Rijden en bediening187
De geselecteerde afstand tot voorlig‐
ger wordt aangegeven via de af‐
standsbalken op de adaptieve cruise
control-pagina.
Let op: de instelling voor afstand tot
voorligger wordt gedeeld met de ge‐ voeligheid van het alarm van de fron‐
taanrijdingswaarschuwing.
Voorbeeld: Als stand 3 (ver) is gese‐
lecteerd, wordt de bestuurder sneller
gewaarschuwd voor een mogelijke
aanrijding, ook als de adaptieve
cruise control niet geactiveerd of in‐
geschakeld is.
9 Waarschuwing
De bestuurder aanvaardt de volle
verantwoordelijkheid voor het be‐
waren van een veilige onderlinge
afstand bij de betreffende ver‐
keers-, weers- en zichtomstandig‐ heden. Indien de situatie zulks
vereist, moet de afstand tot voor‐
ligger worden aangepast of het
systeem worden uitgeschakeld.
Detectie van voorligger
Het controlelampje "voorligger gede‐
tecteerd" A verschijnt in de snel‐
heidsmeter als het systeem een voor‐
ligger heeft gedetecteerd.
Als dit symbool niet of kort wordt
weergegeven, reageert adaptieve
cruise control niet op voorliggers.
Uitschakelen
De bestuurder deactiveert de adap‐ tieve cruise control door:
■ de knop y in te drukken,
■ te remmen,
■ het koppelingspedaal langer dan vier seconden ingedrukt te houden,
■ de keuzehendel van de automati‐ sche transmissie naar N te zetten.
Het systeem wordt ook automatisch
gedeactiveerd als:
■ er bij snelheden onder 45 km/u of hoger dan 190 km/u wordt gereden,
■ het Traction Control-systeem lan‐ ger dan 20 seconden werkt,
■ de elektronische stabiliteitsregeling
werkt,
Rijden en bediening193
Let op: de instelling voor de gevoelig‐
heid van het alarm wordt gedeeld met de afstand tot voorligger van de adap‐
tieve cruise control. Door de gevoe‐
ligheid van de waarschuwing te wijzi‐
gen, wordt dus ook de afstand tot
voorligger van de adaptieve cruise
control gewijzigd.
De bestuurder alarmeren
Een groene controlelamp voorligger
gedetecteerd A licht op in de instru‐
mentengroep wanneer het systeem
een voorligger heeft geconstateerd.
Wanneer de afstand tot een voorlig‐
ger te kort wordt of wanneer u een
ander voertuig te snel nadert en er een botsing driegt, verschijnt het bot‐ singswaarschuwingssymbool op het
Driver Information Center. Tegelijker‐
tijd klinkt er een geluidssignaal.
Trap het rempedaal in als de situatie
dit vereist.
Instellingen
Instellingen kunt u veranderen in het
menu Voorbereiding aanrijding in de
persoonlijke instellingen 3 132.
Frontaanrijdingswaarschuwing met voorcamerasysteem De frontaanrijdingswaarschuwing ge‐
bruikt het camerasysteem in de voor‐
ruit om voertuigen te vinden die zich
op een afstand van ong. 60 m direct voor u bevinden.
Inschakelen
De frontaanrijdingswaarschuwing
werkt automatisch bij snelheden bo‐
ven 40 km/u , als deze niet is gedeac‐
tiveerd via de knop V; zie hieronder.
De gevoeligheid van het systeem instellen
De gevoeligheid van het systeem kan op kort, gemiddeld of ver worden in‐
gesteld.
194Rijden en bediening
Druk op de knop V: de huidige instel‐
ling verschijnt op het Driver Informa‐
tion Center. Druk opnieuw op V om
de gevoeligheid van het systeem te
wijzigen.De bestuurder alarmeren
Een groene controlelamp voorligger
gedetecteerd A licht op in de instru‐
mentengroep wanneer het systeem
een voorligger heeft geconstateerd.Wanneer de afstand tot een voorlig‐
ger te kort wordt of wanneer u een
ander voertuig te snel nadert en er een botsing driegt, verschijnt het bot‐ singswaarschuwingssymbool op het
Driver Information Center.
