Sleutels, portieren en ruiten21
Handzender met zorg behandelen,
vochtvrij houden, beschermen tegen
hoge temperaturen en onnodig ge‐
bruik vermijden.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet met
de handzender kan worden vergren‐
deld of ontgrendeld, kan dit het ge‐
volg zijn van het volgende:
■ Bereik overschreden
■ Batterijspanning te laag
■ Herhaald, opeenvolgend gebruik van de handzender buiten het be‐
reik, waardoor er opnieuw gesyn‐
chroniseerd moet worden
■ Overbelasting van de centrale ver‐ grendeling door herhaalde, snel op‐
eenvolgende activering van de
handzender, waardoor de stroom‐
voorziening voor korte tijd wordt on‐ derbroken
■ Storing door radiogolven afkomstig
van externe zenders met een hoog vermogen
Ontgrendelen 3 22.Basisinstellingen
Sommige instellingen kunt u veran‐
deren in het menu Instellingen op het
Info-display . Persoonlijke instellingen
3 104.
Batterij van de handzender
vervangen Zodra de reikwijdte afneemt, de bat‐
terij meteen vervangen.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Sleutel met uitklapbare sleutelbaard
Sleutelbaard uitklappen en handzen‐
der openen. Batterij vervangen (bat‐
terijtype CR 2032), let hierbij op de
juiste plaatsing. Handzender sluiten
en synchroniseren.
Afstandsbediening
synchroniseren
Na vervanging van de batterij het por‐
tier openen met de sleutel in het slot
van het bestuurdersportier. De hand‐
zender wordt gesynchroniseerd wan‐
neer het contact wordt aangezet.
104Instrumenten en bedieningsorganenPersoonlijke
instellingen
U kunt de instellingen van de auto op
uw wensen afstemmen door de in‐
stellingen in het Infotainmentsysteem te veranderen.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau,
zijn sommige van de hieronder be‐
schreven functies wellicht niet aan‐
wezig.
Instellingen in het
Graphic-Info-Display
CD 400
Druk op CONFIG om het instellingen‐
menu weer te geven.
Druk op CONFIG terwijl het contact
aan is en het Infotainmentsysteem
geactiveerd is.
De instelmenu's worden weergege‐
ven.
Om een ander instelmenu te kiezen,
draait u aan de knop MENU.
Om een instelmenu te selecteren,
drukt u op MENU.
Om af te sluiten of terug te gaan naar een vorig menu, drukt u op BACK.
U kunt uit de volgende instellingen kiezen:
■ Talen (Languages)
■ Tijd en datum
■Radio-instellingen
■ Instellingen Bluetooth
■ Auto-instellingen
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Talen (Languages)
Selectie van de gewenste taal.
Tijd en datum
Zie klok 3 79.
Radio-instellingen
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.
Instellingen Bluetooth
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.
Auto-instellingen ■ Klimaat en luchtkwaliteit
Autom. ventilatorsnelheid : Veran‐
dert de aanjagerregeling. De gewij‐
zigde instelling wordt actief nadat
het contact uit en opnieuw aan
wordt gezet.
106Instrumenten en bedieningsorganen
■Talen (Languages)
■ Tijd en datum
■ Radio-instellingen
■ Telefooninstelling
■ Navigatie-instellingen
■ Displayinstellingen
■ Voertuig instellingen
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Talen (Languages)
Selectie van de gewenste taal.
Tijd en datum
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.
Radio-instellingen
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.
Telefooninstelling
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.
Navigatie-instellingen
Zie de infotainment-handleiding voor
nadere informatie.
Displayinstellingen ■ Menu startpagina :
Zie de infotainment-handleiding
voor nadere informatie.
■ Optie achterruitrijcamerasysteem :
Druk hierop om de opties van de
achteruitrijcamera aan te passen
3 148.■ Display Uit :
Zie de infotainment-handleiding
voor nadere informatie.
■ Kaartinstellingen :
Zie de infotainment-handleiding
voor nadere informatie.
Voertuig instellingen ■ Klimaat en luchtkwaliteit
Autom. ventilatorsnelheid : Veran‐
dert de aanjagerregeling. De gewij‐ zigde instelling wordt actief nadat
het contact uit en opnieuw aan
wordt gezet.
Klimaatregelingsmodus : Activeert
of deactiveert de koeling wanneer
het contact wordt ingeschakeld of
hanteert de laatst gekozen instel‐
ling.
Automatische ontwaseming : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche ontwaseming.
Autom. achterruitverwarming : Voor
automatisch inschakelen van de achterruitverwarming.
