Welkom
SymbolenWaarschuwing
Dit symbool geeft waarschuwingen weer
die u absoluut dient te respecteren omwille
van uw veiligheid en die van anderen en
om schade aan uw auto te voorkomen.
Informatie
Dit symbool vestigt uw aandacht op
aanvullende informatie die u helpt de
gebruiksmogelijkheden van uw auto
optimaal te benutten.
Bescherming van het
milieu
Dit symbool verschijnt bij adviezen met
betrekking tot de bescherming van het
milieu.
Wij danken u voor uw keuze voor de 308.
Dit instructieboekje is ontwikkeld om u in de
gelegenheid te stellen onder alle omstandigheden
optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden
van uw auto.
Belangrijke informatie:
Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van Automobiles PEUGEOT
voorkomen, kan storingen in het elektronisch systeem van uw auto veroorzaken. Neem contact op met een vertegenwoordiger van het merk
PEUGEOT om u te laten informeren over het assortiment uitrustingen en accessoires voorzien van een artikelnummer.
Een uitrustingselement kan binnen hetzelfde modelgamma zowel
niet leverbaar, optioneel als standaard zijn.
Een optie kan desgewenst bij de bestelling van een auto worden
geselecteerd op basis van een offerte, voordat de auto wordt
geproduceerd.
Alle uitrusting die op de auto wordt gemonteerd nadat deze de
productielijn heeft verlaten, geldt als naderhand gemonteerd
accessoire. De gebruiksaanwijzing hiervan wordt verstrekt door de
fabrikant van het accessoire en is niet opgenomen in dit boekje.
21
308_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015
ControlelampjeStatusOorzaak Acties / Opmerkingen
Antiblokkeersysteem
(ABS)permanent.Er is een storing in het
antiblokkeersysteem. De normale remwerking blijft behouden.
Rijd voorzichtig met lage snelheid en raadpleeg
zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Dynamische
stabiliteitscontrole
(CDS/ASR)knippert. De CDS-/ASR-regeling is actief. Deze functie verbetert de aandrijving en zorgt voor
een betere koersstabiliteit als de wielen te weinig grip
hebben of de auto uit de koers dreigt te raken.
permanent. Storing in het CDS-/ASR-systeem. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Remsysteem
permanent. Het remvloeistofniveau is te laag. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Vul het niveau bij met een vloeistof voorzien van een
artikelnummer van PEUGEOT.
Als het probleem zich blijft voordoen, laat het systeem
dan controleren door het PEUGEOT-netwerk of door
een gekwalificeerde werkplaats.
+ permanent, in
combinatie met het
waarschuwingslampje
ABS.Er is een storing in de elektronische
remdrukregelaar (REF).
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
1
Controle tijdens het rijden
42
308_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015
To e t sDesbetreffende functie Aanwijzingen
Configuratie auto Toegang tot de te configureren functies. De functies zijn verdeeld over drie tabbladen:
-
"Rijhulpsysteem "
-
"
[Automatisch inschakelen achterruitenwisser bij inschakelen achteruitversnelling]"
(Zie voor het inschakelen van deze functie de rubriek "[Zicht]")
-
"
[Waarschuwing kans op aanrijding]" (Zie voor het inschakelen van deze functie de
rubriek "[Rijden]")
-
"[Verlichting ]"
-
"
[Follow me home-verlichting]" (Zie de rubriek "[Zicht]"),
-
"
[Instapverlichting]" (Zie de rubriek "[Zicht]"),
-
"
[Sfeerverlichting]" (Zie de rubriek "[Zicht]").
-
"Toegang auto "
-
"
[Indrukken afstandsbediening bestuurder]" (Selectieve ontgrendeling van het
bestuurdersportier; zie de rubriek "[Toegang tot de auto]").
-
"
[Ontgrendeling achterklep]" (Selectieve ontgrendeling van de achterklep; zie de
rubriek "[Toegang tot de auto]").
Selecteer of deselecteer de tabs onder aan het scherm om de gewenste functies weer te
geven.
Diagnose Overzicht van de actieve waarschuwingen.
Parkeerhulp Inschakelen/uitschakelen van de functie.