Tegelijkertijd klinkt er een geluidssig‐
naal. Trap het rempedaal in als de si‐ tuatie dit vereist.
Uitschakelen
Het systeem kan worden gedeacti‐
veerd. Druk op de knop V totdat het
volgende bericht op het Driver Infor‐
mation Center verschijnt.
Rijden en bediening205
Let op
Na gebruik moet de geavanceerde
parkeerhulp worden gekalibreerd.
Voor optimale begeleiding tijdens het parkeren is een rijafstand van
ten minste 35 km, inclusief een aan‐
tal bochten, nodig.
Blindehoeksysteem
Het blindehoeksysteem detecteert en meldt objecten die zich, binnen een
specifieke blindehoekzone, aan
weerszijden van de auto bevinden.
Het systeem alarmeert visueel in elke
buitenspiegels bij het detecteren die
in de binnen- en buitenspiegels wel‐
licht niet zichtbaar zijn.
De sensoren van het systeem bevin‐ den zich in de bumper aan de linker-
en rechterzijde van de auto.9 Waarschuwing
Het blinde-hoeksysteem vervangt
het zicht van de bestuurder niet.
Het systeem detecteert geen:
■ Auto's die zich buiten de blinde hoeken bevinden, en die moge‐
lijk snel naderen.
■ Voetgangers, fietsers of dieren.
Controleer voordat u van rijstrook
verandert altijd alle spiegels, kijk
over uw schouder en gebruik de
richtingaanwijzer.
Als het systeem tijdens het vooruitrij‐
den in de blindehoekzone een voer‐
tuig detecteert, licht er zowel bij auto's
die worden ingehaald of die u inhalen, een geel waarschuwingssymbool B
in de betreffende buitenspiegel op.
Als de bestuurder vervolgens de rich‐
tingaanwijzer gebruikt, gaat het waar‐
schuwingssymbool B geel knipperen
als waarschuwing om niet van rij‐
strook te wisselen.
Let op
Als de passerende auto minstens 10 km/u sneller rijdt dan de gepas‐
seerde auto, wordt het waarschu‐
wingssymbool B in de betreffende
buitenspiegel niet verlicht.
Het blindehoeksysteem werkt bij
snelheden van 10 km/u tot 140 km/u. Bij snelheden hoger dan 140 km/u
wordt het systeem inactief, aangege‐
ven door de verlichte waarschuwings‐
symbolen B in beide buitenspiegels.
Als de snelheid weer wordt verlaagd,
verdwijnen de waarschuwingssym‐
bolen. Als een auto dan in de blinde
zone wordt waargenomen, worden de waarschuwingssymbolen B als nor‐
maal verlicht aan de betreffende
zijde.
Verzorging van de auto229
■ Motorkap openen, alle portierensluiten en auto vergrendelen.
■ Poolklem van de minpool van de accu loskoppelen. Erop letten dat
geen van de systemen werkt, bijv.
het diefstalalarmsysteem.
Weer in gebruik nemen
Wanneer u de auto weer in gebruik
neemt:
■ Poolklem op de minpool van de accu aansluiten. Elektronica voor
de elektrische ruitbediening inscha‐
kelen.
■ Bandenspanning controleren.
■ Sproeiervloeistofreservoir vullen.
■ Motoroliepeil controleren.
■ Koelvloeistofpeil controleren.
■ Zo nodig kentekenplaat monteren.
Verwerking van sloopauto Eventueel wettelijk verplichte infor‐matie over autodemontagebedrijven
en de recycling van sloopauto's vindtu op onze website. Laat dit werk uit‐
sluitend over aan een erkend autode‐
montagebedrijf.
Auto's op gas moeten worden afge‐
voerd door een speciaal daartoe be‐
voegd bedrijf.Controle van de auto
Werkzaamheden
uitvoeren9 Waarschuwing
Controles in de motorruimte alleen
met uitgeschakelde ontsteking uit‐ voeren.
De koelventilator kan ook bij uit‐
geschakelde ontsteking gaan
draaien.
300TrefwoordenlijstAAanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............276, 280
Aanduidingen op banden ..........252
Aanhangerstabilisatie ................227
Aanhanger trekken ....................223
Aansteker .................................. 105
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 228
Accu ........................................... 234
Achterlichten .............................. 241
Achterruitverwarming ................... 34
Achteruitkijkcamera ...................206
Achteruitrijlichten .......................147
Actieve hoofdsteunen ...................38
Actieve noodrem......................... 196 Adaptief rijlicht (AFL) .........141, 239
Adaptieve cruise control .....118, 184
Adaptive Forward Lighting .........118
AdBlue ........................ 116, 167, 276
Afmetingen auto ........................290
Afslagverlichting ......................... 141
Airbag deactiveren ....................... 58
Airbag-deactivering .................... 113
Airbag en gordelspanners .........113
Airbagsysteem ............................. 56
Airconditioning ........................... 152
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 159Alarmknipperlichten ...................145
Algemene informatie .................. 223
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 160
Andere auto slepen ...................270
Antiblokkeersysteem .................175
Antiblokkeersysteem (ABS) .......115
Armsteun ...................................... 44
Armsteun met opbergruimte ........70
Asbakken ................................... 105
Autogegevens ............................ 280
Autokrik....................................... 251
Automatische dimfunctie .............31
Automatische verlichting ............ 139
Automatische versnellingsbak ...171
Automatisch vergrendelen ...........25
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 269
Auto stallen ................................. 228
B Bagageruimte ........................ 25, 80
Bagageruimte-afdekking .............83
Bandenreparatieset ...................258
Bandenspanning .......................252
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ................................ 116, 253
Bandenspanningswaarden ........293
Batterijspanning .........................129
Bedieningsorganen ......................98
301
Bekerhouders .............................. 67
Bekleding .................................... 273
Beladingsinformatie .....................96
Beslagen lampglazen ................147
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 181
Beveiliging van de auto ................27
Binnenspiegels ............................. 31
Binnenverlichting ...............148, 244
Blindehoeksysteem ....................205
BlueInjection ............................... 167
Bolle vorm .................................... 29
Boordgereedschap .....................251
Boordinformatie .........................125
Brandstof .................................... 213
Brandstofkeuzeschakelaar ........107
Brandstofmeter .......................... 107
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot 222
Brandstof voor benzinemotoren 213
Brandstof voor dieselmotoren ...213
Brandstof voor het rijden op aardgas .................................. 214
Brandstof voor rijden op LPG .....215
Buitenspiegels .............................. 29
Buitentemperatuur .....................102
Buitenverlichting .........................138
C Car Pass ...................................... 20
Centrale vergrendeling ................22Claxon ................................... 14, 99
Code ........................................... 125
Conformiteitsverklaring ...............296
Contactslotstanden ....................161
Controlelampen ..................106, 109
Controle over de auto ................160
Controles .................................... 229
Cruise control ....................118, 181
D Dagrijlicht ................................... 141
Dagteller .................................... 106
Dak ............................................... 35
Dakbelasting ................................. 96
Dakconsole .................................. 69
Dakdrager .................................... 95
DEF ............................................ 167
Diefstalalarmsysteem ..................27
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 236
Dieseluitlaatvloeistof ...................167
Dimlicht of grootlicht ...................138
Draagsysteem achterzijde ............71
Driepuntsgordel ........................... 53
Driver Information Center ...........119
E
Elektrisch bediende ruiten ...........32
Elektrische aansluitingen ...........104
Elektrische handrem ...........114, 176Elektrische stoelverstelling ..........42
Elektrische verstelling ..................29
Elektrisch systeem...................... 245
Elektronische rijprogramma's ....172
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ...116
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 178
Elektronische stabiliteitsregeling UIT .............116
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............153
Event Data Recorders (EDR) .....298
F
Fietsendrager ............................... 71
Flex-Fix-systeem .......................... 71
FlexOrganizer .............................. 90
Frontaal airbagsysteem ...............56
Frontaanrijdingswaarschuwing ...191
G Gebruik van deze handleiding .......3
Geluidssignalen .........................128
Gereedschap ............................. 251
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................94
Gloeilamp vervangen ................237
Gordelverklikker ......................... 112