126LAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
TREKHAAK MONTEREN
De trekhaak moet door gespecialiseerd
personeel aan de carrosserie worden be-
vestigd waarbij de richtlijnen die hierna zijn
opgenomen, moeten worden aangehou-
den. Schakel een lage versnelling in tijdens het
afdalen om te voorkomen dat u constant
moet remmen.
Het gewicht van de aanhanger dat op de
trekhaak rust, moet worden afgetrokken
van het laadvermogen van de auto.
Om er zeker van te zijn dat u het maxi-
mum toelaatbaar aanhangergewicht niet
overschrijdt (aangegeven op de type-
goedkeuring), moet u er rekening mee
houden dat het maximum betrekking
heeft op het totale gewicht van de aan-
hangwagen of caravan, inclusief accessoi-
res en bagage.
Houdt u aan de snelheidsbeperkingen die
voor auto’s met aanhanger gelden. U mag
in geen geval sneller rijden dan 100 km/h.
Het ABS werkt niet op het
remsysteem van de aanhan-
ger. Wees daarom extra voorzichtig
op gladde wegen.
ATTENTIE!
Voer in geen geval modifica-
ties aan het remsysteem van
de auto uit. Het remsysteem van de
aanhanger moet geheel onafhanke-
lijk van het hydraulisch remsysteem
van de auto worden bediend.
ATTENTIE!
119-128 SCUDO LUM NL 27/11/13 17.02 Pagina 126
127
LAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTENLAMPJES EN
BERICHTENSTARTEN EN
RIJDEN
BELANGRIJK Als u winterbanden ge-
bruikt waarvan de maximum toegestane
snelheid lager is dan de topsnelheid van de
auto (met een marge van 5%), dan dient u
in het interieur van de auto een voor de
bestuurder duidelijk zichtbaar waarschu-
wingsplaatje te plaatsen met de maximum
toegestane snelheid wanneer met die win-
terbanden wordt gereden (overeenkom-
stig de EU-normen).
Monteer op alle vier de wielen dezelfde
banden (zelfde merk en profieldiepte)
voor meer veiligheid tijdens het rijden en
remmen en voor een betere bestuur-
baarheid.
Keer de draairichting van de banden niet
om.
SNEEUWKETTINGENHet gebruik van sneeuwkettingen is af-
hankelijk van de voorschriften van het land
waar wordt gereden.
De sneeuwkettingen mogen alleen op de
voorwielen gemonteerd worden (aange-
dreven wielen). Wij raden u het gebruik
aan van sneeuwkettingen uit het Fiat Li-
neaccessori-programma.
Controleer na enkele tientallen meters rij-
den of de kettingen nog goed gespannen
zijn.
BELANGRIJK Geef bij gemonteerde
sneeuwkettingen voorzichtig gas om het
doorslippen van de aangedreven wielen te
voorkomen of zoveel mogelijk te beper-
ken. Hierdoor wordt het breken van de
kettingen voorkomen en daarmee be-
schadiging van de carrosserie en de me-
chanische onderdelen.
WINTERBANDENGebruik winterbanden die dezelfde maat
hebben als de standaard geleverde banden.
Het Fiat Servicenetwerk kan u adviseren
welke band het meest geschikt is voor het
doel waarvoor u deze wilt gebruiken.
De specifieke eigenschappen van winter-
banden verminderen aanzienlijk als de pro-
fieldiepte minder is dan 4 mm. In dat ge-
val is het veiliger ze te vervangen.
Door de specifieke eigenschappen van
winterbanden zijn de prestaties onder
niet-winterse omstandigheden of wanneer
er lange afstanden op de snelweg worden
gereden, minder dan die van de standaard
gemonteerde banden. Beperk het gebruik
van winterbanden tot die omstandigheden
waarvoor ze zijn goedgekeurd.
Bij winterbanden met de in-
dicatie “Q” geldt een maxi-
mum snelheid van 160 km/h; bij win-
terbanden met de indicatie “T” geldt
een maximum snelheid van 190 km/h;
bij winterbanden met de indicatie “H”
geldt een maximum snelheid van 210
km/h. Deze maximum snelheden zijn
in overeenstemming met de huidige
wetgeving.
ATTENTIE!
