst verwijderen
Selecteer de gewenste mobiele tele‐
foon in de apparatenlijst. Selecteer
Wissen in het getoonde menu en be‐
vestig de boodschap die verschijnt.
Een verbonden telefoon instellen
Verschillende instellingen van de mo‐
biele telefoon kunnen in het Telefoon‐
instellingen -menu worden geconfigu‐
reerd, wanneer de telefoon via SAP is aangesloten.
Beltoon aanpassen
Ga als volgt te werk om het type bel‐
toon aan te passen:
Druk op CONFIG .
Selecteer Telefooninstellingen en
vervolgens Beltoon.
Selecteer de gewenste optie.
Ga als volgt te werk om het volume
van de beltoon aan te passen:
Als de telefoon overgaat, draait u m
van het Infotainmentsysteem of drukt
u op w of ‒ op het stuurwiel.
Telefoon1319Waarschuwing
Denk eraan dat u met uw mobiele
telefoon kunt bellen en ontvangen indien u zich in een gebied bevindt
met een voldoende sterk signaal.
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen nooddiensten niet op alle
mobiele telefoonnetwerken wor‐
den gebeld; mogelijkerwijs kun‐
nen deze oproepen niet gedaan
worden wanneer bepaalde net‐
werkdiensten en/of telefoonfunc‐
ties actief zijn. U kunt hierover uw lokale netwerkexploitant raadple‐
gen.
Het alarmnummer kan per land en regio variëren. Wij raden u aan het juiste alarmnummer voor de rele‐
vante regio van tevoren op te vra‐
gen.
Een noodoproep doen
Vorm het noodnummer (bijv. 112).
De telefoonverbinding met de alarm‐
centrale wordt tot stand gebracht.
Antwoord als het dienstdoende per‐
soneel u vragen stelt over het nood‐
geval.9 Waarschuwing
Beëindig het gesprek pas als de
alarmcentrale u daarom vraagt.
Bediening
Inleiding
Zodra er een Bluetooth-verbinding
tussen uw mobiele telefoon en het in‐
fotainmentsysteem tot stand is ge‐
bracht, kunt u tal van functies van uw mobiele telefoon ook via het infotain‐
mentsysteem bedienen.
U kunt via het infotainmentsysteem
bijv. een verbinding tot stand brengen
met de telefoonnummers die in uw
mobiele telefoon zijn opgeslagen of
telefoonnummers wijzigen.
Let op
In de handsfree-modus is bediening
van de mobiele telefoon nog steeds
mogelijk, bijv. een gesprek beant‐
woorden of het volume regelen.
Na het tot stand brengen van een ver‐
binding tussen de mobiele telefoon
en het Infotainmentsysteem worden
de gegevens van de mobiele telefoon naar het Infotainmentsysteem ver‐
stuurd. Afhankelijk van het model te‐
lefoon kan dit enige tijd duren. Tijdens
de gegevensoverdracht is het bedie‐
nen van de mobiele telefoon via het
Infotainmentsysteem slechts beperkt mogelijk.
Niet elke telefoon ondersteunt alle
functies van het telefoonportaal. Zo‐
doende is het mogelijk dat de functi‐ onaliteit die bij deze specifieke tele‐
foons staat beschreven, afwijkt.
Volume van de handsfree-
installatie instellen
Draai m op het Infotainmentsysteem
of druk op w of ‒ op het stuurwiel.
Telefoon133
Let op
Telefoonboekvermeldingen worden
bij de overdracht vanuit de mobiele
telefoon overgezet. De presentatie en volgorde van de telefoonboekver‐
meldingen kunnen op het display
van het Infotainmentsysteem en op
het display van de mobiele telefoon
verschillend zijn.
Na het maken van de voorselectie:
selecteer het gewenste item in het te‐ lefoonboek om de nummers te tonen
die hieronder zijn opgeslagen.
Selecteer het gewenste nummer om
het bellen te starten.
Gesprekkenlijsten
Via het menu Gesprekslijsten kan de
gebruiker binnenkomende, uitgaande
en gemiste gesprekken bekijken en
de relevante nummers draaien. Om
het bellen te starten: selecteer de ge‐ wenste gesprekkenlijst, een item in
de desbetreffende gesprekkenlijst en
ten slotte het gewenste telefoonnum‐
mer.
