Cd-speler71Cd-spelerAlgemene aanwijzingen...............71
Gebruik ........................................ 72Algemene aanwijzingen
De cd-speler van het infotainment‐
systeem kan audio-cd's en mp3/
wma-cd's afspelen.
OpmerkingenVoorzichtig
Plaats in geen geval single-cd's
met een diameter van 8 cm of spe‐ ciaal vormgegeven cd's in de au‐
diospeler.
Plak nooit stickers op uw cd's. De
cd's kunnen in de speler vast blij‐
ven zitten en deze ernstig bescha‐
digen. Een vervanging van uw toe‐ stel is dan noodzakelijk.
● De volgende CD-formaten kun‐ nen worden gebruikt:
CD-ROM Mode 1 en Mode 2.
CD-ROM XA Mode 2, Form 1 en
Form 2.
● De volgende bestandsformaten kunnen worden gebruikt:
ISO 9660 Level 1, Level 2, Ro‐
meo, Joliet.
Het is mogelijk dat MP3- en
WMA-bestanden die in een an‐
der formaat zijn geschreven dan
hierboven vermeld niet correct
worden afgespeeld en dat hun
bestands- en mapnamen niet
correct worden weergegeven.
● Audio-cd's met kopieerbeveili‐ ging die niet voldoen aan de au‐
dio-cd-standaard, worden moge‐
lijk niet correct of zelfs helemaal
niet afgespeeld.
● Zelfgebrande cd-r's en cd-rw's zijn kwetsbaarder dan voorbe‐
speelde cd's. Ga op een correcte manier met de cd's om. Dit geldt
vooral voor zelfgebrande cd-r's
en cd-rw's (zie hieronder).
● Zelfgebrande cd-r's en cd-rw's worden mogelijk niet correct ofzelfs helemaal niet afgespeeld. In
dergelijke gevallen is er dus niets mis met de apparatuur.
● Bij Mixed-Mode-CD’s (waarop audiotracks en gecomprimeerde
bestanden, bijv. MP3) kunnen
audiotrackgedeelte en de ge‐
comprimeerde bestanden sepa‐ raat worden afgespeeld.
USB-poort75USB-poortAlgemene aanwijzingen...............75
Opgeslagen audiobestanden
afspelen ....................................... 76Algemene aanwijzingen
In de middenconsole onder de knop‐
pen voor de klimaatregeling bevindt
zich een USB-aansluiting voor het
aansluiten van externe audiogege‐
vensbronnen.
Let op
Deze poort moet u altijd schoon- en
drooghouden.
Op de USB-poort kunt u een mp3-
speler, USB-drive, SD Card (via USB-
aansluiting/adapter) of iPod aanslui‐
ten.
Na het aansluiten op de USB-poort
kunnen diverse functies van de bo‐
venstaande apparaten worden be‐
diend via de bedieningsorganen en
menu's van het infotainmentsysteem.
Let op
Niet alle modellen mp3-spelers, USB-drives, SD Cards of iPods wor‐ den ondersteund door het infotain‐
mentsysteem.Opmerkingen
● De op de USB-poort aangesloten
externe apparaten moeten vol‐
doen aan de USB Mass Storage
Class-specificatie (USB MSC).
● Via USB aangesloten apparaten worden ondersteund volgens
USB-specificatie V 2,0. Maxi‐
maal ondersteunde snelheid:
12 Mbit/s.
● Alleen apparaten met een FAT16/FAT32-bestandssysteem
worden ondersteund.
● Vaste-schijfstations (HDD) wor‐ den niet ondersteund.
● USB-hubs worden niet onder‐ steund.
● De volgende bestandsformaten kunnen worden gebruikt:
ISO9660 Level 1, Level 2, Ro‐
meo, Joliet
Het is mogelijk dat MP3- en
WMA-bestanden die in een an‐
der formaat zijn geschreven dan
hierboven vermeld niet correct
worden afgespeeld en dat hun
76USB-poortbestands- en mapnamen niet
correct worden weergegeven.
● De volgende beperkingen zijn van toepassing op de bestanden
die op het externe apparaat zijn
opgeslagen:
Bit rate: 8 kbit/s - 320 kbit/s
Samplingfrequentie: 48 kHz,
44,1 kHz, 32 kHz (voor mpeg-1)
en 24 kHz, 22,05 kHz, 16kHz
(voor mpeg-2)
● Voor de gegevens op externe ap‐
paraten die zijn aangesloten op
de USB-poort gelden de vol‐
gende beperkingen:
Aantal tracks: max. 999
Aantal tracks per mapniveau:
max. 512
Diepte mappenstructuur: max.
