
82Instrumenten en bedieningsorganen
Brandt korte tijd als het contact wordtingeschakeld.
Controlelampje R blijft branden na‐
dat de ontsteking is ingeschakeld en
de handrem is aangetrokken 3 125.
Wanneer de handrem wordt losgezet, brandt R (mogelijk in combinatie met
C ) als het remvloeistofpeil te laag is
3 145.9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Remsysteem 3 124.
Slijtage van remblokken
F brandt geel.
Brandt als de remblokken versleten
zijn 3 124.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Antiblokkeersysteem
(ABS)
u brandt geel.
Brandt korte tijd als het contact wordt ingeschakeld. Het systeem is na het
doven van u klaar voor gebruik.
Als controlelampjes u en A oplich‐
ten en de berichten CONTROLEER
ABS en CONTROLEER ESP op het
Driver Information Center 3 85 ver‐
schijnen, is er een storing in het ABS.
Het remsysteem blijft werken maar
zonder ABS-regeling.
Als controlelampen u, A , R en
C oplichten, worden ABS en ESP
gedeactiveerd en verschijnt het be‐
richt DEFECT REMSYSTEEM . De
hulp van een werkplaats inroepen.
Antiblokkeersysteem 3 124.
Opschakelen
k of j brandt geel.
Gaat branden wanneer voor zuinig rij‐ den schakelen wordt aanbevolen.
ECO-modus 3 110.Elektronisch stabiliteits‐
programma (ESP) b knippert of brandt geel.
Brandt na het inschakelen van het
contact enkele seconden.
Knippert tijdens het rijden
Het systeem is actief ingeschakeld.
Het motorvermogen kan worden be‐
grensd en de auto kan automatisch
iets worden afgeremd 3 127.
Brandt onderweg Het systeem is niet beschikbaar.
Kan samen met de controlelamp A
oplichten 3 81. Een bijbehorend be‐
richt verschijnt ook op het Driver In‐ formation Center 3 85.
ESP® Plus
3 127, Traction Control-
systeem 3 126.
Elektronisch stabiliteits‐
programma uit Ø
Niet gebruikt.

124Rijden en bediening
Uitschakelen
De beladingsmodus wordt uitgescha‐ keld door:
■ het opnieuw indrukken van toets kg,
■ het uitschakelen van het contact.
Kickdown Wanneer het gaspedaal tot voorbij
het weerstandspunt wordt bediend, wordt afhankelijk van het motortoe‐
rental een lagere versnelling inge‐
schakeld. Het volledige motorvermo‐
gen is beschikbaar voor acceleratie.
Als het motortoerental te hoog op‐
loopt, schakelt de versnellingsbak –
ook in de handgeschakelde modus –
automatisch naar een hogere ver‐
snelling. Zonder kickdown wordt deze automatisch schakeling niet uitge‐
voerd in de handgeschakelde modus.
Storing
Bij een storing gaat controlelamp W
op het versnellingsbakdisplay bran‐ den. Verder rijden is mogelijk, zij het
voorzichtig en anticiperend.Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Stroomonderbreking Bij een stroomonderbreking en een
ingeschakelde versnelling kan de
koppeling niet worden gelost. Er kan
niet meer met de auto worden gere‐
den.
Bij een lege accu hulpstartkabels ge‐
bruiken 3 174.
Is een lege accu hiervan niet de oor‐
zaak, dan de hulp van een werkplaats
inroepen.
Als Neutraal geen optie is, kan de
auto alleen met de aandrijfwielen van de grond worden gesleept 3 176.
Auto slepen 3 176.Remmen
Het remsysteem omvat twee onaf‐
hankelijke remcircuits.
Wanneer een remcircuit uitvalt, kan
de auto nog met het andere circuit
worden afgeremd. De remmen wer‐
ken dan achter pas goed als het rem‐ pedaal zeer diep wordt ingetrapt.
Daarvoor is een aanzienlijk grotere
krachtsinspanning nodig. De remweg
wordt langer. Alvorens de reis te ver‐
volgen, de hulp van een werkplaats
inroepen.
Bij uitgeschakelde motor verdwijnt de rembekrachtiging na het een- tot
tweemaal intrappen van het rempe‐
daal. De remwerking wordt hierdoor niet verminderd, maar er is aanzienlijk
meer kracht nodig om het rempedaal
te bedienen. Vooral bij het slepen
hiermee rekening houden.
Controlelamp R 3 81.
Antiblokkeersysteem Het antiblokkeersysteem (ABS) voor‐
komt dat de wielen blokkeren.

