bandenspanningscontrolesysteem
Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden.
Het bandenspanningscontrolesysteem is niet
meer dan een hulpmiddel, hetgeen inhoudt dat
de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van
de bestuurder niet door het systeem kunnen
worden vervangen.
Het systeem onthoudt u niet van de
verantwoordelijkheid om elke maand de
bandenspanning te controleren (ook die van
het reservewiel). Doe dit ook voordat u een
lange rit gaat maken.
Het rijden met een te lage bandenspanning
heeft een nadelige invloed op het weggedrag
en de remweg van de auto en veroorzaakt
vroegtijdige bandenslijtage, vooral onder
zware omstandigheden (zware belading, hoge
snelheden, een lange rit).De voor uw auto voorgeschreven
bandenspanning vindt u op de sticker
met de bandenspanningen.
Zie de rubriek "Identificatie".
De bandenspanning moet worden
gecontroleerd als de banden "koud"
zijn (de auto staat langer dan een uur
stil of er is minder dan 10 km gereden
met een beperkte snelheid).
ond
er andere omstandigheden
(bij warme banden) moet de
bandenspanning ten opzichte van de
op de sticker vermelde spanning met
0,3
bar worden verhoogd.
Het rijden met een te lage
bandenspanning veroorzaakt bovendien
een hoger brandstofverbruik.
Het systeem bewaakt de spanning van de vier
banden zodra de auto begint te rijden.
Het systeem vergelijkt de signalen van de
snelheidssensoren van de wielen met de
referentiewaarden die elke keer nadat de
banden op spanning zijn gebracht of na het
ver wisselen van een wiel moeten worden
gereset
.
Het systeem geeft een waarschuwing zodra
wordt gesignaleerd dat de spanning van een of
meer banden te laag is.
151
DS3_nl_Chap08_securite_ed01-2014
De waarschuwing blijft actief tot het
systeem is gereset.ee
n te lage bandenspanning is niet
altijd aan de band te zien.
ee
n visuele
controle is dus niet voldoende.
Controleer voordat u het systeem
gaat resetten of de spanning van
de vier banden overeenkomstig de
gebruiksomstandigheden van de auto
en de voorschriften op de sticker met
de bandenspanningen is.
Het bandenspanningscontrolesysteem
geeft geen meldingen als de
bandenspanning bij het resetten
onjuist is.
Waarschuwing te lage bandenspanning
u krijgt deze waarschuwing als dit
lam pje blijft branden in combinatie
met een geluidssignaal en een
melding.
F
V
erminder onmiddellijk uw snelheid en
vermijd plotselinge stuurbewegingen en
krachtig remmen.
F
S
top zodra dit mogelijk is op een veilige
plaats. F
C ontroleer als u een compressor in
de auto hebt (bijvoorbeeld die van de
bandenreparatieset) de spanning van de
vier banden als deze zijn afgekoeld.
r
i
jd
voorzichtig verder als het niet mogelijk is
om deze controle onmiddellijk uit te voeren.
of
F
G
ebruik in het geval van een lekke band
de bandenreparatieset of het reservewiel
(volgens uitvoering),
Resetten
elke keer nadat u een of meer banden op
spanning hebt gebracht en na het verwisselen
van een of meer wielen, moet u het systeem
resetten.
er i
s een sticker op de linker middenstijl
aangebracht om u hierop attent te maken.
Veiligheid
Het resetten van het systeem moet gebeuren bij afgezet contact en stilstaande auto via het
configuratiemenu van de auto.
Monochroom display A
F Druk op de toets MENU om het algemene
menu te openen.
F
D
ruk op de toets " 5" of " 6" om het menu
Config. auto te selecteren en bevestig uw
keuze door op de toets OK te drukken.
F
D
ruk op de toets " 5" of " 6" om het menu
" Reset bandensp " te selecteren en bevestig
uw keuze door op de toets OK te drukken.
e
r v
erschijnt een melding ter bevestging
van het verzoek.
F
b
e
vestig uw keuze door op de toets OK te
drukken.
Monochroom display C
F Druk op de toets MENU om het algemene
menu te openen.
F
D
ruk op de toets " 5" of " 6" om het
menu " Persoonlijke instellingen -
configuratie " te selecteren en bevestig uw
keuze door op de toets OK te drukken.
F
D
ruk op de toets " 5" of " 6" om het
menu " Configuratie auto instellen " te
selecteren en bevestig uw keuze door op
de toets OK te drukken. F
D ruk op de toets "
5" of " 6" om het menu
" Bandenspanning " en vervolgens het
menu " Resetten " te selecteren en bevestig
uw keuzes door op de toets OK te drukken.
H
et resetten wordt bevestigd door een
melding.
153
DS3_nl_Chap08_securite_ed01-2014
Kleurendisplay
F Druk op de toets "SETUP" om het
configuratiemenu te openen.
