84
C3Picasso_nl_Chap06_amenagement_ed01-2014
Kinderspiegel
Zonneklep
De zonneklep kan zowel omlaag als naar opzij
worden geklapt.
De zonnekleppen zijn voorzien van een
afdekbare make-upspiegel en een tickethouder.
Dashboardkastje
Het dashboardkastje bestaat uit speciale
ruimtes voor het opbergen van een fles
frisdank, het instructieboekje van de auto,...
F
t
rek
de handgreep omhoog om het
dashboardkastje te openen.
De verlichting van het dashboardkastje treedt
in werking zodra de klep wordt geopend.
De kinderspiegel is aangebracht boven de
binnenspiegel. Hiermee kunnen de kleine
passagiers achter in de auto in de gaten
worden gehouden of kan gemakkelijker een
gesprek worden gevoerd tussen de inzittenden
voor- en achterin, zonder de instelling van de
binnenspiegel te hoeven wijzigen en zonder
dat u zich hoeft om te draaien. De spiegel is
wegklapbaar om verblinding te voorkomen.
Voorzieningen
86
C3Picasso_nl_Chap06_amenagement_ed01-2014
Matten
De matten zijn uitneembaar en beschermen de vloerbedekking van de auto.
Terugplaatsen
terugplaatsen van de mat aan de
bestuurderszijde:
F
l
eg de mat goed op zijn plaats,
F
d
ruk de bevestigingen vast,
F
c
ontroleer of de mat goed vastzit.
Bevestigen
Gebruik, wanneer u een nieuwe mat
bevestigt aan bestuurderszijde, uitsluitend de
bevestigingen uit het bijgeleverde zakje.
De overige matten worden gewoon op de
vloerbedekking gelegd.
Verwijderen
Ver wijderen van de mat aan de
bestuurderszijde:
F
z
et de stoel in de achterste stand,
F
m
aak de bevestigingen los,
F
v
erwijder vervolgens de mat.
Kaarthouder
om te voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
-
g
ebruik uitsluitend matten die op de
bevestigingen van de auto passen;
het gebruik van deze bevestigingen
is verplicht.
-
g
ebruik nooit meer dan één mat per
plaats.
bi
j gebruik van niet door CI
t
ro
Ën
g
oedgekeurde matten kan de bediening
van de pedalen worden gehinderd en kan
de werking van de snelheidsregelaar/-
begrenzer negatief worden beïnvloed.
Deze bevindt zich boven op het middendeel
van het dashboard.
Hierin kunt u bijvoorbeeld een tol- of
parkeerkaart opbergen.
Voorzieningen
114
C3Picasso_nl_Chap08_securite_ed01-2014
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,...)
kan het nuttig zijn de systemen CD
s
en A
s
r uit
te schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen
en weer grip kunnen krijgen.
F
D
ruk op de toets die zich in het midden van
het dashboard bevindt.
Als dit lampje op het
instrumentenpaneel en het
controlelampje van de toets branden,
zijn de systemen CD
s
en A
s
r
uitgeschakeld.
Opnieuw inschakelen:
Deze systemen worden automatisch weer
ingeschakeld als het contact opnieuw wordt
aangezet of vanaf 50
km/h.
F
D
ruk nogmaals op de toets om de
systemen handmatig weer in te schakelen.
Storing
Als dit lampje gaat branden in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het
multifunctionele display, duidt dit op
een storing in deze systemen.
stabiliteitscontrolesystemen
De antislipregeling verbetert de tractie van de
wielen om doorslippen te voorkomen, door in
te grijpen op de remmen van de aangedreven
wielen en op het motorkoppel.
De dynamische stabiliteitscontrole grijpt in via
de remmen van één of meer wielen en via het
motorkoppel om de auto (binnen de grenzen
van de natuurkundige wetmatigheden) weer in
de juiste koers te brengen.
Antislipregeling
(ASR) en dynamische
stabiliteitscontrole (CDS)
In dat geval gaat dit controlelampje
op het instrumentenpaneel
knipperen.
Inschakelen
De systemen worden automatisch ingeschakeld
zodra de motor wordt gestart.
De systemen worden geactiveerd zodra de
wielen te weinig grip hebben of de koers van
de auto afwijkt van de door de bestuurder
gewenste richting. De systemen CD
s
en A
s
r zorgen
voor meer veiligheid tijdens het rijden.
De bestuurder mag zich echter nooit
laten verleiden tot het nemen van meer
risico's of het te hard rijden.
De goede werking van de systemen
wordt verzekerd door de naleving
van de voorschriften van de
constructeur op het gebied van wielen
(banden en velgen), onderdelen
van het remsysteem, elektronische
onderdelen alsmede de montage- en
reparatieprocedures.
