WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-5
3
het systeem te controleren. (Zie pagina
3-11.)
WAARSCHUWING
DWA10082
Als het ABS-waarschuwingslampje tij-
dens het rijden gaat branden of knippe-
ren, wordt alleen het conventionele
remsysteem gebruikt. Wees dan voor-
zichtig en zorg dat de wielen tijdens
plotseling remmen niet blokkeren. Als
het waarschuwingslampje tijdens het rij-
den gaat branden of knipperen, vraag
dan zo snel mogelijk een Yamaha dealer
het remsysteem te controleren.Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet met-
een op wanneer u de sleutel naar “ON”
draait of blijft het lampje branden, laat het
elektrisch circuit dan door een Yamaha
dealer controleren.
DAU26879
Controlelampje startblokkering“”
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.
Het elektrisch circuit voor het controle-
lampje kan worden gecontroleerd door de
sleutel naar “ON” te draaien. Het controle-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Licht het controlelampje niet meteen op
wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem. (Zie pagina 3-8 voor uitleg
over de werking van het zelfdiagnosesy-
steem.)
DAUS1944
Multifunctioneel display
WAARSCHUWING
DWA12313
Zet de machine stil voordat u wijzigin-
gen aanbrengt in de instellingen van het
multifunctionele display. Het aanbren-
gen van wijzigingen tijdens het rijden
kan u afleiden en vergroot het risico op
een ongeval.Het multifunctionele display toont de vol-
gende voorzieningen:1. Toerenteller
2. Snelheidsmeter
3. Kilometerteller
4. Ritteller/ritteller brandstofreserve
5. Klok
6. Brandstofniveaumeter
7. “RESET”-toets
8. “SELECT”-toets
U2BDD1D0.book Page 5 Thursday, December 18, 2014 5:15 PM
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-9
3
DAU1234H
StuurschakelaarsLinks
Rechts
DAU12351
Lichtsignaalschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU12401
Dimlichtschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” voor groot-
licht en op “ ” voor dimlicht.
DAU12461
Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de rich-
tingaanwijzers uit te schakelen wordt de
schakelaar ingedrukt nadat hij is terugge-
keerd in de middenstand.
DAU12501
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12661
Noodstopschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op “ ”. Zet deze schakelaar op “ ” om
de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machine om-
slaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU12713
Startknop “ ”
Druk deze knop in om via de startmotor de
motor rond te draaien. Zie pagina 5-1 voor
startinstructies voordat u de motor start.
DAU44712
Het waarschuwingslampje voor motorsto-
ring en het ABS-waarschuwingslampje (al-
leen voor model met ABS) kan gaan
branden als de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid en de startknop wordt ingedrukt. Dit
wijst echter niet op een storing.
DAU12735
Schakelaar alarmverlichting“”
Met de sleutel in de stand “ON” of “ ”
kan deze schakelaar worden gebruikt voor
het inschakelen van de alarmverlichting
(gelijktijdig knipperen van alle richtingaan-
wijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.LET OP
DCA10062
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd als de motor niet
draait omdat hierdoor de accu kan ont-
laden.
1. Lichtsignaalschakelaar “ ”
2. Dimlichtschakelaar “ / ”
3. Claxonschakelaar “ ”
4. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
5. Schakelaar alarmverlichting “ ”
1. Noodstopschakelaar “ / ”
2. Startknop “ ”U2BDD1D0.book Page 9 Thursday, December 18, 2014 5:15 PM
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-20
3
Met de motor uit:
1. Beweeg de zijstandaard omlaag.
2. De motorstopknop moet in de stand staan.
3. Draai de sleutel naar aan.
4. Schakel de versnellingsbak in de vrijstand.
5. Druk op de startknop.
Start de motor?
Met de motor nog aan:
6. Beweeg de zijstandaard omhoog.
7. Knijp de koppelingshendel in en houd deze vast.
8. Schakel de versnellingsbak in een versnellingsstand.
9. Beweeg de zijstandaard omlaag.
Slaat de motor af?
Als de motor is afgeslagen:
10. Beweeg de zijstandaard omhoog.
11. Knijp de koppelingshendel in en houd deze vast.
12. Druk op de startknop.
Start de motor?