10 niveaus
Wma-bestanden met Digital
Rights Management (DRM) van online-muziekwinkels kunnenniet worden afgespeeld.
WMA-bestanden kunnen alleen
goed worden afgespeeld als
deze met Windows Media Player,minimaal versie 9, zijn aange‐
maakt.
Toepasbare afspeellijstexten‐ sies: .m3u, .pls, .wpl
De afspeellijstitems moeten als
relatieve paden zijn opgemaakt.
Het systeemkenmerk voor map‐
pen/bestanden dat audiogege‐
vens bevat, mag niet ingesteld
zijn.
Opgeslagen audiobestanden afspelen
Druk één of meerdere malen op
MEDIA om de modus Mp3 of iPod te
activeren.
Het afspelen van audiogegevens die
op het toestel zijn opgeslagen, wordt
automatisch gestart.
MP3:iPod:
Toestelspecifiek menu gebruiken
Druk op MENU-TUNE om naar het
menu van het momenteel verbonden apparaat te gaan.
Tracks shuffelen
Alle tracks in willekeurige volgorde af‐ spelen: stel deze functie in op Aan.
Let op
Bij het activeren van deze functie
verschijnt 2 in het betreffende
hoofdmenu.
Telefoon83Selecteer Telefooninstellingen en
vervolgens Apparatenlijst . Er ver‐
schijnt een lijst met alle Bluetooth-ap‐
paraten die momenteel aan het info‐
tainmentsysteem gekoppeld zijn.
Let op
Het momenteel met het Infotain‐
mentsysteem verbonden Bluetooth-
toestel wordt aangeduid met 9.
Kies het gewenste apparaat. Er ver‐
schijnt een submenu.
Als het apparaat aangesloten is, moet
het eerst worden ontkoppeld (zie hier‐
boven).
Selecteer de submenuoptie Wissen
om het apparaat te verwijderen.
Fabriekswaarden terugzetten
De telefooninstellingen, bijv. de ap‐
paratenlijst, de Bluetooth-code en het belgeluid, kunnen worden teruggezet op de fabrieksinstellingen.
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen. Selecteer
Telefooninstellingen en vervolgens
Fabrieksinstellingen herstellen .In het submenu wordt u een vraag
gesteld. Selecteer Ja om alle waar‐
den op de fabriekswaarden terug te
zetten.
Noodoproep9 Waarschuwing
Het tot stand brengen van de ver‐
binding kan niet onder alle om‐
standigheden worden gegaran‐
deerd. Vertrouw daarom niet al‐
leen op een mobiele telefoon bij
gesprekken van levensbelang
(bijv. bij het inroepen van medi‐
sche hulp).
Voor sommige netwerken kan het
noodzakelijk zijn dat er op de juiste manier een geldige simkaart in de
mobiele telefoon is aangebracht.
9 Waarschuwing
Denk eraan dat u met uw mobiele
telefoon kunt bellen en ontvangen indien u zich in een gebied bevindt
met een voldoende sterk signaal.
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen nooddiensten niet op alle
mobiele telefoonnetwerken wor‐
den gebeld; mogelijkerwijs kun‐
nen deze oproepen niet gedaan
worden wanneer bepaalde net‐
werkdiensten en/of telefoonfunc‐
ties actief zijn. U kunt hierover uw lokale netwerkexploitant raadple‐
gen.
Het alarmnummer kan per land en regio variëren. Wij raden u aan het juiste alarmnummer voor de rele‐
vante regio van tevoren op te vra‐
gen.
Een noodoproep doen
Vorm het noodnummer (bijv. 112).
De telefoonverbinding met de alarm‐
centrale wordt tot stand gebracht.
Antwoord als het dienstdoende per‐
soneel u vragen stelt over het nood‐
geval.
84Telefoon9Waarschuwing
Beëindig het gesprek pas als de
alarmcentrale u daarom vraagt.
Bediening
Zodra er een Bluetooth-verbinding
tussen uw mobiele telefoon en het In‐ fotainmentsysteem tot stand is ge‐
bracht, kunt u tal van functies van uw
mobiele telefoon ook via het Infotain‐
mentsysteem bedienen.