Laat de systemen na een aanrijding
controleren door het CI
t
ro
Ën-
netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats.
Laat de systemen controleren door het
CI
t
ro
Ën-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Veiligheid
119
C3Picasso_nl_Chap08_securite_ed01-2014
Airbags
Frontairbags
De frontairbags beschermen de bestuurder
en voorpassagier bij een ernstige frontale
aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in
het stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard boven het dashboardkastje.
Activering
De airbags - behalve de airbag aan
passagierszijde als deze is uitgeschakeld -
worden opgeblazen bij een ernstige frontale
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone vóór (A), in de lengterichting van
de auto en horizontaal vanaf de voorzijde
richting de achterzijde van de auto.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen
de inzittende vóór en het dashboard om te
verhinderen dat deze naar voren wordt geslingerd.
Registratiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Imp actzone opzij.
De airbags zijn speciaal ontworpen om de
veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd
de middelste passagier achter) bij ernstige
aanrijdingen te verbeteren. De airbags
vormen een aanvulling op de werking van
de veiligheidsgordels met spanbegrenzers
(behalve bij de middelste passagier achter).
De elektronische schoksensoren registreren
de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan
de registratiezones voor een aanrijding worden
blootgesteld:
-
b
ij een ernstige aanrijding gaan de airbags
onmiddellijk af om de inzittenden van de
auto (uitgezonderd de middelste passagier
achter) te helpen beschermen. Direct
na de aanrijding ontsnapt het gas snel
uit de airbags, zodat het zicht niet wordt
belemmerd en de inzittenden de auto
eventueel kunnen verlaten,
-
b
ij een minder ernstige aanrijding of een
aanrijding van achteren en in bepaalde
gevallen waarbij de auto over de kop
slaat, treden de airbags niet in werking.
De veiligheidsgordels helpen u in deze
situaties voldoende te beschermen.
De airbags werken alleen als het
contact aan is.
De airbags werken slechts eenmaal.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt
(tijdens hetzelfde of een volgend
ongeval), worden de airbags niet meer
opgeblazen. Het activeren van (een van) de airbags
gaat gepaard met wat rook en een
knal, als gevolg van de activering van
de pyrotechnische lading die in het
systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan
voor personen die hier gevoelig voor
zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan wordt
geproduceerd, kan het gehoor
gedurende een korte periode enigszins
verminderen.
8
Veiligheid
122
C3Picasso_nl_Chap08_securite_ed01-2014
Airbags vóór
Houd het stuur wiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuur wielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten niet op het dashboard laten rusten.
ro
ok niet in de auto. Als de airbag wordt opgeblazen, kunnen brandende sigaretten of een pijp
brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Ver wijder het stuur wiel nooit, maak geen gaten in de stuur wielbekleding en sla er niet op.
be
vestig geen voor werpen of stickers op het stuur wiel of op het dashboard. Deze kunnen bij
het afgaan van de airbags letsel veroorzaken.
Zijairbags
bedek de stoelen uitsluitend met daarvoor goedgekeurde stoelhoezen, die in combinatie met
actieve zijairbags gebruikt kunnen worden. Voor informatie over de stoelhoezen die geschikt
zijn voor uw auto kunt u zich wenden tot het CI
t
ro
Ën-
netwerk.
ra
adpleeg de rubriek "Accessoires".
be
vestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen (kleding...): dit zou bij het afgaan van de
airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.
Window-airbags
bevestig nooit iets op de hemelbekleding; dit zou bij het afgaan van de window-airbags
kunnen leiden tot hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van het dak (indien aanwezig); deze maken deel uit van de
bevestiging van de window-airbags.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinderen,
huisdieren, objecten...). Dit kan de goede
werking van de airbag belemmeren en/of
de inzittende bij het opblazen van de airbag
verwonden.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw
auto de airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemen
mogen uitsluitend door het CI
t
ro
Ën-
n
etwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats worden uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften
worden nageleefd, blijft de kans bestaan op
letsel of lichte brandwonden aan het hoofd,
de borst of de armen als de airbag wordt
geactiveerd. De airbag wordt namelijk zeer
snel opgeblazen (binnen enkele milliseconden)
en loopt vervolgens even snel leeg, waarbij
de warme gassen via de daarvoor bestemde
openingen naar buiten stromen.
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften voor
een maximale effectiviteit van
de airbags:
Maak er een gewoonte van om normaal
rechtop in de voorstoelen te zitten.
Draag altijd een correct afgestelde
veiligheidsgordel.
Veiligheid
146
C3Picasso_nl_Chap10_verification_ed01-2014
Remvloeistofniveau
Het remvloeistofniveau dient zich
zo dicht mogelijk bij het merkteken
"MA XI" te bevinden. Controleer
indien dit niet het geval is of de
remblokken van uw auto zijn
versleten.
