KENNISMAKING MET DE AUTO25
1
Mistachterlichten (geel)
Het lampje gaat branden wanneer de mi stach-
terlichten worden inges chakeld.
4
Mistlampen voor (groen)
Dit lampje gaat branden wanneer de mi stlampen
voor worden inges chakeld.
5
Richtingaanwijzers
( g roen – knipperend)
De lampjes gaan branden wanneer de hendel
van de richtingaanwijzer s omlaag of omhoog
wordt gezet of wanneer de knop voor de alarm-
knipperlichten wordt ingedrukt.
F
D
Dagverlichtin g/dimlicht (groen)
Dit lampje gaat branden als
de dagverlichting of het dimlicht wordt
ingeschakeld.
Follow me home
Dit lampje gaat branden wanneer dit systeem inges cha-
keld is (zie “Follow me home”).
Op het dis play vers chijnt een s peciaal bericht.
3
Grootlicht (blauw)
Het lampje gaan branden wanneer het groot-
licht wordt inges chakeld.
1
Cruise-control (groen)
(voor bepaalde ver sies/markten)
Wanneer de contact sleutel naar MAR wordt ge-
draaid, gaat het lampje branden, maar dit moet
na enkele seconden doven. het lampje op het di splay gaat
branden als de draaischakelaar van de crui se-control op
ON wordt gedraaid.
Op het dis play vers chijnt een s peciaal bericht.
Ü
001-154 Delta NL 1ed 20/03/14 11:27 Pagina 25
KENNISMAKING MET DE AUTO73
1
Uitschakelen
Draai de contactsleutel op S TOP.
De volgende keer dat het voertuig ges tart wordt (con-
tacts leutel naar MAR gedraaid), wordt de sens or niet op-
nieuw geactiveerd, ook als s taat de hendel nog in s tand B-
fig. 34. Om te sens or te activeren, de hendel in stand A
of C zetten en daarna terug naar stand B.
Als de regens ensor op deze manier opnieuw wordt in-
ges chakeld, wordt ten min ste één wisslag uitgevoerd,
ook wanneer de ruit droog i s. CRUISE-CONTROL
(constante snelheidsregeling)
(voor bepaalde ver sies/markten)
Dit is een elektroni sch geregeld hulpsysteem, waarmee
het voertuig op lange, rechte en droge wegen met weinig
veranderingen qua rijoms tandigheden (bijv. snelwegen),
met een cons tante, vooraf inge stelde snelheid van meer
dan 30 km/h blijft rijden zonder dat het ga spedaal inge-
trapt hoeft te worden.
Het gebruik van de crui se-control wordt dus niet aanbe-
volen op buitenwegen met druk verkeer. Gebruik het sys-
teem niet in de s tad.
HET SYSTEEM INSCHAKELEN
Zet draais chakelaar A-fig. 36 op ON.
Het systeem mag alleen worden inge schakeld in de 4e of
hogere vers nelling.
Schakel de regensensor nooit in tijdens
een wasbeurt in een automatische autowas-
straat.
Controleer of de functie is uitgeschakeld als
er ijs op de voorruit ligt.
Controleer of de functie is uitgeschakeld als
de ruit wordt schoongemaakt.
fig. 36L0E0022m
001-154 Delta NL 1ed 20/03/14 11:27 Pagina 73
KENNISMAKING MET DE AUTO75
1
HET SYSTEEM UITSCHAKELEN
Zet draais chakelaar A-fig. 36 op OFF of draai de con-
tacts leutel op S TOP. In de volgende gevallen wordt het sys-
teem automatis ch uitgeschakeld:
❍ wanneer het rempedaal of het koppeling spedaal wordt
ingetrapt;
❍ als het AS R- of ES P-systeem in werking treedt (voor
bepaalde ver sies /markten).
Als met actieve cruise-control wordt gereden,
mag de versnellingspook nooit in de vrijstand
worden gezet.
Als het systeem niet goed werkt of defect is,
draaischakelaar A-fig. 36 op OFF z etten en
contact opnemen met het Lancia Servicenet-
werk, nadat gecontroleerd is of de zekering niet is
doorgebrand.
PLAFONDVERLICHTING
PLAFONDVERLICHTING VOOR MET SPOTS
fig. 37
S chakelaar A wordt gebruikt om de plafondverlichting
in/uit te s chakelen.
Met schakelaar A in de middel ste stand gaan de lampjes C
en D aan/uit bij het openen/ sluiten van de voorportieren.
Met schakelaar A link s ingedrukt zijn de lampje s C en D
altijd uit. Met schakelaar A rechts ingedrukt blijven
de lampjes C en D altijd inge schakeld.
De verlichting gaat geleidelijk aan/uit.
Met schakelaar B wordt de spotlichtfunctie bediend; als
de plafondverlichting uit i s, gaan de s pots op de volgen-
de manier branden:
❍ lampje C wanneer link s ingedrukt;
❍ lampje D wanneer recht s ingedrukt.
fig. 37L0E0024m
001-154 Delta NL 1ed 20/03/14 11:27 Pagina 75
39
39
39
39
39
39
39
39
39
228NOODGEVALLEN
F43
F44
F46
F47
F48
F49
F51
F52
F5330
15
20
20
205
5/7,5 (*)
15
7,5
ELEKTRISCHE APPARATUUR ZEKERING AMPÈRE AFBEELDING
Ruitenwissersysteem op stuurkolomhendel, elektrische tweewegpomp
ruitensproeier/achterruitsproeier op stuurkolomhendel
Aansteker/stopcontact op tunnel, stopcontact bagageruimte
Schuifdak motor
Elektrische ruitbediening bestuurderszijde voor
Elektrische ruitbediening passagierszijde voor
Bedieningspanelen rechts, links, midden alarmknipperlichten
(verlichting), bedieningstoetsen op het stuurwiel (verlichting),
bedieningstoetsen op plafondverlichting (verlichting), regeleenheid
volumetrisch alarmsysteem, elektrisch schuifdak (regeleenheid,
verlichting bedieningstoetsen), regen-/schemersensor,
elektrochromatische spiegel, bediening verwarming voorstoelen,
AUX-aansluiting (verlichting)
Aansteker (verlichting) inbouwvoorbereiding radio, bediening
cruise-control, knooppunt Blue&Me
TM, knooppunt parkeersensoren,
AQS sensor, klimaatregeling, verstelling elektrische buitenspiegel,
regeleenheid bewaking bandenspanning, knooppunt rijbaanwisseling,
knooppunt geregelde demping wielophanging, Eco-toets
(versies met automatische versnellingsbak), lichtgeleider bediening
automatische versnellingsbak, regeleenheid op
rechter gasontladingskoplamp
Achterruitwissersysteem op stuurkolomhendel
Instrumentenpaneel, richtingaanwijzers achter
195-232 Delta NL 1ed 20/03/14 11:29 Pagina 228