Page 4 of 176
.
.
Instrumentenpaneel 9
Controlelampjes
1
0
Energievoorraadindicator
18
Verbruiks-/energieopwekkingsindicator
19
Kilometerteller
20
Dagteller
2
0
Dimmer dashboardverlichting
2
1
Onderhoudsindicator
2
1
Actieradiusindicator
23
Controle tijdens het rijdenOverzicht
Eco-rijden
Sleutel met afstandsbediening 2 4
Portieren
2
7
Bagageruimte
28
Ruitbediening
29
Klepjes laadsystemen
3
0
Toegang tot de auto
Voor stoelen 31
Achterbank
33
Buitenspiegels
35
Indeling interieur
3
7
Ventilatie
4
0
Verwarming
42
Airconditioning
42
Ontwasemen - Ontdooien vóór
4
5
Achterruitverwarming
45
Comfort
Rijadviezen 46
Starten - afzetten van de auto
4
7
Parkeerrem
4
8
Selectiehendel
49
Rijden
Lichtschakelaar 51
Automatische verlichting
5
3
Koplampen verstellen
5
3
Ruitenwisserschakelaar
54
Plafonnier
55
Zicht
Inhoud
Page 7 of 176
30135
49 42
5
Ion_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2014
Interieur
Selectiehendel
Selectiehendel met 4 standen: P, R, N en D .
Bediening voor openen klepjes
laadsystemen
Airconditioning
De airconditioning zorgt na het instellen
van het gewenste comfortniveau voor een
aangenaam klimaat in de auto, afhankelijk van
de weersomstandigheden buiten.
Audio-installatie
Deze audio-installatie is voorzien van de
nieuwste technologie: autoradio met MP3-
afspeelmogelijkheid, USB-aansluiting,
Bluetooth handsfree set,...
Klepje van systeem voor normaal laden.
Klepje snellaadsysteem (volgens uitvoering).
.
Overzicht
Page 9 of 176
7
Ion_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2014
Cockpit
1. Stuur-/contactslot.
2. R uitenwisserschakelaar.
3.
Voorruitontwaseming.
4.
D
ashboardkastje.
S
chakelaar passagiersairbag.
5.
H
endel voorklep.
6.
Parkeerrem.
7.
Selectiehendel.
8.
12V-aansluiting.
9.
B
ediening verwarming / airconditioning.
10.
N
oodoproep of hulpoproep.
11.
S
chakelaar alarmknipperlichten.
12 .
M
iddelste ventilatieroosters.
13.
Autoradio.
.
Overzicht
Page 10 of 176

8
Ion_nl_Chap00c_Eco-conduite_ed01-2014
Zuinig en milieuvriendelijk rijdenMet enkele praktische tips voor in het dagelijkse gebruik kunt u het energieverbruik van de auto beperken en de actieradius vergroten.
Hanteer een soepele rijstijl
Het energieverbruik van uw auto is sterk
afhankelijk van de omstandigheden op de weg,
van uw rijstijl en van de rijsnelheid.
Probeer altijd een soepele rijstijl te hanteren.
Rijd zo veel mogelijk in het "Eco"-zone
van de energiemeter: accelereer rustig
en gelijkmatig, rijd waar mogelijk met een
constante en gematigde snelheid.
Energie herwinnen
Anticipeer tijdens het rijden zodat u energie
kunt terugwinnen en de actieradius van de
auto kunt vergroten.
Gebruik de "Charge"-zone van de verbruiks/
energieopwekkingsindicator zo veel mogelijk:
anticipeer op de omstandigheden door de auto
tijdig te laten uitrijden in plaats van te remmen.
Gebruik van elektrische
uitrusting
De ver warming en de airconditioning krijgen
hun energie van de tractiebatterij.
Als deze voorzieningen te veel worden gebruikt,
zal de actieradius van de auto beduidend afnemen.
Schakel ze daarom uit zodra de auto op de gewenste
temperatuur is en controleer elke keer bij het starten
of de airconditioning of de ver warming aan staat.
Probeer ook het gebruik van de
voorruitontwaseming, de achterruitverwarming
en de stoelver warming zo veel mogelijk te
beperken.
Voorkom onnodig
energieverbruik
Neem, net als bij andere auto's, geen onnodige
lading (gewicht) mee en voorkom dat de
stroomlijn van de auto wordt doorbroken (rijden
met open ruiten bij snelheden boven de
50
km/h, allesdragers op het dak, dakkoffer…).
Houd u aan de
onderhoudsvoorschriften
Controleer de bandenspanning regelmatig
en houd u aan het door PEUGEOT
voorgeschreven onderhoudsschema.
Eco-rijden
Page 20 of 176
18
Ion_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2014
Energievoorraadindicator
Weergave
Naarmate de beschikbare hoeveelheid energie
van de tractiebatterij geringer wordt, krijgt de
bestuurder vier waarschuwingen achter elkaar:
-
a
ls nog slechts 2 streepjes op de
energievoorraadindicator branden, gaat het
symbooltje (brandstofpomp met stekker)
knipperen: de reservevoorraad wordt
aangesproken.
-
H
et laatste streepje van de
energievoorraadindicator knippert.
-
H
et laatste streepje gaat uit: de actieradius
wordt niet meer weergegeven, de ver warming
en de airconditioning worden uitgeschakeld.
Waarschuwing lage energievoorraad
- Dit symbooltje gaat op het
instrumentenpaneel branden:
geleidelijk aan is er steeds
minder vermogen beschikbaar.
De laadtoestand van de tractiebatterij wordt
voortdurend op het instrumentenpaneel
weergegeven.
Controle tijdens het rijden
Page 21 of 176
19
Ion_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2014
Verbruiks-/energieopwekkingsindicator
Energieverbruik
Als u het contact aanzet, verbruikt de auto
geen energie en wordt er ook geen energie
opgewekt: de wijzer bevindt zich in de
neutrale stand (mits de ver warming en de
airconditioning uitgeschakeld zijn).
Zone "Eco"
Deze geeft aan hoeveel energie van de tractiebatterij wordt verbruikt of opgewekt tijdens het rijden.
Neutrale standZone "Charge"
De wijzer verplaatst zich naar rechts. Naarmate
er meer energie verbruikt wordt, zal de wijzer
steeds verder naar rechts wijzen.De wijzer staat in dit gebied als de auto zuinig
rijdt waardoor de actieradius wordt vergroot.
De wijzer verplaatst zich naar links. Naarmate
de tractiebatterij sterker wordt geladen tijdens
het uitrijden en remmen zal de wijzer steeds
verder naar links wijzen.
1
Controle tijdens het rijden
Page 25 of 176

