Type A
Type B
Het rijsnelheidalarm kan worden ingesteld
met behulp van de INFO schakelaar.
OPMERKING
lStel de rijsnelheid altijd in
overeenkomstig de wetgeving van
het land/de stad waarin de auto wordt
gebruikt. Controleer daarnaast altijd
de rijsnelheid door naar de
snelheidsmeter te kijken.
lDe rijsnelheidsalarmfunctie kan
ingesteld worden tussen 30 en 250
km/h.Het rijsnelheidalarm kan worden
ingesteld aan de hand van
onderstaande procedure.
Type A
1. Druk op de INFO schakelaar op het
snelheidsalarmscherm.
2. Selecteer ON en druk op de INFO
schakelaar.
3. Stel de rijsnelheid in door het
indrukken van de INFO omhoog of
omlaag toets en druk vervolgens op de
INFO toets.
Type B
1. Houd de INFO toets gedurende 1,5
seconde of langer ingedrukt. De
rijsnelheid gaat knipperen.
2. Druk op het omhoog
of omlaag
gedeelte van de INFO schakelaar voor
het selecteren van de gewenste
rijsnelheid.
3. Houd de INFO toets gedurende 1,5
seconde of langer ingedrukt. De
rijsnelheid gaat branden.
Het rijsnelheidalarm kan worden
geannuleerd aan de hand van
onderstaande procedure.
Type A
1. Druk op de INFO schakelaar op het
snelheidsalarmscherm.
2. Selecteer OFF en druk op de INFO
schakelaar.
Type B
1. Houd de INFO toets gedurende 1,5
seconde of langer ingedrukt. De
rijsnelheid gaat knipperen.
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-35
qDisplay van
vermoeidheidswaarschuwing
Wanneer het systeem vermoeidheid of
verminderde oplettendheid van de
bestuurder bespeurt, wordt het
waarschuwingsgeluid geactiveerd en
verschijnt er een alarmmelding in de
multi-informatiedisplay.
qUitschakelen van de
vermoeidheidswaarschuwing
De vermoeidheidswaarschuwing kan
ingesteld worden zodat deze niet wordt
geactiveerd.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-15.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-171
OPMERKING
l(Wanneer het tijdstip van de
besturingsassistentie is ingesteld op
“Laat”)
lDe rijstrookassistent functioneert
niet totdat het systeem witte (gele)
rijstrookstrepen aan de linker of
rechterzijde bespeurt.
lWanneer het systeem een witte
(gele) rijstrookstreep enkel aan
één zijde bespeurt, zal het systeem
geen waarschuwingen activeren
voor de rijstrookstreep aan de
zijde die niet bespeurd wordt. De
waarschuwing is enkel voor de
rijstrookafwijking aan de zijde die
bespeurd wordt.
l(Wanneer het tijdstip van de
besturingsassistentie is ingesteld op
“Vroeg”)
lWanneer het tijdstip van de
besturingsassistentie is ingesteld
op“Vroeg”, functioneert de
rijstrookassistent niet totdat het
systeem links en rechts witte
(gele) rijstrookstrepen bespeurt.
Wanneer het systeem witte (gele)
rijstrookstrepen enkel aan de
linker of rechterzijde bespeurt,
functioneert het systeem enkel bij
een rijstrookafwijking aan de
zijde die bespeurd wordt.
lDe besturingsassistentie wordt
uitgevoerd zodat de auto om en
nabij het midden van de rijstrook
blijft rijden, echter, afhankelijk
van omstandigheden zoals
bochten in de weg, hellingsgraad,
golvingen en rijsnelheid, bestaat
de kans dat het systeem de auto
niet bij het midden van de
rijstrook kan houden.
OPMERKING
lAls de bestuurder zijn of haar handen
van het stuurwiel afneemt (het
stuurwiel niet vasthoudt), wordt het
waarschuwingsgeluid geactiveerd en
wordt een alarmmelding aangegeven
in de multi-informatiedisplay.
lHet tijdstip waarbij de waarschuwing
voor rijstrookafwijking wordt
geactiveerd en de
besturingsassistentie wordt
uitgevoerd varieert.
lDe volgende instellingen voor de
rijstrookassistent kunnen worden
gewijzigd. Zie
Gebruikersinstellingen op pagina
9-15.
lBesturingsassistentie in werking/
buiten werking
lUitschakelgevoeligheid
(waarschijnlijkheid van
besturingsassistentie)
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-193
2. Druk op een van de volgende toetsen:
lDruk op de voorgeprogrammeerde
zendervoorkeuzetoets (1 tot 6).
lDruk op de programmatype
informatietoets (
,).
(Opsporen van programmatype
informatie:)
1. Druk op de programmatype
informatietoets (
,) wanneer de
programmatype code wordt getoond.
2. Druk op de programmatype
informatietoets (
,) totdat de
pieptoon klinkt.
De installatie begint met het opsporen
van uitzendingen en zal als er geen
worden gevonden“Nothing”tonen en
vervolgens terugkeren naar de
voorheen ingestelde golfband.
