48Stoelen, veiligheidssystemen
UK: НІКОЛИ не використовуйте
систему безпеки для дітей, що
встановлюється обличчям назад,
на сидінні з УВІМКНЕНОЮ
ПОДУШКОЮ БЕЗПЕКИ, інакше це
може призвести до СМЕРТІ чи
СЕРЙОЗНОГО ТРАВМУВАННЯ
ДИТИНИ.
HU: SOHA ne használjon hátrafelé
néző biztonsági gyerekülést előlről
AKTÍV LÉGZSÁKKAL védett ülésen,
mert a GYERMEK HALÁLÁT vagy
KOMOLY SÉRÜLÉSÉT okozhatja.
HR: NIKADA nemojte koristiti sustav
zadržavanja za djecu okrenut prema
natrag na sjedalu s AKTIVNIM ZRAČ‐
NIM JASTUKOM ispred njega, to bi
moglo dovesti do SMRTI ili OZBILJN‐ JIH OZLJEDA za DIJETE.
SL: NIKOLI ne nameščajte otroškega
varnostnega sedeža, obrnjenega v
nasprotni smeri vožnje, na sedež z
AKTIVNO ČELNO ZRAČNO BLA‐
ZINO, saj pri tem obstaja nevarnost
RESNIH ali SMRTNIH POŠKODB za
OTROKA.SR: NIKADA ne koristiti bezbednosni
sistem za decu u kome su deca okre‐
nuta unazad na sedištu sa AKTIVNIM VAZDUŠNIM JASTUKOM ispred se‐
dišta zato što DETE može da NA‐
STRADA ili da se TEŠKO POVREDI.
MK: НИКОГАШ не користете детско
седиште свртено наназад на
седиште заштитено со АКТИВНО
ВОЗДУШНО ПЕРНИЧЕ пред него,
затоа што детето може ДА ЗАГИНЕ
или да биде ТЕШКО ПОВРЕДЕНО.
BG: НИКОГА не използвайте
детска седалка, гледаща назад,
върху седалка, която е защитена
чрез АКТИВНА ВЪЗДУШНА
ВЪЗГЛАВНИЦА пред нея - може да се стигне до СМЪРТ или
СЕРИОЗНО НАРАНЯВАНЕ на
ДЕТЕТО.
RO: Nu utilizaţi NICIODATĂ un scaun
pentru copil îndreptat spre partea din
spate a maşinii pe un scaun protejat de un AIRBAG ACTIV în faţa sa;
acest lucru poate duce la DECESUL
sau VĂTĂMAREA GRAVĂ a COPI‐
LULUI.CS: NIKDY nepoužívejte dětský
zádržný systém instalovaný proti
směru jízdy na sedadle, které je chrá‐
něno před sedadlem AKTIVNÍM AIR‐
BAGEM. Mohlo by dojít k VÁŽNÉMU
PORANĚNÍ nebo ÚMRTÍ DÍTĚTE.
SK: NIKDY nepoužívajte detskú se‐
dačku otočenú vzad na sedadle chrá‐
nenom AKTÍVNYM AIRBAGOM, pre‐ tože môže dôjsť k SMRTI alebo VÁŽ‐
NYM ZRANENIAM DIEŤAŤA.
LT: JOKIU BŪDU nemontuokite atgal
atgręžtos vaiko tvirtinimo sistemos
sėdynėje, prieš kurią įrengta AKTYVI
ORO PAGALVĖ, nes VAIKAS GALI
ŽŪTI arba RIMTAI SUSIŽALOTI.
LV: NEKĀDĀ GADĪJUMĀ neizmanto‐
jiet uz aizmuguri vērstu bērnu sēde‐
klīti sēdvietā, kas tiek aizsargāta ar
tās priekšā uzstādītu AKTĪVU DRO‐ ŠĪBAS SPILVENU, jo pretējā gadī‐
jumā BĒRNS var gūt SMAGAS
TRAUMAS vai IET BOJĀ.
112Rijden en bedieningkan de sleutel alleen worden
verwijderd met de keuzehendel
in stand P (Parkeerstand).
■ Sluit de ruiten.
■ Vergrendel de auto en activeer het alarmsysteem.
Handzender 3 20.
Diefstalalarmsysteem 3 29.
■ Koelventilatoren kunnen ook na het
afzetten van de motor in werking
treden 3 152.
Bedrijfsmodi elektrisch
voertuig
Bediening Dit is een elektrische auto met een
verlengingsmodus actieradius. Deze
gebruikt voor het aandrijven van de
auto altijd een elektrisch aandrijvings‐ systeem. Elektriciteit is de primaire
energiebron van de auto en benzine
de secundaire bron.
De auto kan in twee bedrijfsmodi wer‐
ken: Elektrische en verlengingsmo‐
dus actieradius In beide modi rijdt de
auto via de elektrische aandrijving.
De auto zet elektrische energie om
een mechanische energie om de wie‐
len aan te drijven. De prestaties van
de auto zijn in beide modi even goed.
Afhankelijk van de geselecteerde be‐
drijfsmodus verschijnt er voorname‐ lijk een accu of een brandstofmeter
op de instrumentengroep.
Accumeter 3 71.
Brandstofmeter 3 71.Elektrische modus
In de elektrische modus gebruikt de
auto geen brandstof en is er geen
emissie. In deze primaire modus rijdt
de auto op elektrische energie uit de
hoogspanningsaccu. De auto rijdt in
deze modus totdat de accu bijna ont‐
laden is.