Actieve snelheidsregelaar Selectie van de normale snelheidsregelaar of de actieve snelheidsregelaar.
De desbetreffende keuze wordt alleen doorgevoerd als de rolknop van de bediening aan de
stuurkolom in de stand "CRUISE" staat.
Controle tijdens het rijden
125
308_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Noodremfunctie
Wanneer het rempedaal niet werkt of bij
uitzonderlijke situaties (bijv. wanneer de
bestuurder onwel wordt), kan de auto worden
afgeremd door aan de hendel te trekken en
deze vast te houden. De auto wordt afgeremd
zolang aan de hendel wordt getrokken en het
remmen stopt als de hendel wordt losgelaten.
De systemen ABS en CDS zorgen ervoor
dat de auto stabiel blijft wanneer de
noodremfunctie actief is.
In geval van een storing aan het systeem
van de noodremfunctie verschijnt de melding
"Parkeerrem defect".De noodremfunctie mag uitsluitend in
uitzonderlijke gevallen worden gebruikt.
Herhaal deze procedure om de automatische
werking weer in te schakelen.
Het inschakelen van de automatische werking
wordt bevestigd door het doven van het
verklikkerlampje op het instrumentenpaneel.
Uitschakelen van de automatische werking
Onder bepaalde omstandigheden, zoals
bij zeer koud weer of het trekken van een
aanhangwagen (bijv. caravan) of het slepen van
een auto, kan het nodig zijn de automatische
werking van het systeem uit te schakelen.
F
S
tart de motor.
F
T
rek met de hendel de parkeerrem aan als
deze is vrijgezet.
F
L
aat het rempedaal volledig los.
F
H
oud de hendel 10 tot 15 seconden in de
stand voor het vrijzetten.
F
L
aat de hendel los.
F
T
rap het rempedaal in en houd dit
ingetrapt.
F
H
oud de hendel gedurende 2
seconden in
de stand voor het aantrekken.
Het uitschakelen van de automatische
werking wordt bevestigd door het
branden van dit verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel.
F
L
aat de hendel en het rempedaal los. Vanaf dat moment kan de parkeerrem alleen
handmatig met behulp van de hendel worden
aangetrokken en vrijgezet.
Bij een storing aan de systemen ABS en
CDS, aangegeven door het branden van
een van de twee verklikkerlampjes op het
instrumentenpaneel, kan de stabiliteit van de
auto niet meer worden gegarandeerd.
In dat geval moet de bestuurder er zelf
voor zorgen dat de auto stabiel blijft door
afwisselend aan de hendel te trekken en deze
weer los te laten tot de auto stilstaat.
4
Rijden
195
308_nl_Chap06_securite_ed01-2015
Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
Richtingaanwijzers
F Links: beweeg de verlichtingsschakelaar omlaag voorbij het zware punt.
F
R
echts: beweeg de verlichtingsschakelaar
omhoog voorbij het zware punt.
Drie keer knipperen
Alarmknipperlichten
Gebruik de alarmknipperlichten om het overige
verkeer te waarschuwen in het geval van file,
pech, slepen of een ongeval.
F
D
ruk deze knop in: de richtingaanwijzers
knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
F
B
eweeg de schakelaar kort omhoog
of omlaag, zonder deze door de
weerstand te drukken. De desbetreffende
richtingaanwijzers zullen drie keer
knipperen. Bij een noodstop - afhankelijk van de mate
van remvertraging, als het ABS ingrijpt, maar
ook als er een aanrijding wordt gesignaleerd,
worden de alarmknipperlichten automatisch
ingeschakeld.
Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de
alarmknipperlichten uit.
F
U k
unt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door de knop in te drukken.
6
Veiligheid
201
308_nl_Chap06_securite_ed01-2015
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP:
Electronic Stability Control) dat de volgende
systemen omvat:
-
h
et antiblokkeersysteem (ABS) en de
elektronische remdrukregelaar (REF),
-
d
e noodremassistentie (AFU),
-
d
e antispinregeling (ASR),
-
de
dynamische stabiliteitscontrole (CDS).