Remvloeistof ver versen
raadpleeg het garantie- en onderhoudsboekje
v oor het voorgeschreven verversingsinterval.
Type remvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
remvloeistof.
Motorolie bijvullen
raadpleeg de rubriek "be nzinemotor" of
"Dieselmotor" om te zien waar de olievuldop
zich bevindt in de motorruimte van uw auto.
F
D
raai de dop van de vulopening.
F
G
iet de olie voorzichtig in de opening om
morsen op motoronderdelen te voorkomen
(dit kan brand veroorzaken).
F
W
acht enkele minuten en controleer
vervolgens nogmaals het oliepeil met de
peilstok.
F
V
ul indien nodig nog olie bij.
F
D
raai nadat u het oliepeil nogmaals hebt
gecontroleerd de dop zorgvuldig op de
vulopening en steek de peilstok weer in de
schacht.
na h
et bijvullen zal de olieniveaumeter op het
dashboard bij het aanzetten van het contact na
30
minuten de juiste waarde aangeven.
Olie ver versen
raadpleeg het garantie- en onderhoudsboekje
v oor het verversingsinterval voor uw auto.
Maak om een verminderde betrouwbaarheid
van de motor en de emissieregeling te
voorkomen nooit gebruik van additieven in de
motorolie.
onderhoud
155
C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2014
Wiel verwisselen
Het gereedschap bevindt zich onder de vloer
van de bagageruimte:
F
o
pen de achterklep,
F
v
erwijder de vloerplaat,
F
t
il de vloerbedekking op,
F
v
erwijder de houder waarin het
gereedschap is opgeborgen.
F
v
erwijder de polystyreen opbergbak,
Overige accessoires
5. Afneembaar sleepoog. Z ie de paragraaf "sl epen van uw auto".
Toegang tot het gereedschap
In het geval van een lekke band kunt u het wiel met het bij de auto geleverde gereedschap ver wisselen volgens de onderstaande procedure.
Beschikbaar gereedschap
Dit gereedschap is specifiek voor uw auto.
Gebruik het niet voor andere doeleinden.
1.
Wielsleutel.
H
iermee kan de wieldop worden ver wijderd
en kunnen de wielbouten worden
losgedraaid.
2.
k
r
ik met geïntegreerde slinger.
H
iermee kan de auto worden opgekrikt.
3.
G
ereedschap voor het ver wijderen van
sierdoppen.
H
iermee kunnen bij lichtmetalen velgen
de sierdoppen van de wielbouten worden
verwijderd.
4.
D
op voor het verwijderen van slotbouten
(in het dashboardkastje).
H
iermee kunnen met behulp van de
wielsleutel de speciale slotbouten worden
ver wijderd (voor zover de auto ermee
uitgerust is).
11
Praktische informatie
172
C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2014
Zekeringen vervangenIn het geval van een storing in een bepaalde functie kunt u de desbetreffende defecte zekering vervangen volgens de onderstaande procedure.
De tang voor het verwijderen van zekeringen
evenals de reservezekeringhouders bevinden
zich aan de binnenzijde van het deksel van de
zekeringkast in het dashboard:
F
t
rek aan de zijkant van het deksel om het
los te maken,
F
v
erwijder het deksel volledig,
F
m
aak de tang los.
Vervangen van een zekering
Voordat u een zekering vervangt, dient u de
oorzaak van de storing op te sporen en te
(laten) verhelpen.
F u kunt aan de draad van een zekering zien
of deze defect is.
F
G
ebruik de speciale tang om de zekering
uit de zekeringkast te verwijderen.
F
V
ervang een defecte zekering altijd door
een zekering met dezelfde stroomsterkte.
F
s
e
lecteer de zekering aan de hand van
het nummer op de zekeringkast, de op de
zekering aangegeven stroomsterkte en het
onderstaande overzicht. Goed
DefectCI
tro
Ën i
s niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit storingen
veroorzaakt door het monteren
van extra accessoires die niet door
CI
t
ro
Ën
aanbevolen en geleverd
worden, en die niet volgens haar
voorschriften zijn gemonteerd. Dit
geldt met name als het gezamenlijke
stroomverbruik van de extra
accessoires meer dan
10
milliampère bedraagt.Montage van elektrische
accessoires
bij het ontwerp van het elektrische
circuit van uw auto is reeds rekening
gehouden met de montage van zowel de
standaarduitrusting als eventuele opties.
raadpleeg het CItroËn- netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats voordat u andere
elektrische voorzieningen of accessoires in
de auto monteert of laat monteren.
Toegang tot het gereedschap
Praktische informatie