Het systeem is in orde. De motorfiets mag worden gebruikt.De vrijstandschakelaar werkt mogelijk niet goed.
Rijd niet met de motorfiets voordat deze is
nagekeken door een Yamaha dealer.
De zijstandaardschakelaar werkt mogelijk niet goed.
Rijd niet met de motorfiets voordat deze is
nagekeken door een Yamaha dealer.
De koppelingsschakelaar werkt mogelijk niet goed.
Rijd niet met de motorfiets voordat deze is
nagekeken door een Yamaha dealer.
JA NEE JA NEE JA NEE
Als zich een storing voordoet, vraag dan alvorens
te gaan rijden een Yamaha dealer het systeem te
controleren.
WAARSCHUWING
“ ”
U2BDD1D0.book Page 20 Thursday, December 18, 2014 5:15 PM
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-1
5
DAU15952
Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig
door om u vertrouwd te maken met alle be-
dieningselementen. Als u de werking van
een functie of bedieningselement niet be-
grijpt, vraag dan uw Yamaha dealer om uit-
leg.
WAARSCHUWING
DWA10272
Een onvoldoende vertrouwdheid met de
bedieningselementen kan leiden tot ver-
lies van de controle, met mogelijk een
ongeval of letsel tot gevolg.
DAU48021
OPMERKINGDit model is uitgerust met een hellings-
hoeksensor, waarbij de motor afslaat bij
kanteling. In dat geval wordt op het multi-
functionele display foutcode 30 weergege-
ven, maar dit betreft geen storing. Draai de
om de foutcode te wissen. Als u dat niet
doet zal de motor niet starten, ondanks dat
de motor wordt aangezwengeld als u op de
startknop drukt.
DAUS1952
Starten van de motorDoor het startspersysteem is starten alleen
mogelijk als aan een van de volgende voor-
waarden is voldaan:
De versnellingsbak staat in de vrij-
stand.
De versnellingsbak staat in een ver-
snelling geschakeld terwijl de koppe-
lingshendel is ingetrokken en de
zijstandaard is opgeklapt.
WAARSCHUWING
DWA10291
Controleer voor het starten van de
motor de werking van het startsper-
systeem en volg daarbij de werkwij-
ze beschreven op pagina 3-19.
Ga nooit rijden terwijl de zijstan-
daard omlaag staat.1. Draai de contactsleutel naar “ON” en
controleer of de noodstopschakelaar
op “ ” is gezet.LET OP
DCAS0041
De volgende waarschuwingslampjes en
controlelampjes moeten enkele secon-
den oplichten en dan uitgaan.
Vrijstandcontrolelampje
Controlelampje richtingaanwijzers
Controlelampje grootlicht
U2BDD1D0.book Page 1 Thursday, December 18, 2014 5:15 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-40
6
Oververhitte motor
WAARSCHUWING
DWAT1041
Verwijder de radiatorvuldop niet terwijl de motor en de koelvloeistofradiator nog heet zijn. Hete vloeistof en stoom kunnen
naar buiten spuiten en zo ernstige brandwonden veroorzaken. Wacht tot de motor is afgekoeld.
Breng een dikke doek, bijvoorbeeld een handdoek, aan over de radiatorvuldop en draai deze dan langzaam linksom tegen
de aanslag zodat de nog aanwezige druk kan ontsnappen. Druk de dop omlaag zodra het sisgeluid stopt en draai deze links-
om en verwijder d
e dop.
OPMERKINGAls geen koelvloeistof beschikbaar is, kan tijdelijk leidingwater worden gebruikt, maar dit moet wel zo snel mogelijk door de voorgeschre-
ven koelvloeistof worden vervangen.
Wacht tot de
motor is afgekoeld.
Controleer het
koelvloeistofniveau in het
reservoir en in de radiator.
Het koelvloeistofniveau is
in orde. Het koelvloeistofniveau is
laag. Controleer het
koelsysteem op lekkage.
Vraag een Yamaha dealer het
koelsysteem te controleren en te
repareren.Vul koelvloeistof bij.