U kunt via het infotainmentsysteem
bijv. een verbinding tot stand brengen
met de telefoonnummers die in uw
mobiele telefoon zijn opgeslagen of
telefoonnummers wijzigen.
Let op
In de handsfree-modus is bediening
van de mobiele telefoon nog steeds
mogelijk, bijv. een gesprek beant‐
woorden of het volume regelen.
Na het tot stand brengen van een ver‐
binding tussen de mobiele telefoon
en het Infotainmentsysteem worden
er gegevens van de mobiele telefoon naar het Infotainmentsysteem ver‐stuurd. Afhankelijk van het model te‐
lefoon kan dit enkele minuten duren.
Tijdens deze periode is het bedienen van de mobiele telefoon via het Info‐
tainmentsysteem slechts beperkt mo‐
gelijk.
Let op
Niet elke mobiele telefoon onder‐
steunt alle functies van de telefoon‐
portal. Zodoende is het mogelijk dat
de functionaliteit die bij deze speci‐ fieke mobiele telefoons staat be‐
schreven, afwijkt.
Voorwaarden
Voor de handsfreemodus van het in‐
fotainmentsysteem moet aan de vol‐
gende voorwaarden zijn voldaan:
● De Bluetooth-functie van het in‐ fotainmentsysteem moet geacti‐
veerd zijn 3 81.
● De Bluetooth-functie van de mo‐ biele telefoon moet geactiveerd
zijn (zie gebruiksaanwijzing van het apparaat).● De mobiele telefoon moet op "zichtbaar" staan (zie gebruiks‐
aanwijzing van het apparaat).
● De mobiele telefoon moet aan het infotainmentsysteem gekop‐
peld zijn 3 81.
Handsfreemodus activeren
Druk op y / @ op het bedieningspa‐
neel van het Infotainmentsysteem. Het hoofdmenu van de telefoon ver‐
schijnt.
Let op
Als er geen mobiele telefoon met het
Infotainmentsysteem verbonden is,
verschijnt Geen telefoon
beschikbaar . Voor een gedetail‐
leerde beschrijving van het tot stand brengen van een Bluetooth-verbin‐
ding 3 81.
Telefoon85Veel functies van de mobiele telefoon
kunnen nu worden bediend via het
hoofdmenu van de telefoon (en bijbe‐
horende submenu's) en via de tele‐
foonspecifieke knoppen op het stuur‐ wiel.
Telefoongesprek initiëren
Handmatig een nummer invoeren
Druk in het telefoonhoofdmenu op
MENU-TUNE om Menu telefoon te
openen.
Selecteer de submenuoptie Nummer
invoeren . Het volgende scherm ver‐
schijnt.
Voer het gewenste nummer in en se‐ lecteer y op het display om het kie‐
zen te starten.
Let op
Voor het openen van het scherm
Zoeken van het telefoonboek selec‐
teert u 4.
Het telefoonboek gebruiken
Het telefoonboek bevat namen en
nummers van contactpersonen.
Druk in het telefoonhoofdmenu op
MENU-TUNE om Menu telefoon te
openen.
Selecteer de submenuoptie
Telefoonboek . Het volgende scherm
verschijnt.
Net als op een telefoon of mobiele zijn
de letters alfabetisch op het display
gegroepeerd: abc, def , ghi , jkl , mno ,
pqrs , tuv en wxyz .
Selecteer de gewenste groep letters.
Het telefoonboek verschijnt met de
vermeldingen die met één van de let‐
ters in de lettergroep beginnen.
Blader door de lijst en selecteer de
naam van de gewenste vermeldin‐
gen.
Blader door de lijst met telefoonnum‐
mers en selecteer het gewenste num‐ mer. Het systeem kiest het betref‐
fende telefoonnummer.
Sorteervolgorde van telefoonboek
aanpassen
Na het koppelen en verbinden van
een mobiele telefoon met het Infotain‐ mentsysteem, wordt het telefoonboek
van de mobiele telefoon met num‐
mers en namen automatisch naar het
Infotainmentsysteem gedownload.
Het telefoonboek op het Infotainment‐ systeem kan op Voornaam of
Achternaam worden gesorteerd.
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.
Selecteer Telefooninstellingen en
vervolgens Telefoonboek sorteren .
Selecteer de gewenste optie.
Bellijsten gebruiken
Alle inkomende, uitgaande of gemiste
oproepen worden geregistreerd in bij‐
behorende bellijsten.