119-128 SCUDO LUM NL 27/11/13 17.02 Pagina 127
128LAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
AUTO LANGERE TIJD
STALLENTref de volgende maatregelen als de au-
to enkele maanden niet wordt gebruikt:❒
zet de auto in een overdekte, droge en
zo mogelijk goed geventileerde ruimte;
❒
schakel een versnelling in;
❒
zorg ervoor dat de handrem is aange-
trokken;
❒
maak de minklem los van de accu en
controleer de acculading. Gedurende
het stallen moet deze controle iedere
drie maanden worden herhaald. Laad
de accu op als de optische meter een
donkere kleur heeft zonder een groen
middenstuk;
❒
maak de gespoten plaatdelen schoon en
behandel ze met een beschermende
was;
❒
reinig en conserveer de glimmende me-
talen delen met daarvoor geschikte
middelen;
❒
smeer de wisserrubbers van de ruiten-
wissers en achterruitwisser in met talk-
poeder en laat ze los van de ruit staan;
❒
zet de ruiten een klein stukje open;
❒
dek de auto af met een stoffen of een
ademende kunststof hoes. Gebruik
geen dichte plastic hoes, omdat het in
en op de auto aanwezige vocht dan niet
kan verdampen.
❒
breng de bandenspanning + 0,5 bar bo-
ven de normaal voorgeschreven span-
ning en controleer deze regelmatig;
❒
als u de accukabels niet loskoppelt,
moet de lading iedere maand gecon-
troleerd worden en laad de accu op als
de optische meter een donkere kleur
heeft zonder groen middenstuk;
❒
tap het koelsysteem van de motor niet
af.
BELANGRIJK Als de auto is uitgerust met
een diefstalalarm, schakel dan het alarm
uit met de afstandsbediening.
Beperk de snelheid als u
sneeuwkettingen gebruikt; rijd
niet harder dan 50 km/h. Ver-
mijd kuilen, stoepranden en
andere obstakels en rijd, om
de auto en het wegdek niet te
beschadigen, geen lange stukken op
sneeuwvrije wegen.
ATTENTIE!
119-128 SCUDO LUM NL 27/11/13 17.02 Pagina 128
146LAMPJES EN
BERICHTENONDERHOUD EN
ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENNOODGEVALLEN
Lamp Zie fig. Type VermogenGrootlichtDimlicht Buitenverlichting voor Mistlampen voor (indien aanwezig)Richtingaanwijzers voor Richtingaanwijzers op flankenRichtingaanwijzers achter Achterlichten Remlichten
Derde remlicht:
– dubbele achterdeuren
– dubbele achterdeuren (verhoogd dak)/achterklepAchteruitrijverlichting Mistachterlicht Kentekenplaatverlichting Plafondverlichting voor met spotjesPlafondverlichting achterH4
H4
W5W
H4
PY21W (geel)
WY5W (geel)
PY21W (geel)
P21/5W
P21/5W
W5W
P21W
P21W
P21W
W5W
12V5W
12V5W D
D
A
D
B
A
B
B
B
A
B
–
–
A
C
C55W
55W
5W
55W
21W
5W
21W
5W
5W
5W
21W
21W
21W
5W
5W
5W
139-158 SCUDO LUM NL 07/03/14 08.57 Pagina 146
169
LAMPJES EN
BERICHTENTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTENVEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
Voorkom, als u de dop los-
draait , contact tussen de zeer
corrosieve vloeistof en de lak.
Als remvloeistof wordt ge-
morst , moet de lak onmiddellijk met
water worden afgespoeld.De remvloeistof is giftig en
zeer corrosief. Als per onge-
luk remvloeistof wordt gemorst , moe-
ten de betreffende delen onmiddellijk
worden gewassen met water en neu-
trale zeep en daarna met veel water
worden afgespoeld. Bij inslikken dient
onmiddellijk een arts te worden ge-
raadpleegd.
ATTENTIE!
Het symbool
π
op het reser-
voir geeft aan dat syntheti-
sche remvloeistof en geen minerale
vloeistof moet worden gebruikt . Het
gebruik van minerale vloeistoffen moet
absoluut worden vermeden, omdat de
rubbers in het remsysteem door deze
vloeistoffen worden beschadigd.
ATTENTIE!
OLIE VAN DE
STUURBEKRACHTIGING
Controleer de olie van de stuurbekrachti-
ging bij een koude motor en als de auto op
een vlakke ondergrond staat. De olie moet
tussen het MIN- en MAX-merkteken op
het reservoir staan fig 12 enfig. 13.
Bij zeer warme olie kan het olieniveau bo-
ven het MAX-merkteken staan.