Rijden en bediening125
Zodra een wiel dreigt te blokkeren,
regelt het ABS de remdruk af op het
desbetreffende wiel. De auto blijft ook bij een noodstop bestuurbaar.
De ABS-regeling is merkbaar door
het tikken van het rempedaal en door regelgeluiden.
Voor optimale remwerking het rem‐
pedaal tijdens het hele remproces
volledig intrappen, ongeacht het tik‐
ken van het pedaal. De druk op het rempedaal niet verminderen.
Controlelamp u 3 82.
Storing
Als controlelampen u en A oplich‐
ten en de berichten CONTROLEER
ABS en CONTROLEER ESP in het
Driver Information Center verschij‐
nen, is er een storing in het ABS. Het remsysteem blijft werken maar zon‐der ABS-regeling.9 Waarschuwing
Bij een defect aan het ABS kunnen
de wielen bij krachtig remmen deneiging hebben te blokkeren. De
voordelen van het ABS vallen dan
weg. De auto is bij een noodstop mogelijk niet meer bestuurbaar en kan uitbreken.
Als de controlelampjes u, A , R en
C oplichten, worden het ABS en het
ESP gedeactiveerd en verschijnt het
bericht DEFECT REMSYSTEEM in
het driver information center. De hulp
van een werkplaats inroepen.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Handrem9 Waarschuwing
Handrem altijd zonder indrukken
van de ontgrendelingsknop stevig
aantrekken, op op- of aflopende
hellingen altijd zo stevig mogelijk.
Om de handrem los te zetten, de
handremhendel iets oplichten, de ont‐
grendelingsknop indrukken en de
hendel helemaal omlaagzetten.

Verzorging van de auto157
Het wordt geadviseerd altijd een vol‐
ledige set zekeringen mee te nemen.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Sommige functies worden door meer‐dere zekeringen beveiligd.
Er kunnen zekeringen aanwezig zijn
die geen functie hebben.
Let op
Het is mogelijk dat niet alle beschre‐
ven zekeringenkasten op uw auto
aanwezig zijn.
Raadpleeg bij een controle van de
zekeringenkast de bijbehorende sticker.
Zekeringtrekker
In de zekeringenkast op het instru‐
mentenpaneel zit een zekeringtrek‐
ker waarmee zekeringen gemakkelij‐
ker te vervangen zijn.
Zekeringtrekker van bovenaf of van
opzij op zekering steken en zekering
lostrekken.
Zekeringenkast in
motorruimte
Onder het koelvloeistofexpansievat.
Bepaalde functies worden mogelijk
door meerdere zekeringen beveiligd.
Zekeringen i.v.m. lastige toeganke‐
lijkheid door een werkplaats laten ver‐ vangen.SymboolStroomkringSZijverlichting rechtsTZijverlichting linksWDimlicht rechtsaDimlicht links>MistlampLGrootlicht linksNGrootlicht rechtsuABSKVoorruitwissers