(Opslaan van programmatypen onder
de zendervoorkeuzetoetsen:)
1. Druk op de programmatype
informatietoets (
,) wanneer de
programmatype code wordt getoond.
2. Druk op de programmatype
informatietoets (
,) en selecteer
het programmatype.
3. Houd terwijl het programmatype op de
display wordt aangegeven een
zendervoorkeuzetoets gedurende
ongeveer 2 seconden ingedrukt.
Ingelaste uitzendingen
Als een ingelaste uitzending wordt
ontvangen, krijgt de ingelaste uitzending
voorrang, ook wanneer andere functies
(FM, CD, USB, iPod, AUX of BT audio)
worden gebruikt, en wordt“Alarm!”
getoond.Wanneer de ingelaste uitzending eindigt,
zal het systeem naar de voorheen
ingestelde functie terugkeren.
5-42
Interieurvoorzieningen
Audio-installatie
Annuleren van het wachtwoord
OPMERKING
Gebruik deze functie alleen wanneer u
geparkeerd staat. Dit is te afleidend om
tijdens het rijden te proberen en u maakt
dan mogelijk teveel fouten zodat dit
weinig effectief is.
1. Druk de opnementoets of sprekentoets
kort in.
2.Zeg:[Geluidssignaal]“Setup”
3.Prompt:“Selecteer één van de
volgende Koppelingsopties,
Bevestiging Prompts, Taal,
Wachtwoord, Selecteer Telefoon, of
Selecteer muziekspeler .”
4.Zeg:[Geluidssignaal]“Wacht woord”
5.Prompt:“Wachtwoord is geactiveerd.
Wilt u deze deactiveren?”
6.Zeg:[Geluidssignaal]“Ja”
7.Prompt:“Wachtwoord is
gedeactiveerd.”
Bevestigingsprompts
De bevestigingsprompt bevestigt de
opdrachtinhoud naar de gebruiker toe
alvorens verder te gaan naar de procedure
die door de gebruiker is aangevraagd.
Wanneer deze functie is ingeschakeld,
leest het systeem de eerder ontvangen
spraakinvoeropdracht op en bevestigt of
de opdracht correct is alvorens door te
gaan met de uitvoer van de opdracht.
Wanneer de bevestigingspromptfunctie is
ingeschakeld: (Bijv.“Belt John's apparaat.
is dit nummer correct?”)
Wanneer de bevestigingspromptfunctie is
uitgeschakeld: (Bijv.“Belt John's
apparaat.”)
OPMERKING
Als de bevestigingspromptfunctie is
uitgeschakeld wanneer u een
alarmnummer belt, leest het systeem de
opdracht op en bevestigt deze alvorens
de opdracht uit te voeren.
1. Druk de opnementoets of sprekentoets
kort in.
2.Zeg:[Geluidssignaal]“Setup”
3.Prompt:“Selecteer één van de
volgende Koppelingsopties,
Bevestiging Prompts, Taal,
Wachtwoord, Selecteer Telefoon, of
Selecteer muziekspeler .”
4.Zeg:[Geluidssignaal]“Bevestiging
prompts”
5.Prompt:“Bevestiging prompts staat
aan/uit. Wilt u bevestiging prompts
aanzetten/uitzetten?”
6.Zeg:[Geluidssignaal]“Ja”
7.Prompt:“Bevestiging prompts staat
uit/aan.”
Interieurvoorzieningen
Bluetooth®
5-115
3.Prompt:“Bellen”
Telefoonnummer invoeren
OPMERKING
Oefen dit terwijl u geparkeerd staat
totdat u het vertrouwen heeft dit te
kunnen doen tijdens het rijden in een
niet veeleisende rijsituatie. Als u nog
niet volledig vertrouwd bent, alle
telefoongesprekken voeren vanuit een
plaats waar u veilig geparkeerd staat en
pas beginnen te rijden wanneer u uw
volledige aandacht bij het rijden kunt
houden.
1. Druk de opnementoets of sprekentoets
kort in.
2.Zeg:[Geluidssignaal]“Nummer keuze”
3.Prompt:“Het nummer alstublieft”
4.Zeg:[Geluidssignaal]
“XXXXXXXXXXX
(telefoonnummer)”
5.Prompt:“XXXXXXXXXXX.
(Telefoonnummer) Voeg na de
pieptoon meer nummers toe, of zeg
'Terug,' om het laatst toegevoegde
nummer nogmaals toe te voegen, of
druk op de knop 'Opnemen' om te
bellen.”6.(Belt)
Druk de opnementoets in of zeg
“Nummer keuze”en ga dan verder naar
stap 7.
(Telefoonnummer toevoegen/
invoeren)
Zeg“XXXX”(gewenste
telefoonnummer) en ga dan verder naar
stap 5.
(Telefoonnummercorrectie)
Zeg,“Terug”. De prompt antwoordt,
“Terug. De laatst toegevoegde
nummers zijn verwijderd.”. Ga dan
terug naar stap 3.