Onder sommige omstandigheden
draait de motor nog steeds als de
accu voldoende is opgeladen om in
de elektrische modus te kunnen te rij‐ den. Dit zijn:
■ Lage omgevingstemperaturen.
■ Temperatuur van hoogspannings‐ accu hoog of laag.
■ De motorkap is open of niet geheel
gesloten en vergrendeld.
■ Bepaalde storingen in de hoog‐ spanningsaccu.
■ Onderhoudsmodus motor of brand‐
stofonderhoudsmodus actief.
Rijden en bediening113Verlengingsmodus
actieradius Als de auto aan het eind van de ac‐
tieradius is, schakelt deze over op de
verlengingsmodus actieradius. In
deze secundaire modus wordt de elektriciteit opgewekt door de brand‐
stofmotor. Door deze secundaire
elektrische energiebron neemt de ac‐ tieradius van de auto toe. De auto
blijft in de verlengingsmodus actiera‐
dius rijden totdat u de auto weer aan‐ sluit op een stopcontact om de hoog‐
spanningsaccu weer op te laden en
de elektrische modus weer te hervat‐ ten.
De hoogspanningsaccu blijft iets ver‐
mogen leveren en samenwerken met
de motor voor eventuele vereiste
piekprestaties, zoals bij het nemen
van een steile helling of bij zeer snel
accelereren. De accu wordt niet op‐
geladen en de elektrische actieradius wordt niet door de motor hersteld.
Bij een storing in de hoogspannings‐
accu in de elektrische modus en in de
verlengingsmodus actieradius kan demotor draaien zonder af te slaan om
de benodigde elektriciteit op te wek‐
ken. De storingsindicatielamp brandt.
Storingsindicatielamp 3 76.
Rijmodi In de elektrische of de verlengings‐
modus actieradius zijn nog andere bedrijfsmodi mogelijk.
Druk steeds op RIJMODUS wanneer
de gewenste rijmodus in het Driver
Information Center (DIC) wordt ge‐
markeerd.
Na 3 seconden wordt de nieuwe rij‐modus actief.
Bij de volgende start wordt de auto
weer in de modus Normaal gezet.
Onder bepaalde omstandigheden zijn
sommige rijmodi wellicht niet beschik‐ baar. De niet beschikbare modus
wordt uitgegrijsd in het DIC-menu en
kan niet worden geselecteerd.
In de modus Sport, Berg of
Stilhouden kan de modus niet blijken
te werken en gaat de auto terug naar
Normaal . De controlelamp gaat uit en
er verschijnt een DIC-bericht.
Driver Information Centre (DIC) 3 81.
Verzorging van de auto169
ZekeringenGebruikF6Airbag (sensor- en
diagnosemodule)F7Primaire datalinkcon‐
nector links (auto met
stuur links), secundaire
datalinkconnector links
(auto met stuur rechts)F8Kolomslot (auto met
stuur links)F9Telefoon met hand‐
sfreefunctieF10Carrosserieregelmo‐
dule 1/elektronica
carrosserieregelmo‐
dule/afstandsbedie‐
ning/vermogensmodus/
derde remlicht/ kente‐
kenverlichting/dagrij‐
licht links/contourver‐
lichting links/ relaisrege‐ ling ontgrendeling
achterklep/ relaisrege‐
ling sproeierpomp/
schakelaarverklikker‐
lichtjesZekeringenGebruikF11Carrosserieregelmo‐ dule 4/koplamp linksF12Aanjager (auto met
stuur links)F13–F14–F1512 V-aansluiting (vloer‐
console binnen/vloer‐
console achter)F16–F17–F18–
Bouw de klep opnieuw in door eerst
de onderste nok erin te steken en druk de klep terug op de oorspronke‐
lijke positie.
Zekeringenkast
instrumentenpaneel op het
rechter uiteinde
De rechter zekeringenkast instru‐
mentenpaneel bevindt zich op het
rechter uiteinde van het instrumen‐
tenpaneel. Trek de klep van de zeke‐ ringenkast eruit voor toegang tot de
zekeringen.
In de zekeringhouder in de motor‐
ruimte zit een zekeringtrekker.
170Verzorging van de auto
ZekeringenGebruikF1Achtergrondverlichting
stuurwielschakelaarF2Kolomslot (auto met
stuur rechts)F3Instrumentengroep
(auto met stuur rechts),
telefoon met handsfree‐ functie (auto met stuur
links)F4Carrosserieregelmo‐
dule 3/koplamp rechtsZekeringenGebruikF5Carrosserieregelmo‐
dule 2/elektronica
carrosserieregelmo‐
dule/achterlicht/dagrij‐
licht rechts/schakel‐
blokkering/achter‐
grondverlichting scha‐
kelaar/mistachterlichtF6–F7Carrosserieregelmo‐
dule 6/kaartlee‐
slampen/instapverlich‐
ting/achteruitrijlichtenF8Carrosserieregelmo‐
dule 7/richtingaanwijzer
linksvoor/remlicht en
richtingaanwijzer
rechtsachter/relaisre‐
geling kinderslotF9Carrosserieregelmo‐ dule 8/slotenZekeringenGebruikF10Secundaire datalink‐connector rechts (auto
met stuur links),
primaire datalinkcon‐
nector rechts (auto met
stuur rechts)F11Inbraak- en kantelhoek‐
sensorF12Aanjagermotor (auto
met stuur links)F13–F14–F15–F16–F17–F18–
Bouw de klep opnieuw in door eerst
de onderste nok erin te steken en druk de klep terug op de oorspronke‐
lijke positie.