158Verzorging van de auto
SymboolStroomkringnAirconditioningVVerwarmde voorruit
Zekeringenkast
instrumentenpaneel
Achter het afwerkingspaneel aan de
linkerkant van het instrumentenpa‐
neel. Afwerkingspaneel vanaf de bo‐
venkant lostrekken.
Geen voorwerpen achter dit paneel
opbergen.
Bepaalde functies worden mogelijk
door meerdere zekeringen beveiligd.SymboolStroomkringZInfotainmentsysteem,
stoelverwarming, autodis‐
play, audioaansluitingen,
alarm?StekkerdoosÌAanstekereInstrumentenpaneelUCentrale vergrendelingORichtingaanwijzers,
mistachterlichten, carros‐
serieregelmoduleDIAGDiagnosestekkeruABS, elektronisch stabili‐
teitsprogrammadBinnenverlichting,
remlichtenZCarrosserieregelmoduleSTOPRemlichtSymboolStroomkringICarrosserieregelmodule,
elektrisch bediende ruiten,
airconditioningmVerwarmbare achterruit
linksnVerwarmbare achterruit
rechtsRVoorruitsproeiersMElektronische startbeveili‐
gingUStoelverwarmingFBLBochtlichtlHandsfree-aansluiting&TachograafPTOPTO (krachtafnemer)jClaxonÍDieselbrandstoffilter voor‐
verwarmenxAircoventilator

Service en onderhoud183
Koelvloeistof en antivriesGebruik alleen voor de auto goedge‐
keurde long life coolant (LLC) anti-
vries. De hulp van een werkplaats in‐
roepen.
Het systeem wordt af fabriek gevuld
met koelvloeistof die een uitstekende
corrosiebescherming biedt en vorst‐
bestendig is tot ca. –28 °C. Deze con‐ centratie het gehele jaar in stand hou‐
den. Extra koelvloeistofadditieven die
bedoeld zijn om extra corrosiebesten‐ digheid te bieden of om kleine lekken
te dichten kunnen functiestoringen
veroorzaken. Aansprakelijkheid voor
eventuele gevolgen van het gebruik
van extra koelvloeistofadditieven wordt niet aanvaard.
Remvloeistof
Alleen goedgekeurde DOT4+ rem‐
vloeistof voor de auto gebruiken. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Remvloeistof absorbeert na verloop
van tijd vocht waardoor de remmen
minder efficiënt werken. De remvloei‐ stof moet daarom na het aangegeven interval worden ververst.Remvloeistof moet worden opgesla‐
gen in een afgesloten verpakking om
absorptie van vocht tegen te gaan.
Verontreiniging van de remvloeistof voorkomen.

208TrefwoordenlijstAAanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............182, 187
Aanduidingen op banden ..........160
Aanhangerkoppeling ..................136
Aanhangerstabilisatie ................138
Aanhanger trekken ....................137
Aansteker .................................... 74
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 139
Accu ........................................... 145
Accu, starthulp gebruiken ...........174
Achterdeuren ............................... 26
Achterlichten .............................. 152
Achterruitverwarming ................... 35
Achterste zijruiten ........................33
Achteruitkijkcamera ...................133
Achteruitrijlichten .........................93
Adaptief rijlicht (AFL) ...........92, 151
Afmetingen auto ........................195
Airbag deactiveren ....................... 51 Airbag-deactivering ...................... 80
Airbag en gordelspanners ...........80
Airbaglabel.................................... 47
Airbagsysteem ............................. 47
Airconditioning ............................. 98
Airconditioning achterin .............103
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 109Alarmknipperlichten .....................92
Algemene informatie .................. 136
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 110
Andere auto slepen ...................177
Antiblokkeersysteem .................124
Antiblokkeersysteem (ABS) .........82
Antivries ...................................... 142
Armsteun ..................................... 41
Asbakken ..................................... 74
Autogegevens ............................ 187
Autokrik....................................... 159
Automatische verlichting .............. 90
Automatisch vergrendelen ...........23
Auto ontgrendelen .........................6
Auto reinigen .............................. 177
Auto slepen ................................ 176 Auto stallen ................................. 139
Auto wassen ............................... 177
B Bagageruimteverlichting ..............94
Banden ...................................... 160
Banden- en wielmaat, verwisselen ............................. 165
Bandenreparatieset ...................166
Bandenspanning .......................161
Bandenspanningscontrolesys‐ teem .................................. 83, 161
Bandenspanningswaarden ........204