86TelefoonDruk in het telefoonhoofdmenu op
MENU-TUNE om Menu telefoon te
openen. Selecteer de submenuoptie Gesprekslijsten .
Eventueel kunt u de toets y / @ in‐
drukken.
Het volgende scherm verschijnt.
Selecteer de gewenste bellijst, bijv.
Gemiste oproepen . Er verschijnt een
menu met de bijbehorende bellijst.
Telefoongesprek initiëren: selecteer
de gewenste lijstvermelding. Het sys‐ teem kiest het betreffende telefoon‐
nummer.
Telefoonnummer opnieuw kiezen
Het systeem kan het laatst gekozen
telefoonnummer opnieuw kiezen.
Druk op 7 op het stuurwiel om naar
het menu Opnieuw kiezen te gaan.
Druk op 7 om een telefoonnummer te
gaan kiezen.
Druk op xn op het stuurwiel om het
menu Opnieuw kiezen te verlaten.
Gebruik eventueel de knop
MENU-TUNE om Nee op het display
te selecteren.
Inkomend telefoongesprek
Als er bij een inkomende oproep een audiomodus, bijv. de radio- of cd-mo‐
dus, actief is, wordt het geluid van de
betreffende audiomodus onderdrukt
en blijft dit zo totdat het gesprek wordt beëindigd.
Oproep beantwoorden: selecteer
Aannemen op het display.
Oproep weigeren: selecteer
Weigeren op het display.Tweede inkomende oproep
Als er tijdens een gesprek nog een
oproep binnenkomt, verschijnt er een
bericht.
Tweede oproep beantwoorden en
huidig gesprek beëindigen: selecteer
Aannemen op het display.
Tweede oproep weigeren en huidig
gesprek voortzetten: selecteer
Weigeren op het display.
Beltoon wijzigen
Druk op CONFIG om het menu
Instellingen op te roepen.
Selecteer Telefooninstellingen ,
Geluid & Signalen en vervolgens
Beltoon . Er verschijnt een lijst met alle
beschikbare beltonen.
Selecteer de gewenste beltoon.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van het beltoonvolume 3 61.
Functies tijdens een
telefoongesprek
Tijdens een telefoongesprek ver‐
schijnt het hoofdmenu van de tele‐
foon als volgt.
Telefoon87
Selecteer Menu op het display om
naar het menu Verbonden te gaan.
Selecteer Ophangen op het display
om het gesprek te beëindigen.
Privémodus activeren
Selecteer in het menu Verbonden de
submenuoptie Gesprek via handset
om het gesprek door te schakelen
naar de mobiele telefoon. Het vol‐
gende display verschijnt.
Selecteer Menu op het display en
daarna Gesprek doorschakelen om
het gesprek terug te schakelen naar
het Infotainmentsysteem.
Microfoon deactiveren/activeren
Zet in het menu Verbonden de sub‐
menuoptie Mic dempen op Aan . De
beller kan u niet meer horen.
Microfoon opnieuw activeren: zet de
submenuoptie Mic dempen weer op
Uit .
Mobiele telefoons en CB-zendapparatuur
Montage- en
gebruiksvoorschriften
Bij de montage en het gebruik van
een mobiele telefoon moeten de mo‐
delspecifieke montagehandleiding en de gebruiksvoorschriften van de fa‐
brikant van de telefoon en de hands‐
free-carkit in acht genomen worden.
Anders kan de typegoedkeuring van
de auto vervallen (EU-richtlijn
95/54/EG).Aanbevelingen voor een storingsvrij
gebruik:
● Vakkundig gemonteerde buiten‐ antenne, waardoor de maximale
reikwijdte wordt bereikt.
● Maximaal zendvermogen van 10 watt.
● Installatie van de telefoon op een
daartoe geschikte plek, neem de
relevante opmerking in de Ge‐
bruikershandleiding, hoofdstuk
Airbagsysteem , in aanmerking.
Informatie inwinnen over de voor‐
ziene montageposities voor de bui‐
tenantenne of de toestelhouder en de
mogelijkheden tot het gebruik van
toestellen met een zendvermogen
van meer dan 10 watt.
Het gebruik van een handsfree-carkit
zonder buitenantenne voor mobiele
telefoons type GSM 900/1800/1900
en UMTS is alleen toegestaan, wan‐
neer het maximale zendvermogen
van de mobiele telefoon niet hoger is
dan 2 W bij GSM 900 en niet hoger is
dan 1 W bij de andere types.