Indien nodig kan het niveau worden bij-
gevuld met olie, die dezelfde specificaties
moet hebben als de reeds in het systeem
aanwezige olie.fig. 12 - Uitvoering 90 Multijet
F0P0150m
fig. 13 - Uitvoeringen 120-130
en 165 Multijet
F0P0151m
Het olieverbruik van de stuur-
bekrachtiging is zeer laag; als
na het bijvullen de olie binnen
korte tijd weer moet worden
bijgevuld, moet het systeem door het
Fiat Servicenetwerk op eventuele lek-
kage worden gecontroleerd.Voorkom dat de olie voor de
stuurbekrachtiging in contact
komt met de warme delen van de mo-
tor: de olie is ontvlambaar.
ATTENTIE!
Voor de besteluitvoering wordt
aangeraden de remvloeistof
om de twee jaar te vervangen.
ATTENTIE!
159-178 SCUDO LUM NL 12/12/13 11.22 Pagina 169
176LAMPJES EN
BERICHTENTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENNOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
❒
het aanbrengen van een beschermende
kunststof laag op kwetsbare delen: on-
derzijde van de portieren, binnenzijde
van de spatborden, naden, randen enz.;
❒
toepassing van “open” holle ruimtes om
condensvorming te voorkomen en bin-
nendringend water af te voeren, waar-
door roest van binnenuit wordt voor-
komen.
CARROSSERIEGARANTIE
Bij de auto is de carrosserie tegen door-
roesten van alle originele componenten
van de carrosserie en van alle dragende de-
len gegarandeerd.
Voor de specifieke voorwaarden van deze
garantie wordt verwezen naar de “Service-
en garantiehandleiding”.
TIPS VOOR HET BEHOUD VAN
DE CARROSSERIE
Lak
De lak heeft behalve een esthetische func-
tie ook een beschermende functie.
Daarom moeten beschadigingen van de lak-
laag, zoals krassen, onmiddellijk worden bij-
gewerkt om roestvorming te voorkomen.
Het bijwerken dient met de originele lak te
worden uitgevoerd (zie “Plaatje met infor-
matie over de carrosserielak” in het hoofd-
stuk “Technische gegevens”).
CARROSSERIEBESCHERMING TEGEN
ATMOSFERISCHE INVLOEDEN
De belangrijkste oorzaken van roest zijn:❒
luchtverontreiniging;
❒
zoutgehalte in de lucht en luchtvoch-
tigheid (gebieden aan zee, warm en
vochtig klimaat);
❒
omgevings-/seizoensinvloeden.
Ook de invloed van schurende elementen,
zoals stoffige omgeving, opwaaiend zand,
modder en steenslag op de lak en de on-
derzijde moet niet worden onderschat.
Fiat heeft voor uw auto de beste techno-
logische oplossingen toegepast om de car-
rosserie efficiënt tegen roest te bescher-
men.
De belangrijkste zijn:
❒
de toepassing van aangepaste spuit-
technieken en lakproducten die de au-
to de benodigde weerstand tegen roest
en schurende elementen verlenen.
❒
het gebruik van verzinkte (of voorbe-
handelde) plaatdelen met een hoge cor-
rosiebestendigheid;
❒
het aanbrengen van een gespoten be-
schermende waslaag op de onderzijde,
in de wielkuipen, in de motorruimte en
verschillende holle ruimtes, met een
hoog beschermend vermogen; RUITENSPROEIERS
Voorruit (ruitensproeiers) fig. 18
Als de ruitensproeiers niet werken, con-
troleer dan eerst het niveau in het rui-
tensproeiertankje (zie de paragraaf “Ni-
veaus controleren” in dit hoofdstuk).
Controleer vervolgens of de ruiten-
sproeiermonden niet verstopt zijn. Deze
kunnen zo nodig met een speld worden
doorgeprikt.
De stralen van de ruitensproeiers kunt u
richten door de sproeiermonden af te stel-
len.
De stralen moeten op ongeveer
1/3van de
bovenkant van de ruit worden gericht.
Achterruit (achterruitsproeier)
De sproeiermond van de achterruitwisser
is op de achterruitwisser zelf geplaatst.
fig. 18
F0P0163m
159-178 SCUDO LUM NL 12/12/13 11.22 Pagina 176
177
LAMPJES EN
BERICHTENTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTENVEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
Het normale onderhoud van de auto be-
perkt zich tot wassen, waarbij de frequen-
tie afhankelijk is van het gebruik van de au-
to en van de omgeving. Het is raadzaam de
auto vaker te wassen bij sterke luchtver-
ontreiniging of bij het rijden over wegen
met strooizout.
De juiste wasmethode:❒
verwijder de antenne van het dak als u
de auto in een wastunnel wast, om te
voorkomen dat deze beschadigt;
❒
spoel de auto eerst met een waterstraal
onder lage druk af;
❒
was de auto met een zachte spons met
een oplossing van neutrale zeep; spoel
daarbij de spons regelmatig uit;
❒
spoel de auto af met schoon water en
droog de auto met warme lucht of een
schone, zachte zeem.