F
Sel
ecteer " Parameters auto " en bevestig.
F
Sel
ecteer " Rijhulpsysteem " en bevestig
uw keuze.
F
Selecteer " Resetten bandenspanningscontrole "
en bevestig uw keuze.
Het resetverzoek wordt bevestigd door een melding.
F Selecteer " Ja" of " Nee" en bevestig uw
keuze.
H
et resetten wordt bevestigd door een
melding. De nieuw opgeslagen waarden van de
bandenspanning worden door het systeem
beschouwd als referentiewaarden.
Sneeuwkettingen
Het systeem hoeft niet gereset
te worden na het aanbrengen of
verwijderen van sneeuwkettingen.
Controleer na werkzaamheden aan
het systeem altijd de spanning van
de vier banden en reset het systeem
vervolgens.
Het bandenspanningscontrolesysteem
werkt alleen betrouwbaar als bij het
resetten van het systeem de vier
banden de correcte spanning hebben.
Storing
Als het waarschuwingslampje te lage
bandenspanning gaat knipperen en vervolgens
blijft branden in combinatie met het lampje
Service, wijst dit op een storing in het systeem.
In dat geval werkt de bandenspanningscontrole
mogelijk niet goed.
Laat het systeem controleren door het
CI
t
ro
Ën-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Veiligheid
DS3_nl_Chap10_info-pratiques_ed01-2014
F Schakel de compressor in door de schakelaar in de stand " I" te zetten en
breng de band op de spanning die is
aangegeven op de bandenspanningssticker
van de auto.
o
m
de bandenspanning te verlagen:
druk op de zwarte knop op de slang van
de compressor, bij de aansluiting op het
ventiel.
F
Z
et, zodra de gewenste spanning is
bereikt, de schakelaar in de stand " O".
F
V
er wijder de set en berg deze op.
Controlesysteem
bandenspanning
Het verklikkerlampje voor te lage
bandenspanning zal na het repareren
van een wiel blijven branden tot het
systeem is gereset.
ra
adpleeg voor meer
informatie de rubriek
"
ban
denspanningscontrolesysteem".
Als de spanning van een of meer
banden is aangepast, moet
het controlesysteem van de
bandenspanning worden gereset.
Zie de rubriek
"
ban
denspanningscontrole".
01
283
DS3_nl_Chap13b_rt6-2-8_ed01-2014
Lang indrukken: resetten
van het systeem.
toegang tot het menu
"
Telefoon" en weergave van de
laatste gesprekken of inkomend
gesprek accepteren.
BASISFUNCTIES
kort indrukken: selecteren van een opgeslagen
radiozender .
Lang indrukken: in het geheugen opslaan van de
huidige radiozender.
toegang tot het Menu "
MUSIC " en weergave van de tracks
of de afspeellijsten van de CD/MP3/Apple
®-apparatuur.
Lang indrukken: weergave van het paneel met audio-
regelknoppen voor de geluidsbron " MEDIA" (CD/
u S b /iPod/
Streaming/A
u
X).toegang tot het menu "
RADIO " en
weergave van de zenderlijst.
Lang indrukken: weergave van het
paneel met audio-regelknoppen voor de
geluidsbron tuner.
363
DS3_nl_Chap14_index-recherche_ed01-2014
eco-modus .................................................... 234ec
o-rijden (adviezen) ...................................... 14
el
ectronic b
r
ake Force Distribution (
e
b
D
) ...15 4
el
ektronisch gestuurde versnellingsbak .........14
eMyWay
.................................................. 55, 281
eS
P/AS
r
....................................................... 155
eS
P: e
l
ektronisch stabiliteitsprogramma
.....15
5Gereedschap
................................................
2
07
Gewichten
.....................................
263, 267, 270
Gewichten, overzicht ....................
263, 267, 270
GPS
...............................................................
290
Grootlicht
...............................................
13 2 , 217
Interieurverlichting ........................143, 14 4, 2 23
ISoFI X .......................................................... 185
IS
o
F
IX bevestigingen
...........................18 4, 18 6
IS
o
F
IX kinderzitjes
...............................18 4 -18 6Dagrijverlichting .................................... 1 3 7, 2 1 9
Dagteller .......................................................... 40
Dagteller resetten
........................................... 40
Dashboardkastje
...............................
..............99
Dashboardverlichting
...................................... 41
D
ashboardverlichting (dimmer)
...................... 41
D
atum (instellen)
................................. 48, 51, 55
Derde remlicht
............................................... 2
22
Dieselmotor
..................... 24, 191, 250, 268, 270
Dimlicht
................................................. 13
2, 216
Display instrumentenpaneel
.............18, 20, 117
Follow-me-home-verlichting
.................13 5, 13 6
Functie snelweg (richtingaanwijzers)
........... 14
8Halogeenlampen
...........................................215
Handgrepen
..............................................76, 77
Handrem
...............................................10 6, 256
Handsfree set
.......................................304, 345
Hill Start Assist
...............................