Elektronische stabiliteitscontrole (ESP)
Begrippen
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar
(REF)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen
voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid
van uw auto en dragen bij tot een betere
controle in bochten, vooral op een slecht of
glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen
in het geval van een noodstop.
De elektronische remdrukregelaar verdeelt de
remdruk over de wielen.
Noodremassistentie (AFU)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remafstand kleiner wordt.
Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal snel wordt ingetrapt en zorgt ervoor
dat de benodigde bedieningskracht wordt
verminderd en de effectiviteit van het remmen
wordt vergroot.
Antispinregeling (ASR)
De ASR past de aandrijfkracht aan om het
doorspinnen van de wielen te beperken via
de remmen van de aangedreven wielen
en de motor. De ASR zorgt ook voor meer
koersstabiliteit bij het accelereren.
Dynamische stabiliteitscontrole
(CDS)
Het CDS houdt de vier wielen in de gaten en
grijpt, als de koers van de auto afwijkt van
de door de bestuurder gewenste richting,
automatisch in via de remmen van een of
meerdere wielen en het motorkoppel om de
auto voor zover mogelijk weer in de juiste koers
te brengen.
6
Veiligheid
202
308_nl_Chap06_securite_ed01-2015
Werking
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar
(REF)
Trap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het
niet los. Zorg er bij vervanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat wielen
worden gemonteerd die voor uw auto
zijn gehomologeerd.
De normale werking van het
antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn
door het trillen van het rempedaal.
Als dit lampje gaat branden in combinatie
met een geluidssignaal en een melding
op het display, duidt dit op een storing in
het ABS-systeem, waardoor u tijdens het
remmen de controle over uw auto zou
kunnen verliezen.
Als dit lampje gaat branden in
combinatie met het lampje STOP,
een geluidssignaal en een melding
op het display, duidt dit op een
Intelligente Tractiecontrole
Onder gladde omstandigheden is het raadzaam
te rijden op winterbanden. storing in de elektronische remdrukregelaar
waardoor u tijdens het remmen de controle
over uw auto zou kunnen verliezen.
Stop onmiddellijk.
Raadpleeg in beide gevallen het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Afhankelijk van de uitvoering is uw auto
uitgerust met een systeem dat zorgt voor extra
tractie op besneeuwde wegen: intelligente
tractiecontrole
.
Deze functie signaleert situaties met weinig
grip, zoals wegrijden en voortbewegen van
de auto in verse en diepe sneeuw of over
platgereden sneeuw.
In dergelijke omstandigheden regelt de
intelligente tractiecontrole het doorslippen
van de voor wielen om voor een optimale
grip te zorgen. Zo wordt de aandrijving en de
bestuurbaarheid verbeterd.
Veiligheid
2
Veiligheid
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP:
Electronic Stability Control) dat de volgende
systemen omvat:
- het antiblokkeersysteem (ABS) en de
elektronische remdrukregelaar (REF),
- de noodremassistentie (AFU),
- de antispinregeling (ASR),
- de dynamische stabiliteitscontrole (CDS).
Elektronische stabiliteitscontrole (ESP)
Begrippen
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar
(REF)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen
voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid
van uw auto en dragen bij tot een betere
controle in bochten, vooral op een slecht of
glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen
in het geval van een noodstop.
De elektronische remdrukregelaar verdeelt de
remdruk over de wielen.
Noodremassistentie (AFU)
Dit systeem zorgt er voor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remafstand kleiner wordt.
Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal snel wordt ingetrapt en zorgt er voor
dat de benodigde bedieningskracht wordt
verminderd en de effectiviteit van het remmen
wordt vergroot.
Antispinregeling (ASR)
De ASR past de aandrijfkracht aan om het
doorspinnen van de wielen te beperken via
de remmen van de aangedreven wielen
en de motor. De ASR zorgt ook voor meer
koersstabiliteit bij het accelereren.
Dynamische stabiliteitscontrole
(CDS)
Het CDS houdt de vier wielen in de gaten en
grijpt, als de koers van de auto afwijkt van
de door de bestuurder gewenste richting,
automatisch in via de remmen van een of
meerdere wielen en het motorkoppel om de
auto voor zover mogelijk weer in de juiste koers
te brengen.