222KlantinformatieKlantinformatieKlantinformatie........................... 222
Registratie van voertuigdata en
privacy ....................................... 223Klantinformatie
Conformiteitsverklaring
Transmissiesystemen Deze auto heeft systemen die radio‐
golven conform Richtlijn 1999/5/EC
verzenden en/of ontvangen. Deze
systemen voldoen aan de essentiële
vereisten en alle andere relevante be‐ palingen van Richtlijn 1999/5/EC.Exemplaren van de originele Confor‐
miteitsverklaringen vindt u op onze
website.
Krik
Vertaling van de oorspronkelijke
conformiteitsverklaring
Conformiteitsverklaring conform EG-
richtlijn 2006/42/EC
Bij deze verklaren wij dat het product:
Productaanduiding: Krik
Type/GM onderdeelnummer:
13590195
voldoet aan de bepalingen van richt‐
lijn 2006/42/EC.Gehanteerde technische normen:GMW 14337=Standaarduitrus‐
ting krik - hardwa‐
retestsGMW15005=Standaarduitrus‐
ting krik en reser‐
veband, boordtestDe geautoriseerde persoon voor het
samenstellen van de technische do‐
cumentatie is
Hans-Peter Metzger
Engineering Group Manager Chassis & Structure
Adam Opel AG
D-65423 Rüsselsheimwas getekend
Daehyeok An
Engineering Group Manager Tyre
Wheel Systems
GM Korea
Bupyung, Incheon, 403-714, Korea
Incheon, Republic of Korea, 4 april
2014
224KlantinformatieRadiofrequentie-
identificatie (RFID) RFID-technologie wordt in sommige
voertuigen gebruikt voor functies
zoals de controle van de banden‐
spanning en beveiliging van het ont‐
stekingssysteem. Het wordt ook sa‐
men gebruikt met apparaten zoals
handzenders voor het vergrendelen/
ontgrendelen van de deuren en star‐
ten en zenders in de auto voor het
openen van garagedeuren. RFID-
technologie in Opel-voertuigen
gebruikt geen persoonlijke informatie,
houdt ze niet bij of koppelt deze niet
aan andere Opel-systemen die per‐
soonlijke informatie bevatten.
229
RRadiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 224
Regelbare instrumentenverlichting ...........114
Registreren van autogegevens en privacy ................................ 223
Remassistentie .......................... 138
Rem- en koppelingssysteem .......88
Rem- en koppelingsvloeistof ......208
Remmen ............................ 137, 169
Remvloeistof .............................. 169
Reservewiel ............................... 198
Richtingaanwijzer ........................87
Richtingaanwijzers ..................... 113
Richtingaanwijzers vooraan ......176
Roetfilter ............................... 90, 131
Ruiten ........................................... 30
Rijgedrag en aanhangertips ......162
Rijregelsystemen ........................138
Rijverlichting .......................... 12, 91
S Service ....................................... 124Service-display ............................ 84
Service-indicatie ..........................88
Service-informatie ...................... 207
Sjorogen ...................................... 72
Sleutel, opgeslagen instellingen ...22Sleutels ........................................ 20
Sleutels, sloten ............................. 20
Sneeuwkettingen .......................192
Snelheidsbegrenzer ...................142
Snelheidsmeter ............................ 81
Spiegelverstelling ..........................8
Sproeiervloeistof ........................169
Startbeveiliging ......................28, 91
Starten en bedienen ...................126
Starthulp gebruiken ...................200
Stoelpositie .................................. 36
Stoelverstelling ........................6, 37
Stop/Start-systeem .....................128
Storing ....................................... 134
Storingsindicatielamp ..................88
Stroomonderbreking ..................134
Sturen ......................................... 125
Stuurbedieningsknoppen .............75
Stuurbekrachtiging........................ 89
Stuurbekrachtigingsvloeistof ......168
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 75
Symbolen ....................................... 4 Systeem voor gecontroleerde afdaling ............................ 89, 140
T
Tanken ....................................... 157
Te laag brandstofpeil ...................91
Toerenteller ................................. 82Top-Tether-bevestigingsogen ......55
Traction Control .........................138
Traction Control-systeem UIT....... 90 Trekken............................... 162, 201
Trekstang.................................... 162
Tripcomputer ............................. 101
Typeplaatje ................................ 210
U
Uitlaatgassen ............................. 131
Uitrol-brandstofafsluiter .............127
Uitstapverlichting .......................116
Ultrasoonparkeerhulp ..................89
Uw autogegevens ..........................3
V Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 191
Vaste luchtroosters ....................124
Veiligheidsgordel ...........................8
Veiligheidsgordels .......................40
Velgen en banden .....................185
Ventilatie ..................................... 118
Ventilatieopeningen ....................123
Verbanddoos ............................... 73
Vergrendelingssysteem ...............26
Verkeersbordherkenning ............150
Verlichting handschoenenkastje. 115
Verlichtingsfuncties..................... 116
Verlichting zonneklep ................115