Berichtfuncties
Wanneer de mobiele telefoon is ge‐
koppeld met behulp van de SAP-
methode, kan de gebruiker berichten
bekijken, opstellen en verzenden via
het telefoonportaal. In dit menu kun‐
nen de berichten ook worden verwij‐
derd.
De ontvangen berichten bekijken: se‐
lecteer Inbox.
De verzonden berichten bekijken: se‐ lecteer Outbox.
Een bericht opstellen: selecteer
Nieuw bericht schrijven .
136TrefwoordenlijstAAlgemene aanwijzingen....... 86, 112, 116, 117, 125
Algemene informatie................... 119
Antidiefstalfunctie ........................87
Autostore-lijsten .......................... 103
B
BACK-toets ................................... 95
Basisbediening ............................. 95
Bediening.................................... 131
Bluetooth .................................... 125
Bluetooth-verbinding ..................126
C Cd afspelen starten ....................113
CD-speler activeren.................................. 113
belangrijke informatie ..............112
gebruik .................................... 113
CD-speler activeren ....................113
CD-speler gebruiken................... 113
D DAB ............................................ 109
DAB configureren .......................109
De AUX-ingang gebruiken ..........116
De radio gebruiken .....................102
De radio inschakelen ..................102
De USB-poort gebruiken ............117
Digital Audio Broadcasting .........109E
Enhanced Other Networks .........107
EON ............................................ 107
F Favorietenlijst ............................. 104
Frequentiebereikmenu's .............104
Frequentiebereik selecteren .......102
G Gebruik ................. 94, 102, 113, 116
Geluidsinstellingen .......................99
H
Handsfree-modus .......................126
Het Infotainmentsysteem in- of uitschakelen .............................. 94
I
Infotainment-systeem automatische aanpassing vanhet volume............................... 101
maximaal opstartvolume .........101
tooninstellingen ......................... 99
volume voor verkeersberichten 101
volume: instellingen ................101
Infotainmentsysteem gebruiken ...94
M
Menubediening ............................. 95
Mobiele telefoons en CB-zendapparatuur .................134
140InleidingInleidingAlgemene aanwijzingen.............140
Antidiefstalfunctie ......................141
Overzicht bedieningselementen 142
Gebruik ...................................... 145
Basisbediening .......................... 146
Geluidsinstellingen ....................149
Volume-instellingen ...................150Algemene aanwijzingen
Het infotainmentsysteem biedt u eer‐
steklas infotainment voor in uw auto.
Met de FM-, AM- of DAB-radiofunc‐
ties kunt u maximaal 36 zenders op
zes favorietenpagina's opslaan.
Met de ingebouwde audiospeler kunt u genieten van audio- en mp3/
wma-cd's.
U kunt externe gegevensopslagappa‐ raten als andere audiobronnen op het
Infotainmentsysteem aansluiten,
bijv. iPod, mp3-speler, USB-stick of
een draagbare cd-speler; via een ka‐
bel of via Bluetooth.
Ook is het Infotainmentsysteem uit‐
gevoerd met een telefoonportal waar‐ mee u uw mobiele telefoon comforta‐
bel en veilig in de auto kunt gebrui‐
ken.
Daarnaast kan het infotainmentsys‐
teem worden bediend met behulp van de bedieningstoetsen op het stuur‐
wiel.
Door het goeddoordachte design van
de bedieningselementen en de hel‐
dere displays kunt u het systeem ge‐ makkelijk en intuïtief bedienen.Let op
Deze handleiding beschrijft alle voor
de diverse Infotainmentsystemen
beschikbare opties en functies. Be‐
paalde beschrijvingen, zoals die
voor display- en menufuncties, gel‐
den vanwege de modelvariant,
landspecifieke uitvoeringen, speci‐
ale uitrusting en toebehoren wellicht niet voor uw auto.
Belangrijke informatie over de bediening en de
verkeersveiligheid9 Waarschuwing
Het Infotainmentsysteem moet
worden gebruikt zodat er te allen
tijde veilig met de auto kan worden gereden. Zet bij twijfel de auto aan de kant en bedien het Infotain‐
mentsysteem terwijl u stilstaat.