(Zie OPMERKING.)
Start de motor. Vraag een Yamaha dealer het koelsysteem
te controleren en te repareren als de motor opnieuw
oververhit raakt.
Er is lekkage.
Er is geen
lekkage.
U2BDD1D0.book Page 40 Thursday, December 18, 2014 5:15 PM
10-1
10
INDEXAAandrijfketting, reinigen en smeren ...... 6-24
ABS (voor modellen met ABS) .............. 3-11
ABS-waarschuwingslampje (voor
modellen met ABS)............................... 3-4
Accu ...................................................... 6-28
Achterbrugscharnierpunten, smeren .... 6-27
Achterlicht/remlichtunit ......................... 6-33
Achterwielophanging, smeren .............. 6-26BBanden ................................................. 6-16
Bougie, controleren ................................ 6-9
Brandstof .............................................. 3-13
Brandstofverbruik, tips voor een
zuinig .................................................... 5-3CClaxonschakelaar ................................... 3-9
Contactslot/stuurslot .............................. 3-2
Controlelampje grootlicht ....................... 3-4
Controlelampje richtingaanwijzers .......... 3-3
Controlelampjes en
waarschuwingslampjes ........................ 3-3
Controlelampje startblokkering............... 3-5DDimlichtschakelaar.................................. 3-9GGasgreep en gaskabel, controleren en
smeren................................................ 6-25
Gereedschapsset.................................... 6-2
Gloeilamp kentekenverlichting,
vervangen ........................................... 6-34
Gloeilamp richtingaanwijzer,
vervangen ........................................... 6-34
IIdentificatienummers .............................. 9-1
Inrijperiode.............................................. 5-3KKabels, controleren en smeren ............ 6-24
Klepspeling ........................................... 6-16
Koelvloeistof ......................................... 6-13
Koplampgloeilamp, vervangen ............. 6-32
Koppelingshendel................................. 3-10
Koppelingshendel, vrije slag
afstellen .............................................. 6-19LLichtsignaalschakelaar ........................... 3-9
Luchtfilterelement en aftapslang,
vervangen en reinigen ........................ 6-14MMatkleur, let op ...................................... 7-1
Modelinformatiesticker ........................... 9-1
Motorolie en oliefilterelement ............... 6-10
Multifunctioneel display.......................... 3-5NNoodstopschakelaar .............................. 3-9OOnderhoud, uitstootcontrolesysteem..... 6-3
Ondersteunen van de motorfiets .......... 6-34PPanelen, verwijderen en aanbrengen ..... 6-8
Parkeerlichtgloeilamp, vervangen ........ 6-33
Parkeren ................................................. 5-4
Plaats van de onderdelen ....................... 2-1
Problemen oplossen ............................ 6-37RRem- en koppelingshendels,
controleren en smeren ....................... 6-25Remhendel ............................................3-10
Rempedaal ............................................3-11
Rempedaal, controleren en smeren ......6-26
Remvloeistofniveau, controleren ..........6-21
Remvloeistof, verversen........................6-22
Richtingaanwijzerschakelaar...................3-9
SSchakelaar alarmverlichting ....................3-9
Schakelen ...............................................5-2
Schakelpedaal ......................................3-10
Schokdemperunit, afstellen ..................3-17
Smering en onderhoud, periodiek ..........6-4
Spanning aandrijfketting .......................6-22
Specificaties............................................8-1
Stalling ....................................................7-3
Startblokkeersysteem .............................3-1
Starten van de motor ..............................5-1
Startknop ................................................3-9
Startspersysteem ..................................3-19
Stationair motortoerental ......................6-15
Storingzoekschema’s ...........................6-39
Stuurschakelaars ....................................3-9
Stuursysteem, controleren ....................6-28TTankbeluchtingsslang/overloopslang ...3-14
Tankdop ................................................3-12UUitlaatkatalysator ..................................3-14VVeiligheidsinformatie ...............................1-1
Verzorging ...............................................7-1
Voertuigidentificatienummer ...................9-1
Voor- en achterremblokken
controleren..........................................6-20
U2BDD1D0.book Page 1 Thursday, December 18, 2014 5:15 PM