7.Prompt:“Bellen”
OPMERKING
De“Nummer keuze”opdracht en een
telefoonnummer kunnen gecombineerd
worden. Bijv. Spreek in stap 2
“Nummer keuze”in, dan kunnen
stappen 3 en 4 overgeslagen worden.
Alarmnummers bellen
Met behulp van de spraakinvoeropdracht
kan het alarmnummer (112) gebeld
worden.
1. Druk de opnementoets of sprekentoets
kort in.
2.Zeg:[Geluidssignaal]“Alarmnummer”
3.Prompt:“Bellen“112”, is dit nummer
correct?”
4.Zeg:[Geluidssignaal]“Ja”
5.Prompt:“Bellen”
Interieurvoorzieningen
Bluetooth®
5-129
qSleutel-in-auto-achtergelaten
waarschuwingspieptoon (Met
geavanceerde afstandbediende
portiervergrendelingsfunctie)
Als een sleutel in het interieur van de auto
is achtergelaten en alle portieren en de
achterklep met een afzonderlijke sleutel
worden vergrendeld, wordt er gedurende
ongeveer 10 seconden een pieptoon
gegeven om de bestuurder er op attent te
maken dat de sleutel in het interieur van
de auto is achtergelaten.
Als dit gebeurt, worden de portieren en de
achterklep vergrendeld, maar zullen de
functies van de sleutel die in het interieur
van de auto is achtergelaten tijdelijk
geannuleerd worden.
Voer voor het herstellen van de
sleutelfuncties de procedure van
toepassing uit (pagina 3-9).
qi-stop waarschuwingszoemer
lAls het stationair draaien van de motor
is gestopt en het bestuurdersportier
wordt geopend, klinkt er een
waarschuwingstoon om de bestuurder
te attenderen dat het stationair draaien
is gestopt. Dit stopt wanneer het
bestuurdersportier wordt gesloten.
lDe waarschuwingszoemer klinkt als de
motor gestopt is en de volgende
handelingen worden uitgevoerd. In
dergelijke gevallen herstart de motor
om veiligheidsredenen niet
automatisch. Start de motor met behulp
van de normale methode.
l(Europees model)
De veiligheidsgordel van de
bestuurder is losgemaakt en het
bestuurdersportier wordt geopend.
l(Behalve Europees model)
Wanneer de keuzehendel in de stand
D of M (niet in blokkeermodus voor
tweede versnelling) staat, de
veiligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt en het
bestuurdersportier wordt geopend.
qi-ELOOP waarschuwingszoemerí
Als er met de auto wordt gereden terwijl
“i-ELOOP- laad op”wordt getoond,
klinkt er een pieptoon. Let er op dat het
bericht niet langer getoond wordt alvorens
te gaan rijden.
qRijsnelheidsalarmí
De functie van het rijsnelheidsalarm is
bestemd om de bestuurder via een enkele
pieptoon en een waarschuwingsindicatie
in de instrumentengroep te waarschuwen
dat de tevoren ingestelde rijsnelheid is
overschreden.
U kunt de instelling van de rijsnelheid
waarbij de waarschuwing wordt gegeven
veranderen (pagina 4-31).
7-58
Als er zich een probleem voordoet
íBepaalde modellen.
Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers
Installatie van niet-originele onderdelen en accessoires
Het aanbrengen van technische wijzigingen aan de originele staat van uw Mazda kan van
invloed zijn op de veiligheid van uw auto. Dergelijke technische wijzigingen omvatten niet
alleen het gebruik van niet geschikte onderdelen, maar ook accessoires, uitrusting of
hulpstukken, zoals velgen en banden.
Originele Mazda onderdelen en originele Mazda accessoires zijn specifiek ontworpen voor
Mazda automobielen.
Andere dan de hierboven vermelde onderdelen en accessoires zijn niet door Mazda
geïnspecteerd en goedgekeurd tenzij dit door Mazda uitdrukkelijk wordt vermeld. Wij
kunnen niet garant staan voor de geschiktheid van dergelijke producten. Mazda kan niet
aansprakelijk gesteld worden voor enigerlei schade veroorzaakt door het gebruik van
dergelijke producten.
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig bij het kiezen en installeren van aanvullende elektrische apparatuur,
zoals mobiele telefoons, zend- en ontvanginstallaties, stereo-systemen en auto-
alarmsystemen:
Een simpele fout bij het kiezen of het installeren van verkeerde aanvullende
apparatuur of het kiezen van een verkeerde installateur is gevaarlijk. Essentiële
systemen kunnen beschadigd worden, hetgeen het afslaan van de motor, activering
van de airbag (SRS), buiten werking treden van het ABS/TCS/DSC systeem of brand
in de wagen kan veroorzaken.
Mazda kan niet aansprakelijk gesteld worden voor dood, letsel of onkosten die het gevolg
kunnen zijn van het installeren van aanvullende niet-originele onderdelen of accessoires.
Informatie voor de eigenaar
Garantie
8-3