Inleiding141Radio-ontvangst
Tijdens de radio-ontvangst kan gesis,
geruis, signaalvervorming of signaal‐
uitval optreden door:
● wijzigingen in de afstand tot de zender
● ontvangst van meerdere signa‐ len tegelijk door reflecties
● obstakels
Antidiefstalfunctie
Het Infotainmentsysteem is voorzien
van een elektronisch beveiligingssys‐ teem dat het systeem tegen diefstalbeveiligt.
De beveiliging houdt in dat het Info‐
tainmentsysteem alleen in uw auto
werkt en daarom voor een eventuele
dief waardeloos is.
Inleiding1431 RADIO................................. 151
Radio inschakelen of van
frequentiebereik wisselen ...151
2 CD ....................................... 163
Cd/mp3/wma-weergave
starten ................................. 163
3 Achteruit zoeken .................151
Radio: achteruit zoeken ......151
Cd/mp3/wma: informatie
achteruit overslaan .............161
4 Radiozendertoetsen 1...6 ....152
Lang drukken: station
opslaan ............................... 152
Kort drukken: station
selecteren ........................... 152
5 m......................................... 145
Indrukken: uit- en
inschakelen ........................ 145
Infotainment-systeem ......... 145
Draaien: volume
aanpassen .......................... 1456Vooruit zoeken ....................151
Radio: vooruit zoeken .........151
Cd/mp3/wma: nummer
vooruit overslaan ................161
7 AS 1/2 ................................. 152
Automatische
geheugenniveaus
(voorkeuzezenders) ............152
Kort indrukken: autostore-
lijst selecteren .....................152
Lang indrukken: zenders
automatisch opslaan ...........152
8 FAV 1/2/3 ............................ 152
Favorietenlijst
(voorkeuzezenders) ............152
9 TP ....................................... 156
Activeren of deactiveren
verkeersberichten ...............156
Als het infotainment‐
systeem uitgeschakeld is:
weergave van tijd en datum 156
10 Cd uitwerpen ....................... 16111 CONFIG.............................. 150
Instellingenmenu openen ....150
12 INFO ................................... 142
Radio: informatie over de
momenteel afspelende
zender ................................. 151
CD/MP3/WMA: informatie
over de momenteel
geplaatste cd ...................... 161
13 Multifunctionele toets ..........146
Draaien: menu-opties
markeren of numerieke
waarden instellen ...............146
Indrukken: de
gemarkeerde optie
selecteren/inschakelen;
ingestelde waarde
bevestigen; functie uit-/
inschakelen ......................... 146
14 Cd-sleuf ............................... 161
15 BACK .................................. 146
Menu: een niveau terug ......146
Invoer: laatste teken of
complete invoer wissen ......146
Inleiding1455xn
Kort indrukken: gesprek
beëindigen/weigeren ...........173
of gesprekslijst sluiten .........173
of mute in-/uitschakelen ......145Gebruik
Bedieningselementen
Het Infotainmentsysteem wordt be‐
diend met behulp van functietoetsen,
een multifunctionele knop en menu's
op het display.
Invoer kan naar keuze plaatsvinden via:
● het bedieningspaneel op het In‐ fotainmentsysteem 3 142
● audioknoppen op het stuurwiel 3 142
Het Infotainmentsysteem in- of
uitschakelen
Druk kortstondig op X. Na het inscha‐
kelen wordt de laatst geselecteerde
Infotainmentbron actief.
Druk opnieuw op X om het systeem
uit te schakelen.
Automatisch uitschakelen
Wanneer u het Infotainmentsysteem,
terwijl het contact uitgeschakeld is,
met behulp van X inschakelt, danwordt het 10 minuten na de laatste in‐
voer automatisch weer uitgescha‐
keld.
Volume instellen Draai m. De actuele instelling ver‐
schijnt op het display.
Bij het inschakelen van het Infotain‐
mentsysteem wordt automatisch het
laatst geselecteerde volume inge‐
steld mits deze instelling het maxi‐
male volume bij het starten niet over‐ schrijdt (zie onderstaand).
U kunt het volgende afzonderlijk in‐
voeren:
● het maximale inschakelvolume 3 150
● het volume van verkeersberich‐ ten 3 150
Voor snelheid gecompenseerd
volume
Na inschakelen van het voor snelheid gecompenseerd volume 3 150 wordt
het volume automatisch zodanig aan‐
gepast dat u geen geluid van het weg‐
dek of van de rijwind hoort.