De minder zichtbare delen zoals de ran-
den van de portieren, achterklep, motor-
kap en de koplampranden moeten tijdens
het drogen niet vergeten worden, omdat
daar water kan blijven staan. Het verdient
aanbeveling de auto na het wassen niet on-
middellijk binnen te zetten, maar de auto
nog even buiten te laten staan, zodat wa-
terresten buiten kunnen verdampen.Was de auto nooit in de zon of als de mo-
torkap nog warm is: de glans van de lak
kan afnemen.
De kunststof carrosseriedelen kunnen op
dezelfde wijze worden gewassen als de
gespoten carrosseriedelen.
Parkeer de auto niet onder bomen, aan-
gezien harsdruppels bij langere inwerking
de lak kunnen beschadigen, waardoor de
kans op roestvorming wordt vergroot.
BELANGRIJK Vogeluitwerpselen dienen
zo snel en zo goed mogelijk van de lak ver-
wijderd te worden, omdat door de agres-
sieve bestanddelen de lak kan beschadigen.
Schoonmaakmiddelen veront-
reinigen het water. Daarom
moet de auto bij voorkeur wor-
den gewassen op een plaats
waar het afvalwater direct wordt opge-
vangen en gezuiverd.
Ruiten
Gebruik voor het schoonmaken van de
ruiten een daarvoor geschikt schoon-
maakmiddel. Gebruik een schone, zachte
doek om krassen en beschadigingen te
voorkomen.
BELANGRIJK Let er bij het schoonmaken
van de binnenzijde van de achterruit op
dat de elektrische weerstandsdraden van
de achterruitverwarming niet worden be-
schadigd. Veeg voorzichtig in de richting
van de draden.
Motorruimte
Laat de motorruimte na het winterseizoen
zorgvuldig uitspuiten. Hierbij mag de wa-
terstraal niet direct op de elektronische
regeleenheden worden gericht en moeten
de bovenste ventilatie-openingen goed be-
schermd worden, om beschadiging van de
ruitenwissermotor te voorkomen. Laat
deze werkzaamheden verzorgen door een
gespecialiseerd bedrijf.
BELANGRIJK Voor het uitspuiten van de
motorruimte moet de contactsleutel in stand
Sstaan en de motor koud zijn. Controleer
na het reinigen of de verschillende bescher-
mingen (rubber kappen, deksels enz.) nog op
hun plaats zitten en niet beschadigd zijn.
Koplampen
BELANGRIJK Gebruik voor het reinigen
van het kunststof lampenglas van de kop-
lampen geen aromatische producten (bijv.
benzine) of ketonen (bijv. aceton).
159-178 SCUDO LUM NL 12/12/13 11.22 Pagina 177
VERKLARING VAN DE
CODERING OP DE VELGEN
Bijvoorbeeld: 7J x 16 ET39
7 = breedte van de velg in inch 1.
J = velgbedprofiel (deel aan de zij-
kanten waarop de band steunt) 2.
16 = montagediameter in inches (deze
correspondeert met dat van de
te monteren band) 3= Ø.
ET39 = diepte van de velgbolling (afstand
tussen het montagevlak van de
velg op de naaf en het velghart). Beladingsindex (draagvermogen)
70= 335 kg 81= 462 kg
71= 345 kg 82= 475 kg
72= 355 kg 83= 487 kg
73= 365 kg 84= 500 kg
74= 375 kg 85= 515 kg
75= 387 kg 86= 530 kg
76= 400 kg 87= 545 kg
77= 412 kg 88= 560 kg
78= 425 kg 89= 580 kg
79= 437 kg 90= 600 kg
80= 450 kg 91= 615 kg Snelheidsindex
Q= max. 160 km/h.
R= max. 170 km/h.
S= max. 180 km/h.
T= max. 190 km/h.
U= max. 200 km/h.
H= max. 210 km/h.
V= max. 240 km/h.
Maximum snelheid bij
winterbanden
QM + S= max. 160 km/h.
TM + S= max. 190 km/h.
HM + S= max. 210 km/h.
TECHNISCHE
GEGEVENSONDERHOUD
EN ZORGNOODGEVALLENSTARTEN EN
RIJDENVEILIGHEID
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTENALFABETISCH
REGISTERLAMPJES EN
BERICHTEN190
179-214 SCUDO LUM NL 12/12/13 11.16 Pagina 190