23
Ion_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2014
Deze functie geeft een schatting van het
aantal kilometers dat u nog kunt rijden tot
de accu leeg is, daarbij rekening houdend
met de omstandigheden (rijstijl, gebruik van
verwarming, airconditioning…).
Actieradiusindicator
Als de actieradius te klein is geworden,
wordt er "---" op het display aangegeven.
Bandenspanningscontrolesysteem
Keuze van de gemonteerde set
banden
Als u vooraf een tweede set banden met
sensoren in het systeem hebt geregistreerd,
moet u, na het ver wisselen van de wielen, de
juiste set selecteren via het display van het
instrumentenpaneel.
Doe dit op de volgende manier.
F
D
ruk op de knop A om de functie te
selecteren.
F
D
ruk nogmaals op de knop A en houd
deze langer dan 10 seconden ingedrukt
om van bandenset 1 over te schakelen op
bandenset 2 of andersom.
Na het aanpassen van de bandenspanning
van een of meer banden en na het verwisselen
van een of meer wielen moet u het
bandenspanningscontrolesysteem resetten.
Doe dit op de volgende manier.
F
D
ruk op de knop A om de functie te
selecteren.
F
D
ruk nogmaals op de knop A en houd deze
minimaal 3
seconden ingedrukt.
Er klinkt een geluidssignaal en
het waarschuwingslampje van het
bandenspanningscontrolesysteem knippert tot
het resetten is voltooid.
1
Controle tijdens het rijden
Page 43 of 176

41
Ion_nl_Chap03_confort_ed01-2014
Neem voor een optimale werking van de ver warming, ventilatie en airconditioning de
volgende gebruiksadviezen in acht:
F
A
ls de binnentemperatuur zeer hoog blijft nadat de auto lang in de zon heeft gestaan,
kunt u het passagierscompartiment kort ventileren door de ruiten te openen.
Z
et de knop van de luchtopbrengst zodanig dat de interieurlucht goed ververst wordt.
F
C
ondensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat er zich een klein plasje
water onder de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel.
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de
uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters en
overige uitstroomopeningen en de ventilatieopening in de bagageruimte vrij blijven.
F
K
ies onder normale omstandigheden altijd voor de toevoer van buitenlucht; bij
langdurig gebruik van de luchtrecirculatie in het interieur kunnen de voorruit en de
zijruiten beslaan.
F
Z
et de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het systeem in
goede staat te houden.
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het interieur filter en laat de filterelementen periodiek
vervangen (zie het hoofdstuk "Controles").
F
L
aat de airconditioning regelmatig controleren om het systeem in per fecte staat
te houden.
F
G
ebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning
De ver warming en ventilatie worden
gevoed door de tractiebatterij; het
gebruik ervan zorgt voor een hoger
stroomverbruik van de auto en daarmee
voor een kleinere actieradius.
Schakel de ver warming of de
airconditioning uit als u dat
noodzakelijk lijkt.
3
Comfort