...............121
Hoedenplank
.................................................103
Hoofdsteunen achter
...................................... 79
H
oofdsteunen verstellen
.................................75
Hoofdsteunen vóór .......................................... 75
Hulpoproep
................................... 1
49, 279, 280
Identificatiegegevens
....................................2 74
Identificatie (stickers)
.................................... 2
74
Instellen van de uitrustingen
.......48, 51, 55, 350
Instrumentenpaneel
.................................. 1
8, 20
Instrumentenpanelen
................................18, 20
Interieurfilter
..................................................255
Interieurfilter (vervangen)
.............................255
Interieurindeling
........................................ 9
8, 99
Interieur ontgrendelen
....................................69
jA
C
k-
aansluiting
.........................3
21, 342, 344
ka
artleeslampjes
..................................143, 2 23
ken
tekenplaatverlichting
......................2
20, 221
ki
lometerteller
.................................................40ki
nderbeveiliging
..................................181, 18 6
ki
nderen
.........................................181, 18 4 -18 6
ki
nderen (veiligheidsvoorzieningen)
...........16
6,
174 -176, 181, 18 4 -18 6
kin
derzitjes
............................17
4 -176 , 18 0, 181
ki
nderzitjes (conventioneel)
.........................180
kl
embeveiliging
...............................................66
kl
eurcode lak
................................................2 74
kl
eurendisplay 16/9
........................................55
kl
eurendisplay met kaartweergave D
t
....285, 324
klok
je (instellen)
...............................
...48, 51, 55
ko
elvloeistofniveau
.................................35, 253
ko
elvloeistoftemperatuur
................................35
ko
elvloeistoftemperatuurmeter
......................35
Trefwoordenregister
DS3_nl_Chap14_index-recherche_ed01-2014
navigatiesysteem..........................287, 288, 295niv
eaus controleren ...............................251-254
niv
eaus en controles
............................249 -254
no
odbediening achterklep
..............................71
no
odbediening portieren
................................ 70
Lampen vervangen .......................2 15, 220-222
Leder (onderhoud) ........................................ 2
41
Lekke band
.................................................... 202
Lichtmetalen velgen
...................................... 24
0
Lichtschakelaar
............................................. 13
2
Lokaliseren van de auto
..................................62
LPG
.......
............................................... 266, 267
Luchtfilter
...................................................... 255
Luchtfilter (vervangen)
..................................255
Luchtrecirculatie .............................................. 90
Luchttoevoer (bediening)
................................ 90
Mistlampen vóór .................................... 13 4, 218
Monochroom display .................... 3
38, 348, 350
Motoren
........................................ 260, 266, 268
Motorenoverzicht
.........................260, 266, 268
Motorkap
....................................................... 247
Motorkap, openen
......................................... 247
Motorolie
...............
........................................ 2 51
Motorolieniveau, controle
...............................39
Motorolieniveaumeter
.............................3 9, 2 51
Motorruimte
........................................... 249, 250
M P3 (CD)
...................................................... 3 41
Multifunctioneel display (met autoradio)
.................................. 48, 51, 55
Multimediaspelers
......................................... 316kofferdeksel sluiten .................................. 61, 71ko
plampen ............................... .............215, 217
ko
plampverstelling
....................................... 13
8
k
rik
................................................................ 207ol
iefilter .........................................................255ol
iefilter (vervangen) ....................................255
ol
ieniveau
...............................................3 9, 2 51
ol
iepeilstok
..............................
...............3 9, 2 51
oli
everbruik
...................................................2
51
ond
erhoud (adviezen)
..................................240
ond
erhoudsadviezen
...................................24
0
ond
erhoudscontroles
.....................................14
ond
erhoudsintervalindicator
..........................36
ond
erhoudsintervalindicator resetten
............38on
tdooien.................................................. 87, 93
on
tgrendelen
..................................................60
on
twasemen
.............................................87, 90
opb
ergvak..................................................... 103
op
bergvakken
...........................................98, 99
op
bergvakken portieren
.................................98
op
schakelindicator
.......................................117
Make-upspiegel
.............................................. 99
Matte lak
........................................................ 240
Matten
........................................................... 101
Mat verwijderen
............................................ 10
1
Menustructuren display
...............324, 348, 350
Milieu
......................................................... 14, 6 5
Milieubewust rijden
......................................... 14
M
istachterlicht
............................... 134, 220, 221 Parfumeur
.......................................................
94
P
arfumeur (element)
.......................................94
P
arkeerhulp achter
.......................................12
6
Parkeerlichten
....................... 1
32, 217, 220, 221
Passagiersairbag uitschakelen
....................166
Plafonnier
......................................................143
Plafonniers
....................................................223
Portieren
.........................................................68
Portieren openen
................................60, 68, 70
Portieren sluiten
........................................61, 6 8